Wetenschappelijk onderzoek

Algemeen
Algemeen, recent onderzoek
Aminozuren
Anti-oxidanten
Glucosamine-Chondroïtine
Kruiden
Mineralen
Probiotica
Vetzuren
Vitamine B
Vitamine C
Vitamine D
Vitamine E

/

Foliumzuur in de vroege zwangerschap belangrijk voor goede ontwikkeling hersenen van het kind

Het gebruik van foliumzuur voor en tijdens de eerste maanden van de zwangerschap is een belangrijke maatregel om aangeboren afwijkingen in de ontwikkeling van wervels en ruggenmerg (open ruggetje, spina bifida) te helpen voorkomen. Eerdere onderzoeken hebben gesuggereerd dat een tekort aan foliumzuur ook een negatieve invloed op de ontwikkeling zou kunnen hebben. Om dit na te gaan hebben onderzoekers van de Rotterdamse Erasmus universiteit gekeken naar de invloed van een tekort aan foliumzuur in het bloed (< 8 nmol/L) tijdens de eerste maanden van de zwangerschap. Kinderen van moeders met een tekort bleken op de leeftijd van 6 jaar een lager volume van de hersenen te hebben. Ook scoorden zij lager in testen voor taalontwikkeling en visueel-ruimtelijke ontwikkeling. Een hoger homocysteïne gehalte in het bloed van de moeder in de eerste maanden van de zwangerschap (> 9.1 micromol/L) ging eveneens gepaard met lagere scores in deze aspecten van de ontwikkeling. Voldoende foliumzuur (en bij een verhoogd homocysteïnegehalte ook vitamine B12) in de eerste maanden van de zwangerschap is daarmee dus ook belangrijk voor de ontwikkeling van het kind op de lange termijn.

Ars CL, Nijs IM, Marroun HE, Muetzel R, Schmidt M, Steenweg-de Graaff J, van der Lugt A, Jaddoe VW, Hofman A, Steegers EA, Verhulst FC, Tiemeier H, White T. Prenatal folate, homocysteine and vitamin B12 levels and child brain volumes, cognitive development and psychological functioning: the Generation R Study. Br J Nutr. 2019 Sep;122(s1):S1-S9

Hoger gehalte omega-3 vetzuren in het bloed gaat gepaard met minder verkalking in de aorta: sterkste verband met DHA

Onderzoek naar de relatie tussen de omega-3 vetzuren EPA en DHA en vaatafwijkingen onder de algemene bevolking zijn schaars. Om na te gaan of er een verband bestaat tussen de hoeveelheid van deze vetzuren in het bloed en het bestaan van vaatafwijkingen (in dit geval verkalking in de aorta) hebben onderzoekers 998 mannen van diverse afkomst (blanke en Afro Amerikaanse mannen en mannen van Japanse afkomst in de VS en 310 mannen in Japan) zonder symptomen van hart- en vaatziekten onderzocht. Bij 56.5 procent van de proefpersonen werd verkalking in de aorta gevonden. Controle van de hoeveelheid omega-3 vetzuren in het bloed toonde aan dat een hogere totale hoeveelheid omega-3 vetzuren en een hogere hoeveelheid DHA in het bloed gepaard ging met een beduidend lager kans op verkalking, terwijl er geen significant verband werd gevonden met de hoeveelheid EPA in het bloed. Er was geen verschil in deze relatie tussen de personen van verschillende afkomst.

Mahajan H, Choo J, Masaki K, Fujiyoshi A, Guo J, Evans R, Shangguan S, Willcox B, Barinas-Mitchell E, Kadota A, Miura K, Kuller L, Shin C, Ueshima H, Sekikawa A. Serum long-chain n-3 polyunsaturated fatty acids and aortic calcification in middle-aged men: The population-based cross-sectional ERA-JUMP study.  Nutr Metab Cardiovasc Dis. 2019 May 7

Gecombineerd tekort aan vitamine A en vitamine D gaat gepaard met ernstiger eczeemklachten bij kinderen

Hoewel een tekort aan vitamine D in eerdere studies in verband is gebracht met eczeem is er weinig bekend over de invloed van een tekort aan vitamine A of een gecombineerd tekort aan vitamine A en D op eczeemklachten. Onderzoekers hebben daarom in het bloed van kinderen met atopisch eczeem gekeken naar het voorkomen van tekorten aan vitamine A en D in relatie tot de ernst van het eczeem.

Zij vonden hierbij dat kinderen met eczeem gemiddeld minder vitamine A en vitamine D in het bloed hadden gezonde kinderen. Zowel een tekort aan vitamine A als vitamine D ging gepaard met ernstiger klachten. Kinderen met een tekort aan beide vitaminen bleken daarnaast ernstiger eczeemklachten te hebben dan kinderen met een tekort aan één van deze vitaminen. Hoewel de exacte rol van deze vitaminen in eczeem nog niet geheel is opgehelderd lijkt het aan te bevelen een tekort aan deze vitaminen bij kinderen met eczeem te voorkomen of op te heffen.

Xiang J, Wang H, Li T. Comorbidity of Vitamin A and Vitamin D Deficiency Exacerbates the Severity of Atopic Dermatitis in Children.  Dermatology. 2019 Apr 9:1-9

Lage zinkspiegels in het bloed gaan gepaard met een slechtere regulatie van de bloedsuikerspiegel bij diabetes type 2

Zink, een mineraal met vele functies in het lichaam, speelt ook een belangrijke rol in het reguleren van de bloedsuikerspiegel. In een studie onder 200 patienten met diabetes type 2 en 192 gezonde controlepersonen is nu gekeken of er een verband bestond tussen de controle van de bloedsuikerspiegel en de hoeveelheid zink in het bloed. Proefpersonen werden verdeeld in twee groepen, een groep met een laag zinkgehalte (< 10.7 µmol/L) en met een normale zinkspiegel (> 10.7 µmol/L). Uit bloedonderzoek bleek dat diabetespatienten een lagere hoeveelheid zink in het bloed hadden, maar dat lage zinkspiegels ook gepaard gingen met een hogere nuchtere bloedsuikerspiegel en een hoger gehalte aan HbA1c (een maat voor de bloedsuikerspiegel over enkele maanden). Voorkomen of uitsluiten van een tekort aan zink lijkt daarmee van belang bij personen met diabetes type 2.

Farooq M. Zinc Deficiency is Associated with Poor Glycemic Control.  J Coll Physicians Surg Pak. 2019 Mar;29(3):253-257

Vitamine D-tekort leidt bij pasgeborenen tot een verhoogde kans op infectie

Vitamine D speelt op diverse punten een belangrijke regulerende rol in het immuunsysteem. Een tekort aan vitamine D kan daarom een negatief effect op het immuunsysteem hebben. Nu is in een studie gekeken naar de invloed van een tekort aan vitamine D bij pasgeborenen op specifieke witte bloedcellen die betrokken zijn bij de weerstand tegen infecties.

Van 56 moeders en hun pasgeboren kind werd de hoeveelheid vitamine D bepaald. Hierbij werd gevonden dat de hoeveelheid witte bloedcellen die mede voor bescherming tegen infecties lager was bij kinderen met een tekort aan vitamine D. Tevens trad bij 7 van de 43 kinderen met een tekort aan vitamine D sepsis ("bloedvergiftiging", een infectie met bacteriën in de bloedbaan) op. Bij de kinderen zonder tekort werd geen sepsis gevonden.

Een tekort aan vitamine D bij de moeder tijdens de zwangerschap is de oorzaak van tekort bij een pasgeboren kind. Het is daarom belangrijk om een tekort bij zwangere vrouwen te voorkomen of te corrigeren.

Youssef MAM, Zahran AM, Hussien AM, Elsayh KI, Askar EA, Farghaly HS. In neonates with vitamin D deficiency, low lymphocyte activation markers are risk factors for infection. Paediatr Int Child Health. 2018 Oct 30:1-8

Verband tussen inname van omega-3 vetzuren, impulsbeheersing en hersenontwikkeling bij pubers

Impulsbeheersing, een functie die o.a. gereguleerd wordt door een specifiek deel van de frontale hersenschors, is een belangrijk deel van de ontwikkeling. Een verminderde controle over impulsen wordt o.a. gezien bij ADHD.

Onderzoekers hebben gekeken naar de inname van omega-3 vetzuren, impulsbeheersing en de ontwikkeling van het deel van de hersenen dat hiervoor verantwoordelijk is bij 87 pubers (gemiddelde leeftijd 13 jaar). Hierbij werd niet alleen een betere impulsbeheersing gevonden bij degenen die meer omega-3 vetzuren consumeerden, maar ook aanwijzingen dat een lage inname gepaard kan gaan met een minder goede ontwikkeling van het deel van de hersenen dat hiervoor verantwoordelijk is. Voldoende inname van omega-3 vetzuren als DHA lijkt daarmee belangrijk voor een goede ontwikkeling van beheersing van impulsief gedrag en voor ontwikkeling van de hersenen.

Darcey VL, McQuaid GA, Fishbein DH, VanMeter JW. Dietary Long-Chain Omega-3 Fatty Acids Are Related to Impulse Control and Anterior Cingulate Function in Adolescents. Front Neurosci. 2019 Jan 9;12:1012

Verhoogd homocysteïnegehalte en (functioneel) tekort aan vitamine B12 veelvuldig aangetroffen bij patiënten met een TIA of herseninfarct

Een verhoogd gehalte aan homocysteïne in het bloed is een bekende risicofactor voor hart- en vaatziekten. Een tekort aan vitamine B12 is één van de factoren die tot een verhoogd gehalte aan homocysteïne kan leiden. In een studie in Canada is gekeken naar het voorkomen van een tekort aan vitamine B12 (< 156 pmol/L), een functioneel tekort aan vitamine B12 (B12 < 258 pmol/L plus een verhoogd homocysteïnegehalte) of een verhoogd homocysteïnegehalte ( > 14 µmol/L). Hierbij werd gevonden dat 8.2% van de patiënten een tekort aan vitamine B12 had. Bij 10.6% werd een functioneel B12 tekort gevonden, en bij 19.1% was er sprake van een verhoogd homocysteïnegehalte. Bij patiënten van 80 jaar en ouder werd bij 18.1% een functioneel B12 tekort gevonden, terwijl bij 35% sprake was van een verhoogd homocysteïnegehalte.

Het feit dat deze tekorten zo frequent worden gevonden, gecombineerd met de bekende negatieve invloed hiervan op hart- en vaatziekten, maakt dat de onderzoekers in deze studie adviseren om bij iedere patiënt na een TIA of herseninfarct bloedonderzoek naar vitamine B12 en homocysteïne uit te voeren.

Ahmed S, Bogiatzi C, Hackam DG, Rutledge AC, Sposato LA, Khaw A, Mandzia J, Azarpazhoo MR, Hachinski V, Spence JD. Vitamin B12 deficiency and hyperhomocysteinaemia in outpatients with stroke or transient ischaemic attack: a cohort study at an academic medical centre. BMJ Open. 2019 Jan 21;9(1):e026564

Tekort aan vitamine D gaat gepaard met meer pijnklachten bij mensen met lage rugpijn

Tekorten aan vitamine D komen veelvuldig voor, en geven vaak geen duidelijke symptomen, hoewel klachten als spierpijn en vermoeide spieren voor kunnen komen. Lage rugpijn, meestal zonder duidelijke oorzaak, is een veel voorkomende klacht, die vaak een grote invloed op de kwaliteit van leven heeft. Om na te gaan of er een relatie bestaat tussen vitamine D en de ernst van de klachten bij lage rugpijn hebben onderzoekers gekeken naar de vitamine D-spiegel bij personen die met lage rugklachten een kliniek bezochten. Hierbij werd een grenswaarde van 50 nmol vitamine D gehanteerd. Ruim 85% van de patiënten had een vitamine D-spiegel die lager was dan 50 nmol. Deze personen bleken meer pijnklachten aan te geven dan patiënten met een hogere vitamine D-spiegel. Vitamine D-tekort lijkt daarmee bij te kunnen dragen aan de klachten bij lage rugpijn. Erhan Gokcek and Ayhan Kaydu. Assessment of Relationship between Vitamin D Deficiency and Pain Severity in Patients with Low Back Pain: A Retrospective, Observational Study. Anesth Essays Res. 2018 Jul-Sep; 12(3): 680-684.

Hogere dosis vitamine D verbetert het resultaat van reguliere behandeling bij atopisch eczeem

Vitamine D heeft diverse regulerende functies in het immuunsysteem, en er bestaat een groeiende interesse in de rol van deze vitamine bij diverse ontstekingsgerelateerde aandoeningen.  Om na te gaan of er een positief effect optreedt bij patiënten met atopisch eczeem kregen 65 personen naast de reguliere behandeling (corticosteroïdcreme, zeepvervanger en zalf) dagelijks 5000 IU (125 µg) vitamine D of een placebo gedurende drie maanden.

Aan het einde van de studieperiode bleken proefpersonen me een serumspiegel van meer dan 50 nmol/L vitamine D minder eczeemklachten te hebben dan personen met een lagere vitamine D-spiegel. Toevoeging van vitamine D aan de standaardbehandeling bij eczeem kan het resultaat van de therapie verbeteren.

Sánchez-Armendáriz K, García-Gil A, Romero CA, Contreras-Ruiz J, Karam-Orante M, Balcazar-Antonio D, Domínguez-Cherit J. Oral vitamin D3 5000 IU/day as an adjuvant in the treatment of atopic dermatitis: a randomized control trial.  Int J Dermatol. 2018 Sep 20. doi: 10.1111/ijd.14220

Visolie heeft belangrijke positieve effecten bij vrouwen met PCOS

PCOS (polycysteus ovarium syndroom) is een veel voorkomende aandoening bij vrouwen. Het kenmerkt zich door een verstoring in de hormoonproductie, waarbij de werking of de productie van mannelijke geslachtshormonen toeneemt. Dit leidt niet alleen tot het uitblijven van de eisprong (onvruchtbaarheid), maar ook tot klachten als acne en overbeharing. Bij vrouwen met PCOS wordt naast de hormonale veranderingen een verstoorde suikerhuishouding gevonden door een verminderde werking van insuline (insulineresistentie), evenals tekenen van ontstekingsreactie in het bloed. Tenslotte komen ook depressieve klachten bij deze aandoening voor.

Om de effecten van omega-3 vetzuren uit visolie op de symptomen van PCOS te onderzoeken kregen 60 vrouwen met deze aandoening twee maal daags 1000 mg omega-3 vetzuren of een placebo gedurende 12 weken. Aan het eind van de studie bleken de visvetzuren een duidelijk positief effect te hebben. Zo was er sprake van een afname van de insulineresistentie, een vermindering van ontstekingsreactie (gemeten aan hCRP), een afname van de totale hoeveelheid testosteron, vermindering van overbeharing en een daling van oxidatieve stress. Daarnaast namen ook depressieve klachten af.

Deze studie toont aan dat gebruik van visolie bij PCOS een belangrijke ondersteuning kan vormen.

Amini M, Bahmani F, Foroozanfard F, Vahedpoor Z, Ghaderi A, Taghizadeh M, Karbassizadeh H, Asemi Z. The effects of fish oil omega-3 fatty acid supplementation on mental health parameters and metabolic status of patients with polycystic ovary syndrome: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial.  J Psychosom Obstet Gynaecol. 2018 Sep 19:1-9

Opheffen van een vitamine D-tekort verbetert de controle van de bloedsuikerspiegel bij mensen met diabetes type 2

In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat vitamine D een belangrijke rol speelt in de normale suikerstofwisseling. Vitamine D-tekorten komen helaas veelvuldig voor. Bij diabetes type 2 is vaak sprake van overgewicht en / of een hogere leeftijd, wat op zichzelf al de kans op een tekort aan vitamine D vergroot. Om na te gaan of aanvulling van vitamine D bij personen met een tekort hieraan ook positieve effecten had op de bloedsuikerspiegel kregen in dit onderzoek 140 personen met diabetes type 2 en een tekort aan vitamine D wekelijks 50.000 IU vitamine D of een placebo gedurende 12 weken. Alle proefpersonen gebruikten het medicijn metformine om de bloedsuikerspiegel te verlagen.

Na 12 weken was de vitamine D-spiegel duidelijk gestegen bij de personen die dit hadden gebruikt (van gemiddeld ongeveer 35 nmol/L naar gemiddeld 72 nmol/L). Om de controle van de bloedsuikerspiegel over een langere periode te controleren is gekeken naar het percentage HbA1c, een vorm van hemoglobine die gebonden is aan suiker en een standaard maat voor de controle van de bloedsuikerspiegel in voorafgaande maanden. Een waarde lager dan 7% wordt hierbij als optimaal gezien. Aan het begin van de studie was de gemiddelde waarde meer dan 8.2% maar na 12 weken was deze gedaald tot 5.96% bij de personen die vitamine D gebruikt hadden. Opheffen van een tekort aan vitamine D kan daarom een belangrijk onderdeel vormen van de behandeling van personen met diabetes type 2.

Khan DM, Jamil A, Randhawa FA, Butt NF, Malik U. Efficacy of oral vitamin D on glycated haemoglobin (HbA1c) in type 2 diabetics having vitamin D deficiency - A randomized controlled trial. J Pak Med Assoc. 2018 May;68(5):694-697

DHA heeft een remmend effect op ontstekingsactiviteit van macrofagen

Het vetzuur DHA (docosahexaeenzuur) is een omega-3 vetzuur dat veel voorkomt in vis- en algenolie. Visolie bevat naast EPA een hoge concentratie EPA (eicosapentaeenzuur), EPA wordt verantwoordelijk gehouden voor de ontstekingremmende werking van visolie, omdat dit vetzuur omgezet wordt in verschillende stoffen, de zogenaamde eicosanoiden, die ontstekingsreacties beïnvloeden. Nu wordt echter duidelijk dat ook DHA wordt omgezet in stoffen die kunnen helpen om een ontstekingsreactie te verminderen. DHA wordt opgenomen door macrofagen, cellen van het immuunsysteem die een belangrijke rol spelen bij een ontstekingsreactie. Deze macrofagen zetten DHA vervolgens om in andere stoffen die op diverse punten een remmende invloed op ontstekingsreacties hebben. Macrofagen die gekweekt werden met DHA namen dit vetzuur niet alleen in relevante hoeveelheden op, maar produceerden na stimulatie ook significant minder ontstekingbevorderende stoffen als interleukine-6. DHA draagt bij aan de ontstekingremmende effecten van vis- of algenolie.

Caron JP, Gandy JC, Brown JL, Sordillo LM. Docosahexaenoic acid-derived Oxidized Lipid Metabolites Modulate the Inflammatory Response of Lipolysaccharide-stimulated Macrophages. Prostaglandins Other Lipid Mediat. 2018 May 12

Verband gevonden tussen voeding, supplementen en cognitief herstel na behandeling voor borstkanker

Cognitieve problemen (zoals geheugen- en concentratieproblemen) komen helaas niet zelden voor na behandeling van kanker met chemotherapie. Ongeveer 10 tot 15% van de patiënten ervaart deze klachten.

Om na te gaan of bepaalde voedingsmiddelen of supplementen invloed zouden kunnen hebben op deze klachten is onder 1047 vrouwen met borstkanker, die deelnamen aan de Shanghai Breast Cancer Survival Study, gekeken naar cognitief functioneren. Hiertoe werden 18 en 36 maanden na de diagnose twee vragenlijsten ingevuld waarmee diverse cognitieve functies konden worden beoordeeld. Ook werd gevraagd naar het voedingspatroon en gebruik van supplementen in deze periode.

Na 36 maanden bleek een hogere inname van groenten, fruit en vis met de voeding, evenals het gebruik van B-vitaminen en vitamine E als supplement, gepaard te gaan met een grotere verbetering van de klachten. Het gebruik van visoliesupplementen en het drinken van thee ging gepaard met een beter resulaat in testen voor het geheugen. De onderzoekers geven aan dat juiste voeding en gebruik van supplementen kunnen ondersteunen in cognitief herstel na chemotherapie.

Huang Z, Shi Y, Bao P, Cai H, Hong Z, Ding D, Jackson J, Shu XO, Dai Q. Associations of dietary intake and supplement use with post-therapy cognitive recovery in breast cancer survivors. Breast Cancer Res Treat. 2018 May 9

Lagere vitamine D-spiegels verhogen de kans op longontsteking en complicaties hiervan bij kinderen

Vitamine D speelt een belangrijke rol in de natuurlijke weerstand tegen tal van infecties. Om na te gaan of er verschil is in de vitamine D-spiegels bij kinderen in de leeftijd van 3 dagen tot 14 jaar die longontsteking kregen buiten het ziekenhuis en andere kinderen werd over een periode van drie jaar vitamine D gemeten bij 797 kinderen met longontsteking en 785 kinderen zonder longontsteking. Hierbij werd gevonden dat de vitamine D-spiegels bij kinderen met een longontsteking significant lager waren. Bovendien bleek dat kinderen die sepsis ontwikkelden door de longontsteking lagere vitamine D-spiegels hadden dan kinderen die geen sepsis ontwikkelden. Tenslotte bleek de kans op behoefte aan beademing en het ontwikkelen van meervoudig orgaanfalen door de sepsis ook groter bij kinderen binnen de groep met sepsis die de laagste hoeveelheid vitamine D in het bloed hadden. Lagere vitamine D-spiegels bleken dus niet alleen gepaard te gaan met een hogere kans op longontsteking. De kans op sepsis en andere (ernstige) complicaties nam steeds verder toe bij een lagere hoeveelheid vitamine D in het bloed. Li W, Cheng X, Guo L, Li H, Sun C, Cui X, Zhang Q, Song G. Association between serum 25-hydroxyvitamin D concentration and pulmonary infection in children. Medicine (Baltimore). 2018 Jan;97(1):e9060

Rhodiola rosea-extract kan symptomen van overbelasting en burn-out helpen verminderen

Rhodiola rosea is een vetplant die op grotere hoogten groeit. De plant komt op veel plaatsen voor, van Noord-Amerika en Scandinavië tot de Himalaya. Een extract van de wortel van deze plant wordt al vele jaren gebruikt als adaptogeen, een middel dat helpt om aan te passen aan psychische en/of lichamelijke belasting. Rhodiola wordt voornamelijk ingezet bij (langdurige) stress of overbelasting.

In twee recente studies zijn de effecten van Rhodiola rosea-extract bij personen met klachten door langdurige stress onderzocht. In de eerste studie gebruikten 120 personen met burn-out klachten door langdurige belasting (bijvoorbeeld mantelzorg), gedurende 12 weken Rhodiola. Aan het begin van deze periode en na 1, 8 en 12 weken werden symptomen van burn-out aan de hand van een breed scala aan vragenlijsten bepaald. Hierbij werd gevonden dat tal van klachten, van stemming en prikkelbaarheid tot lichamelijke vermoeidheid verminderden. Voor de meeste klachten werd na één week al verschil gevonden en na 8 en 12 weken was de afname van de klachten nog groter1.

In de tweede studie gebruikten 100 personen met langdurige/chronische vermoeidheidsklachten gedurende 8 weken Rhodiola. Ook hier werd al na één week verbetering gevonden, niet alleen met betrekking tot de vermoeidheidsklachten, maar ook op het gebied van de stemming en stress. Ook werd minder beperking in het dagelijks leven ervaren na gebruik van Rhodiola. Na 8 weken waren ook hier de verbeteringen nog verder toegenomen ten opzichte van de resultaten na één week2.

Gebruik van Rhodiola kan een goede ondersteuning zijn voor personen die kampen met de gevolgen van (langdurige) stress en laat in onderzoek zien een breed scala van lichamelijke en psychische symptomen te kunnen verlichten.

Referenties:
1.Kasper S, Dienel A. Multicenter, open-label, exploratory clinical trial with Rhodiola rosea extract in patients suffering from burnout symptoms. Neuropsychiatr Dis Treat. 2017;13:889-8982. Lekomtseva Y, Zhukova I, Wacker A. Rhodiola rosea in Subjects with Prolonged or Chronic Fatigue Symptoms: Results of an Open-Label Clinical Trial. Complement Med Res. 2017;24(1):46-52

Ester-C beter in witte bloedcellen opgenomen dan ascorbinezuur

Ester-C is een vorm van vitamine C die naast calciumascorbaat ook metabolieten van vitamine c (o.a. threonaat) bevat. In diverse studies is aangetoond dat deze vorm van vitamine C zich anders in het lichaam gedraagt dan "gewone" vitamine C (ascorbinezuur). In een nieuwe studie is bij 20 mannen en 20 vrouwen gekeken naar de effecten van de inname van 1000 mg Ester-C, ascorbinezuur of een placebo.

In een dubbelblinde cross-over studie gebruikten de proefpersonen met 7 dagen tussentijd steeds één van de studiesupplementen. Na inname werd na 2, 4, 8 en 24 uur bloed afgenomen om de concentratie vitamine C te bepalen. Hierbij werd gevonden dat Ester-C een hogere maximale concentratie in het bloed liet zien na inname. Belangrijker is echter dat er een significant verschil bestond tussen de verschillende vormen van vitamine C in de toename van de concentratie hiervan in witte bloedcellen, wat een betere weergave is voor opname van vitamine C in de weefsels. Niet alleen steeg de concentratie het meest na toediening van Ester-C, ook bleef deze stijging langer aanwezig in de leukocyten ten opzichte van ascorbinezuur.

Ester-C is daarom de beste keuze om de hoeveelheid vitamine C in de weefsels te laten stijgen.

Mitmesser SH et al. Determination of plasma and leukocyte vitamin C concentrations in a randomized, double-blind, placebo-controlled trial with Ester-C. SpringerPlus 2016;1161-1171

/

B-vitaminen blijken wel te beschermen tegen afname van hersenmassa bij ouderen met milde cognitieve beperkingen, maar alleen in aanwezigheid van voldoende omega-3 vetzuren.

In de afgelopen jaren is in meerdere studies gekeken naar eventuele positieve effecten van een combinatie van vitamine B6, B12 en foliumzuur op de hersenfunctie en hersenmassa van mensen met milde cognitieve beperkingen op hogere leeftijd. Helaas bleven de verwachte positieve resultaten uit. Omdat vooral afname van hersenmassa bij ouderen in verband wordt gebracht met het ontstaan van de ziekte van Alzheimer was wel gehoopt dat suppletie een positief effect kon hebben. Nu zijn de resultaten van een groot onderzoek opnieuw onder de loep genomen, waarbij is gekeken naar de hoeveelheid omega-3 vetzuren in het bloed van de proefpersonen. Hierbij werd de opvallende ontdekking gedaan dat de B-vitaminen bij mensen met hogere omega-3 spiegels de afname van hersenmassa over een periode van 2 jaar met 40% konden beperken. Opvallen was dat de proefpersonen die een placebo hadden gebruikt, maar wel een hoge omega-3 spiegel in het bloed hadden, evenveel afname van de hersenmassa vertoonden als mensen met een lage spiegel. Het lijkt er daarmee op dat een combinatie van B-vitaminen en omega-3 vetzuren noodzakelijk is om een positief effect te verkrijgen. Imrich Blasko. Interaction of ω-3 fatty acids with B vitamins in slowing the progression of brain atrophy: identifying the elderly at risk. Am J Clin Nutr 2015 102: 7-8;

Combinatie van GLA en alfa-liponzuur effectief bij carpaaltunnelsyndroom

Bij het carpaaltunnelsyndroom is er sprake van een beknelling van een van de zenuwen naar de hand ter hoogte van de pols, waardoor klachten van tintelingen, pijn en krachtsverlies kunnen optreden. In dit onderzoek werd gekeken naar de effectiviteit van GLA (360 mg per dag) gecombineerd met alfa-liponzuur (ALA, 600 mg per dag) gedurende 90 dagen bij personen met matig ernstige CTS-klachten. Deze behandeling werd vergeleken met een combinatie van B-vitaminen (vitamine B-6 150 mg, vitamine B-1 100 mg, vitamine B-12 500 microgram per dag). Aan het einde van de studieperiode was er een duidelijke vermindering van symptomen en functiebeperking in de GLA+ALA-groep, terwijl in de vitamine B-groep een geringe verbetering van symptomen, maar een verergering van de functiebeperking werd gevonden. Bij electromyografie (EMG) werd een duidelijke verbetering gevonden in de GLA+ALA-groep, terwijl bij de personen die de B-vitaminen hadden gebruikt geen verbetering werd gevonden.

Een combinatie van GLA en alfa-liponzuur is effectief in het bestrijden van symptomen en functiebeperking en het verbeteren van de zenuwfunctie bij personen met CTS.

G Di Geronimo, AF Caccese, L Caruso, A Soldati, and U Passaretti. Treatment of carpal tunnel syndrome with alpha-lipoic acid. Eur Rev Med Pharmacol Sci, March 1, 2009; 13(2): 133-9.

Vitamine A en slijmvliezen: een nieuwe relatie gevonden

Reeds jaren wordt vitamine A genoemd als een van de voedingsstoffen die belangrijk zijn voor de gezondheid van de slijmvliezen. In deze studie is een nieuw effect ontdekt van deze vitamine, om precies te zijn van de belangrijkste metaboliet van vitamine A: all-trans-retinoïnezuur.

Deze metaboliet van vitamine A heeft invloed op bepaalde cellen van het immuunsysteem: de CD4-positieve T-cellen. All-trans-retinoïnezuur stimuleert de expressie van het FoxP3-eiwit in deze cellen, samen met stimulatie door CD28 en antigeenpresenterende cellen in de slijmvliezen. De op deze wijze gevormde cellen hebben een regulerende activiteit op het immuunsysteem, en helpen om ongewenste ontstekingsreacties te voorkomen. Tegelijkertijd blijkt all-trans-retinoïnezuur in staat om de vorming van ontstekingsbevorderende Th17-cellen te remmen. Opvallend is dat de FoxP3+ T-cellen op hun oppervlak veel receptoren hebben die er voor zorgen dat zij specifiek naar de slijmvliezen migreren, met name de dunne darm.

Vitamine A, als grondstof voor all-trans-retinoïnezuur, is daarmee belangrijk in het immuunsysteem van huid en slijmvliezen, en helpt om ongewenste ontstekingsreacties te voorkomen.

Seung G. Kang, Hyung W. Lim, Ourania M. Andrisani, Hal E. Broxmeyer, and Chang H. Kim. Vitamin A Metabolites Induce Gut-Homing FoxP3+ Regulatory T Cells. J. Immunol., Sep 2007; 179: 3724 - 3733

Visolie vermindert de ziekteactiviteit, verbetert de endotheelfunctie en vermindert oxidatieve stress bij SLE (systemische lupus erythematosus)

Dit onderzoek is opgezet om de klinische effecten van een relatief lage dosering visolie bij personen met SLE vast te stellen. Hiertoe gebruikten 60 personen met SLE gedurende 24 weken dagelijks 3 gram visolie of een placebo. Voor, tijdens en na de studie werd gekeken naar de ziekte-activiteit (gemeten aan de hand van de SLAM-R en BILAG-scoresystemen voor de activiteit van SLE), de endotheelfunctie (vermogen tot verwijding van de bloedvaten), oxidatieve stress (middels 8-isoprostanen) en de samenstelling van vetzuren in de membraan van bloedplaatjes.

De groep die visolie had gebruikt liet een duidelijke daling van de ziekte-activiteit zien (SLAM-R gemiddeld van 9.4 naar 6.3, BILAG 13.6 naar 6.7), een verbetering van de endotheelfunctie (FMD van 3.0% naar 8.9%) en een vermindering van de hoeveelheid isoprostanen in bloedplaatjes (van 177pg/mg eiwit tot 90 pg/mg eiwit). De onderzoekers concludeerden dat inname van een relatief lage dosering visolie niet alleen de ziekteactiviteit verminderde bij SLE, maar tevens de endotheelfunctie verbeterde en de oxidatieve stress verminderde.

Stephen A Wright, Fiona M O'prey, Michelle T McHenry, William J Leahey, Adrian B Devine, Emeir M Duffy, Dennis G Johnston, Michael B Finch, Aubrey L Bell, and Gary E McVeigh. A randomised placebo-controlled interventional trial of omega-3-polyunsaturated fatty acids on endothelial function and disease activity in systemic lupus erythematosus. Ann Rheum Dis, September 17, 2007

Type vetten beïnvloeden de glucose-, insuline- en lipidenrespons na de maaltijd bij personen met diabetes type 2

De huidige aanbevelingen voor de consumptie van vetten bij diabetes type 2 berusten voornamelijk op de invloed op de nuchtere glucose- en lipidenspiegels. Tot nu toe was echter onduidelijk wat de invloed is op de respons van het lichaam direct na de maaltijd. Om dit effect na te kunnen gaan gebruikten 11 proefpersonen met diabetes type 2 een maaltijd rijk aan palmitinezuur (verzadigd), linolzuur, oliezuur (omega-9) of EPA en DHA. De concentraties insuline, glucose en triglyceriden in het bloed werden vervolgens gedurende 6 uur gemeten.

Hierbij bleek dat de insulinerespons lager was na de maaltijden die rijk waren aan oliezuur of EPA en DHA. De triglyceridenrespons was eveneens lager na de EPA/DHA maaltijd, maar was net niet statistisch significant. Er was geen significant effect op de glucoserespons.

De onderzoekers concludeerden dat maaltijden rijk aan oliezuur of EPA/DHA de respons van het lichaam positief kunnen beïnvloeden zonder de glucoserespons te veranderen.

Meena Shah, Beverley Adams-Huet, Linda Brinkley, Scott M Grundy, and Abhimanyu Garg. Lipid, glycemic, and insulin responses to meals rich in saturated, cis-monounsaturated, and polyunsaturated (n-3 and n-6) fatty acids in subjects with type 2 diabetes mellitus. Diabetes Care, September 5, 2007

Trombose in de hersenvenen: hoger risico bij een hoog homocysteïnegehalte en gebruik van de anticonceptiepil

Al langer is bekend dat een hoog homocysteïnegehalte gepaard gaat met een verhoogd risico op veneuze trombose in de benen. Ook in andere venen kan trombose voorkomen: een ernstige vorm is trombose in de venen van de hersenen. Of er ook een relatie met deze vorm bestons was onbekend. Om dit na te gaan werd bij 121 patiënten en 242 controlepersonen gekeken naar het homocysteïnegehalte. Bij 27% van de patiënten en 20 controlepersonen werd een verhoogd homocysteïnegehalte gevonden. Het risico op trombose in de hersenvenen is daarmee vier maal verhoogd bij een te hoog homocysteïnegehalte. Gebruik van de anti-conceptiepil verhoogt het risico met een factor 6. De onderzoekers vonden dat wanneer er sprake was van pilgebruik én een verhoogd homocysteïnegehalte het risico maar liefst 19 maal hoger was. Ida Martinelli, Tullia Battaglioli, Paola Pedotti, Marco Cattaneo and Pier M. Mannucci. Hyperhomocysteinemia in cerebral vein thrombosis. Blood 2003;102(4):1363-1366

Suppletie met vitamine E vermindert de kans op het optreden van trombose

In deze studie is binnen de deelneemsters aan de Women’s Health Study gekeken naar de invloed van vitamine E op de kans op diep veneuze trombose (“trombosebeen”) en longembolieën. De 39.876 vrouwen die aan deze studie deelnamen gebruikten om de dag 600 IU vitamine E of een placebo. Bij 26.779 vrouwen is voor de studie bloed afgenomen om te kijken of er genetische variaties bestonden die de kans op het optreden van trombose zou kunnen vergroten (factor V Leiden, G20210A prothrombine, en 677C>T MTHFR).

Gedurende een gemiddelde follow-up van 10,2 jaar bleek dat het aantal personen met trombose in de vitamine E-groep 21% lager was dan in de placebogroep. Bij personen die voor de studie al eens trombose ontwikkeld hadden bleek de kans met 44% te dalen. Bij vrouwen met de erfelijke eigenschappen factor V Leiden of de prothrombine-mutatie was de kans op het ontwikkelen van trombose 49% lager.

De onderzoekers concludeerden dat inname van 600 IU vitamine E om de dag de kans op trombose vermindert, met name bij vrouwen die al eens trombose hadden doorgemaakt of een genetisch bepaald verhoogde kans hierop hebben.

Robert J. Glynn, Paul M Ridker, Samuel Z. Goldhaber, Robert Y.L. Zee, and Julie E. Buring. Effects of Random Allocation to Vitamin E Supplementation on the Occurrence of Venous Thromboembolism. Report From the Women's Health Study. Circulation. published 10 September 2007, 10.1161/CIRCULATIONAHA.107.716407

Meer duidelijkheid over de rol van oxidatieve stress bij het verlies van botmassa na de menopauze

Reeds langer is bekend dat na de menopauze een toegenomen productie van TNF-alfa in het beenmerg optreedt, zowel als gevolg van oxidatieve stress als van activatie van T-cellen. In dit onderzoek is gekeken naar de effecten van wegvallen van de oestrogeenproductie bij muizen. Verhoogde oxidatieve stress in het beenmerg leidde tot productie van TNF-alfa door T-cellen, veroorzaakt door upregulatie van het CD80-molecuul op dendritische cellen in het beenmerg. Behandeling met antioxidanten of een speciaal antilichaam tegen CD80 voorkwam het verlies van botmassa.

Dit is de eerste beschrijving van het onderliggend mechanisme waarmee een verhoogde oxidatieve stress na de menopauze leidt tot verlies van botmassa.

Francesco Grassi, Gianluca Tell, Michaela Robbie-Ryan, Yuhao Gao, Masakazu Terauchi, Xiaoying Yang, Milena Romanello, Dean P. Jones, M. Neale Weitzmann, and Roberto Pacifici. Oxidative stress causes bone loss in estrogen-deficient mice through enhanced bone marrow dendritic cell activation. PNAS, Sep 2007; 10.1073/pnas.0703610104

Lage inname van meerdere voedingsstoffen bij patiënten met hartfalen

Vermoeidheid, misselijkheid en een snel gevoel van verzadiging kunnen leiden tot een lagere voedselinname bij patiënten met hartfalen. Om na te gaan of dit in de praktijk wordt gevonden is een groep van 57 patiënten met hartfalen onderzocht, en vergeleken met 40 patiënten uit hetzelfde ziekenhuis zonder hartfalen. Alle patiënten waren 60 jaar of ouder en werden behandeld met het vochtafdrijvende middel furosemide (LasixR). Aan de hand van vragenlijsten werd gekeken naar de inname van voedingsstoffen. Er bleek een te lage inname te bestaan van magnesium, zink, koper, mangaan, vitamine B1, vitamine B2 foliumzuur en totale energie. De inname van vitamine A, C en B3 lag hoger dan de ADH, wat werd veroorzaakt door het lokale mediterrane dieet. Furosemide verhoogt de uitscheiding van vitamine B1 met de urine. Als er dan ook nog eens een te lage inname plaatsvindt, kan dit snel leiden tot tekorten. Extra aanvulling is daarom zeker gewenst. De hier gebruikte voedingstabellen gaan uit van de ADH. Er wordt bij de berekening van de inname geen rekening gehouden met individueel hogere behoeftes. Gorelik O, Almoznino-Sarafian D, Feder I, Wachsman O, Alon I, Litvinjuk V, Roshovsky M, Modai D, Cohen N. Dietary intake of various nutrients in older patients with congestive heart failure. Cardiology. 2003;99(4):177-81

Lage hoeveelheid vitamine B12 in het bloed gaat gepaard met een snellere achteruitgang van de cognitieve vermogens
Reeds langer is bekend dat een hoger homocysteïnegehalte gepaard gaat met een lagere cognitieve functie. Het was echter onbekend of een tekort aan vitamine B12 dan wel foliumzuur hiervoor verantwoordelijk is.

In deze studie werden 1648 personen gedurende ongeveer 10 jaar gevolgd. In deze periode werd het cognitief functioneren drie maal onderzocht met behulp van de Mini Mental State Examination. In 1995 afgenomen bloed werd gebruikt om de hoeveelheid foliumzuur, vitamine B12, holotranscobalamine, methylmalonzuur (MMA) en totaal homocysteïne te bepalen.

Analyse van de gegevens liet zien dat hoge concentraties MMA (indicator voor functionele B12-status) en totaal homocysteïne, en een laag holotranscobalamine gepaard gingen met een duidelijk snellere achteruitgang van cognitieve vermogens. De foliumzuurconcentratie had hierop geen invloed.

Robert Clarke, Jacqueline Birks, Ebba Nexo, Per M Ueland, Joern Schneede, John Scott, Anne Molloy, and John Grimley Evans. Low vitamin B-12 status and risk of cognitive decline in older adults. Am J Clin Nutr 2007;86 1384-1391

Hogere foliumzuurspiegel in het bloed gaat gepaard met betere cognitieve functie, onafhankelijk van het homocysteïnegehalte

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat foliumzuur een belangrijke rol speelt in het cognitieve functioneren, hoewel het onderliggende mechanisme nog onduidelijk is. In deze studie is gekeken naar het cognitieve functioneren van 1033 personen van 60 tot 90 jaar zonder verschijnselen van dementie. Tevens werden van de proefpersonen scans van de hersenen gemaakt om tekenen van celverlies of cerebrale vaatproblemen op te sporen.

Hieruit bleek dat een hoger foliumzuurgehalte in het bloed gepaard ging met betere prestaties in testen van de cognitieve functie. Correctie voor het homocysteïnegehalte had nauwelijks invloed. Bovendien werd gevonden dat toename van de foliumzuurspiegel gepaard ging met een lagere kans op de aanwezigheid van laesies in de witte stof van de hersenen (een teken van vaatproblemen).

De onderzoekers concludeerden dat foliumzuur een positieve invloed heeft op het cognitief functioneren, onafhankelijk van het homocysteïnegehalte, en dat verbetering van doorbloeding van de hersenen c.q. het voorkomen van vaatproblemen hier waarschijnlijk een belangrijke rol in speelt.

Lonneke ML de Lau, Helga Refsum, A David Smith, Carole Johnston, and Monique MB Breteler. Plasma folate concentration and cognitive performance: Rotterdam Scan Study. Am J Clin Nutr 2007;86 728-734

 

Chronisch vermoeidheidssyndroom: chronische enterovirusinfectie?

Eerdere (dier)studies hebben reeds gewezen op een mogelijke rol van enterovirussen in het ontstaan of voortbestaan van het chronisch vermoeidheidssyndroom. De meeste personen die aan dit vermoeidheidssyndroom lijden hebben voortdurend of vrijwel voortdurend buik/darmklachten. Om de mogelijke rol van enterovirussen bij mensen met dit syndroom te onderzoeken werd bij 165 personen met CVS en 34 controlepersonen gekeken naar de aanwezigheid van dit virus in een biopt van het maagslijmvlies. Bij 82% van de personen met CVS was het virus aantoonbaar in de parietaalcellen van de maagwand, terwijl dit bij slechts 20% van de controlepersonen het geval was. Bij personen bij wie na enkele jaren een tweede biopt was genomen bleek de infectie vaak nog steeds te bestaan.

De onderzoekers concludeerden dat bij een belangrijk deel van de personen met CVS een chronische infectie met enterovirussen een belangrijke rol kan spelen in het ontstaan of onderhouden van de klachten.

John kai-sheng Chia and Andrew Y Chia. Chronic fatigue syndrome is associated with chronic enterovirus infection of the stomach. J. Clin. Pathol., Sep 2007; doi:10.1136/jcp.2007.050054

/

Taurine vermindert oxidatieve stress en verbetert de functie van het hart bij ijzerstapeling

IJzerstapeling, een erfelijk bepaalde situatie waarbij ijzer in het lichaam in grotere hoeveelheden dan normaal wordt opgeslagen, wordt steeds vaker vastgesteld. Omdat het opgeslagen ijzer via de Fenton-reactie in staat is om vrije radicalen te produceren wordt een verhoogde oxidatieve stress als oorzaak van een verhoogde kans op hartproblemen en beschadiging van bloedvaten gezien. Taurine vormt 25 tot 50% van de hoeveelheid aminozuren in de hartspier. Het heeft anti-oxidanteigenschappen, en is in staat om bepaalde calciumkanalen in hartspiercellen te blokkeren. Om na te gaan of taurine ook een positieve invloed heeft op de hartspier werd aan muizen met een verhoogde hoeveelheid ijzer in het lichaam extra taurine toegediend. Bij de muizen met een kunstmatige ijzerstapeling werd een aantal afwijkingen gevonden, waaronder een gestoorde werking van de hartspier, een hogere sterfte, verlaging van de bloeddruk, een verhoogde oxidatieve stress en een vertraagde hartslag. Toediening van taurine liet de hoeveelheid van deze stof in de hartspier met 45% toenemen, en leidde tot een verminderde sterfte, verbeterde functie van de hartspier, en normale hartslag en een normalisering van de bloeddruk. De afwijkingen in de hartspier die werden gevonden bij ijzerstapeling (bindweefselvorming en celdood van hartspiercellen) namen eveneens af na toediening van taurine. De oxidatieve stress nam af, en de markers voor peroxidatie van vetzuren daalden. Tevens werd geen verlaagde hoeveelheid glutathion meer in de spiercellen gevonden, wat bij ijzerstapeling normaal wel voorkomt. Taurine is in staat om een aantal negatieve gevolgen van ijzerstapeling, zoals een verhoogde oxidatieve stress, een gestoorde hartspierfunctie, en een verhoogde sterfte bij muizen te verminderen. De onderzoekers zien daarom taurine als een nieuwe therapeutische stof bij ijzerstapeling. Gavin Y. Oudit, Maria G. Trivieri, Neelam Khaper, Taneya Husain, Greg J. Wilson, Peter Liu, Michael J. Sole, and Peter H. Backx. Taurine Supplementation Reduces Oxidative Stress and Improves Cardiovascular Function in an Iron-Overload Murine Model. Circulation published 22 March 2004

Taurine remt het afsterven van niercellen onder invloed van een hoge bloedsuikerspiegel.

Een verhoogde bloedsuikerspiegel veroorzaakt afsterven van epitheelcellen in de nieren en nierbuisjes. Dit levert een bijdrage aan het ontstaan van nierbeschadiging bij diabetespatiënten. Van taurine is bekend dat de concentraties bij diabetes zowel binnen als buiten de cellen afgenomen is. Taurine kan o.a. als anti-oxidant fungeren, en daardoor de cellen beschermen. Wanneer gekweekte niercellen werden blootgesteld aan hogere glucoseconcentraties dan normaal, nam de sterfte van de cellen sterk toe. Toevoeging van taurine aan de cellen verminderde de celsterfte met 78%. Andere stoffen met een anti-oxidantwerking hadden een beschermend effect. De onderzoekers concludeerden dat taurine door zijn anti-oxidantwerking in staat was niercellen te beschermen tegen een verhoogde concentratie glucose, en daarmee een middel kan zijn om nierbeschadiging bij diabetespatiënten te helpen voorkomen. Verzola D, Bertolotto MB, Villaggio B, Ottonello L, Dallegri F, Frumento G, Berruti V, Gandolfo MT, Garibotto G, Deferran G. Taurine prevents apoptosis induced by high ambient glucose in human tubule renal cells. J Investig Med 2002 Nov;50(6):443-51

NAC verbetert spierprestatie en vermindert oxidatieve beschadiging bij mensen met ernstige COPD-klachten

Lichamelijke inspanning gaat gepaard met een verhoogde oxidatieve stress (blootstelling aan radicalen). Bij COPD (astma, bronchitis, emfyseem) treedt eveneens een verhoogde oxidatieve stress op. Om na te gaan of extra anti-oxidanten de radicalenbelasting kunnen verminderen werd bij negen proefpersonen met ernstige COPD gekeken naar de effecten van N-acetylcysteïne (NAC) op het inspanningsvermogen en op markers voor oxidatieve stress. Bij belasting van de m. quadriceps bleek het uithoudingsvermogen na inname van NAC met 25% te zijn toegenomen. De productie van radicalen door geactiveerde witte bloedcellen nam af, evenals de oxidatie van vetten en eiwitten door vrije radicalen. De onderzoekers geven aan dat niet alleen de basale conditie van het anti-oxidantsysteem werd verbeterd, maar dat het verminderde uithoudingsvermogen van spieren gekoppeld is aan een verhoogde oxidatieve stress bij mensen met een ernstige vorm van COPD Christelle Koechlin, Annabelle Couillard, David Simar, Jean Paul Cristol, Helene Bellet, Maurice Hayot, and Christian Prefaut. Does Oxidative Stress Alter Quadriceps Endurance in Chronic Obstructive Pulmonary Disease? Am. J. Respir. Crit. Care Med. published 4 March 2004

N-acetyl-cysteïne (NAC) verhoogt de hoeveelheid cysteïne en glutathion in de spieren van duursporters en vermindert vermoeidheid

Nog een studie wijst op het belang van een goede anti-oxidantverdediging van het lichaam voor een optimale spierfunctie. Getrainde duursporters kregen NAC of een placebo per infuus toegediend, en werden vervolgens onderworpen aan een fietsproef. Bij deze proef moesten zij eerst op ongeveer 70% van hun maximale zuurstofverbruik gedurende 45 minuten fietsen, waarna op 92% van het zuurstofverbruik moest worden doorgefietst tot vermoeidheid deze prestatie onmogelijk maakte. Voor de inspanning, na de eerste fase van 45 minuten en aan het einde van de proef werden stukjes uit een beenspier afgenomen voor onderzoek. De atleten die NAC toegediend hedden gekregen hadden een hogere spiegel van NAC en cysteïne in het bloed. De prestaties verbeterden eveneens: de tijd tot uitputting was bijna 27% langer in de NAC-groep dan in de controlegroep. NAC verminderde de daling van de hoeveelheid glutathion in de spieren na inspanning. Ook deze studie toont het belang aan van een optimale anti-oxidantstatus voor grote inspanningen als duursport. Ivan Medved, Malcolm J Brown, Andrew R Bjorksten, Kate T Murphy, Aaron C Petersen, Simon Sostaric, Xiaofei Gong, and Michael J McKenna. N-acetylcysteine enhances muscle cysteine and glutathione availability and attenuates fatigue during prolonged exercise in endurance-trained individuals. J Appl Physiol (June 11, 2004).

Hoge dosis NAC (N-acetyl-cysteïne) vermindert de ontstekingsreactie in de luchtwegen bij taaislijmziekte (cystic fibrosis)

Een van de hoofdkenmerken van cystic fibrosis (CF) is een ontstekingsreactie in de luchtwegen die gekenmerkt wordt door hoge aantallen neutrofiele leukocyten. Dit type witte bloedcellen produceert veel vrije radicalen, en deze oxidatieve stress draagt bij aan de verstoorde redoxbalans bij CF.
Ook bij personen met een stabiele aandoening bleek dat de hoeveelheid glutathion in de neutrofiele leukocyten duidelijk lager was dan bij gezonde personen. NAC (N-acetyl-cysteïne) is een grondstof waaruit het lichaam glutathion produceert.

Orale toediening van NAC (3 maal daags 600-1000 mg) resulteerde in een sterke verlaging van de elastaseactiviteit in het sputum. De activiteit van dit enzym (dat afkomstig is van de neutrofiele leukocyten) is sterk gekoppeld aan de longfunctie: hoe hoger de concentratie, des te slechter de longfunctie zich ontwikkelt. Zowel het aantal neutrofielen in de luchtwegen als hun afscheiding van elastase nam af door gebruik van NAC. Er werd geen verschil in longfunctie gevonden, maar daarvoor was de periode van het onderzoek ook te kort (4 weken).
Een hoge dosering NAC kan bij CF de ontstekingsactiviteit duidelijk beïnvloeden, en daarmee helpen om de longen te beschermen.
Rabindra Tirouvanziam, Carol K. Conrad, Teodoro Bottiglieri, Leonore A. Herzenberg, Richard B. Moss, and Leonard A. Herzenberg. High-dose oral N-acetylcysteine, a glutathione prodrug, modulates inflammation in cystic fibrosis. Proc. Natl. Acad. Sci. USA. 2006; 103(12): p. 4628-4633

Carnitine van groot belang voor dialysepatiënten

Mensen die behandeld worden met dialyse hebben vaak een tekort aan carnitine. Deze stof is o.a. noodzakelijk voor de normale energiehuishouding, en is betrokken bij de verbranding van vetzuren. Tekorten ontstaan bij deze patiënten zowel door een verminderde aanmaak door het lichaam als door verlies van carnitine tijdens de dialyse. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat suppletie met L-carnitine effectief is tegen een aantal complicaties, zoals hartproblemen, vermoeidheid, spierproblemen, lage bloeddruk tijdens de dialyse en bloedarmoede die niet reageert op EPO. De Amerikaanse Food and Drug Administration heeft L-carnitine goedgekeurd voor zowel de behandeling als de preventie van deze complicaties bij dialyse. Bellinghieri G, Santoro D, Calvani M, Mallamace A, Savica V. Carnitine and hemodialysis. Am J Kidney Dis 2003 Mar;41(3 Suppl 1):S116-22

/

Verband gevonden tussen hoeveelheid pigment in de macula van het netvlies en omega-3 vetzuren

De macula is het deel van het netvlies dat het meest gebruikt wordt. Omdat blootstelling aan UV-licht kan leiden tot beschadiging van het netvlies spelen antioxidanten zoals de carotenoïden zeaxanthine en luteïne een belangrijke rol in het voorkomen van beschadiging van de macula op hogere leeftijd (maculadegeneratie). Deze antioxidanten geven de macula een geeloranje kleur, vandaar dat de volledige naam van dit deel van het netvlies Macula lutea (gele vlek) wordt genoemd. Hoe meer van deze antioxidanten (pigment) aanwezig zijn, hoe meer bescherming tegen maculadegeneratie optreedt.

 

In deze studie onder 107 gezonde proefpersonen in Frankrijk is gekeken naar de hoeveelheid pigment in de macula en naar de hoeveelheid zeaxanthine, luteïne en omega-3 vetzuren in het bloed. Hierbij werd een opvallend verband gevonden: personen met meer omega-3 vetzuren in het bloed (met name EPA en DPA (docosapentaeenzuur)) hadden ook meer pigment in de macula, en daarmee een beter bescherming tegen beschadiging. Het onderliggend mechanisme is nog onduidelijk. Wellicht hebben deze vetzuren invloed op het vermogen van het lichaam om beschermend pigment in de macula op te bouwen.

 

Marie-Noelle Delyfer, Benjamin Buaud, Jean-Francois Korobelnik, Marie-Benedicte Rougier, Wolfgang Schalch, Stephane Etheve, Carole Vaysse, Nicole Combe, Melanie Le Goff, Ute E. K. Wolf-Schnurrbusch, Sebastian Wolf, Pascale Barberger-Gateau, and Cecile Delcourt. Association of macular pigment density with plasma omega-3 fatty acids: the PIMAVOSA Study. Invest. Ophthalmol. Vis. Sci. published 24 January 2012

Resveratrol als oraal supplement heeft effecten op het lichaam die vergelijkbaar zijn met caloriebeperking

Resveratrol is een stof die in verschillende planten voorkomt. De bekendste bron is de schil van blauwe druiven. Na toediening aan proefdieren is gevonden dat resveratrol positieve effecten heeft op de energiehuishouding en de functie van mitochondriën. In deze studie is gekeken naar de effecten van resveratrol bij 11 mannen met overgewicht. Zij kregen gedurende 30 dagen dagelijks 150 mg resveratrol of een placebo. Na deze periode kregen beide groepen 4 weken geen supplementen, waarna degenen die een placebo gekregen hadden nu 30 dagen resveratrol slikten en omgekeerd (cross-over studie). 

Hierbij werd gevonden dat gebruik van resveratrol een aantal opvallende effecten had. Zo bleek het energieverbruik in rust te dalen, een effect wat ook wordt gezien bij een caloriebeperkt dieet. Dit duidt op een efficiëntere verbranding van diverse energiebronnen in het lichaam. Tevens daalde de bloeddruk: de bovendruk was gemiddeld 5 mm kwik lager bij gebruik van resveratrol. Ook leek de insulinegevoeligheid te verbeteren, de leverfunctie verbeterde (gemeten aan de hoeveelheid van het enzym ALAT in het bloed) en de hoeveelheid glucose in het bloed nam af. De hoeveelheid vet in de lever nam af, terwijl deze in spiervezels juist toenam. Dit laatste wordt verklaard door een beter vermogen van de mitochondriën in de cel om vetten te verbranden. Al deze effecten zijn vergelijkbaar met de resultaten van een calorisch beperkt dieet. De onderzoekers geven aan dat resveratrol deze effecten waarschijnlijk uitoefent via directe of indirecte activatie van SIRT1, een enzym dat beschermende effecten heeft in situaties van insulineresistentie en metabole stress. Hoewel de resultaten van deze (korte) studie soms beperkt waren, wijzen alle effecten op een beschermende functie van resveratrol. 

Eén van de opvallende zaken uit deze studie is de opname van resveratrol door het menselijk lichaam. Vergelijkbare effecten waren reeds bij muizen aangetroffen na orale suppletie met resveratrol, maar de hierbij gebruikte doseringen waren ongeveer 200 maal hoger dan in deze studie. Toch was de hoeveelheid resveratrol in het bloed van deelnemers aan dit onderzoek gemiddeld bijna twee maal hoger dan in de dierstudies werd gevonden. De opname van resveratrol is bij mensen blijkbaar vele malen hoger dan bij muizen. Dierstudies kunnen daarmee niet gebruikt worden om de effecten van resveratrol bij mensen te voorspellen.

Referenties: Silvie Timmers, Ellen Konings, Lena Bilet, Riekelt H. Houtkooper, Tineke van de Weijer,  Gijs H. Goossens, Joris Hoeks, Sophie van der Krieken, Dongryeol Ryu, Sander Kersten, Esther Moonen-Kornips, Matthijs K.C. Hesselink, Iris Kunz, Vera B. Schrauwen-Hinderling, Ellen E. Blaak, Johan Auwerx en Patrick Schrauwen. Calorie Restriction-like Effects of 30 Days of Resveratrol Supplementation on Energy Metabolism and Metabolic Profile in Obese Humans. Cell Metabolism 2011;14:612-622

Extra antioxidanten versnellen de botgenezing na operatieve behandeling van een botbreuk

Na een botbreuk bevorderen stoffen als osteocalcine en het enzym alkalisch fosfatase de botgenezing, terwijl een verhoogde belasting met vrije radicalen deze juist vertraagt. Om na te gaan of toediening van extra antioxidanten invloed heeft op de botgenezing hebben onderzoekers na een ingreep waarbij een botbreuk operatief is hersteld gedurende 1 of 2 weken een combinatie van antioxidanten (300 µg vitamine A, 10 mg vitamine E, 60 mg vitamine C, en 75 µg selenium) gegeven. Zowel de proefpersonen als een controlegroep kregen de normale postoperatieve behandeling (2e generatie cefalosporine per infuus 1000 mg/dag gedurende 3 dagen, diclofenac 50 mg en paracetamol 500 mg twee maal daags gedurende 15 dagen). Vervolgens controleerden zij de hoeveelheid osteocalcine en alkalisch fosfatase in het bloed. Ook keken zij naar de hoeveelheid TBARS (thiobarbituric acid reactive substances) in het bloed, een stof die de mate van belasting aan vrije radicalen weergeeft. Tenslotte werd ook gekeken naar de hoeveelheid superoxide dismutase (SOD), glutathion reductase (GR) en glutathion (GSH) in het bloed.

 

Hierbij werd gevonden dat de hoeveelheid osteocalcine en de activiteit van alkalisch fosfatase significant hoger waren in het bloed van personen die twee weken antioxidanten hadden gebruikt, hetgeen duidt op een betere botgenezing. Zowel na 1 als na 2 weken was de hoeveelheid TBARS lager, terwijl de activiteit van SOD en GR hoger waren. Na 2 weken gebruik steeg ook de hoeveelheid glutathion in het bloed. De onderzoekers adviseren om het gebruik van antioxidanten te overwegen na chirurgische behandeling van een botbreuk.

 

A. Sandukji, H. Al-Sawaf, A. Mohamadin, Y. Alrashidi, and SA Sheweita. Oxidative stress and bone markers in plasma of patients with long-bone fixative surgery: Role of antioxidants.   Human and Experimental Toxicology. 2011;  30(6): p. 435-442

 

Antioxidantrijke voeding leidt tot verbetering van de longfunctie bij COPD

COPD (chronische obstructieve longaandoeningen zoals astma) gaan gepaard met een verhoogde belasting aan vrije radicalen. Een dieet rijk aan groenten en fruit leidt tot een duidelijk hogere inname van antioxidanten. Om na te gaan of er een positief effect van een dergelijk dieet op COPD bestaat kregen in totaal 120 personen met COPD gedurende drie jaar wel of geen dieetadvies. Vervolgens werden de effecten op de longfunctie (gemeten aan de FEV1) bepaald.

Hierbij bleek dat de groep die een dieet met meer groenten en fruit volgde gedurende het onderzoek een significant betere longfunctie had, ook na correctie voor andere risicofactoren. De onderzoekers stellen dat een dieetadvies met meer antioxidantrijke voeding een onderdeel kan vormen van de behandeling van COPD.

E. Keranis, D. Makris, P. Rodopoulou, H. Martinou, G. Papamakarios, Z. Daniil, E. Zintzaras, and K.I. Gourgoulianis. Impact of dietary shift to higher antioxidant foods in COPD: A Randomized Trial. Eur. Respir. J. published 11 February 2010, 10.1183/09031936.00113809

Hoge dosis alfa-liponzuur als supplement geeft serumspiegels die overeenkomen met de effecten van injecties bij personen met MS

Alfa-liponzuur is een sterke antioxidant, die o.a. wordt ingezet bij aandoeningen van het zenuwstelsel, zoals diabetische neuropathie en multiple sclerose (MS). In onderzoek naar een experimentele vorm van MS bij muizen is meerdere malen vastgesteld dat injecties met alfa-liponzuur een sterk positief effect hebben. Omdat alfa-liponzuur in het algemeen als capsule of tablet wordt gebruikt, kunnen dergelijke resultaten alleen doorgetrokken worden naar toepassing bij mensen, als bij het gebruik van dergelijke preparaten een vergelijkbare concentratie in het bloed bereikt kan worden.

In deze studie kregen in totaal 23 personen met MS éénmalig een dosis van 1200 mg alfa-liponzuur als capsule of tablet. Vervolgens werd gekeken naar de concentratie van deze stof in het bloed. Het bleek dat bij gebruik van alfa-liponzuur in capsules, concentraties in het bloed gevonden werden die overeenkomen met de concentraties die bereikt worden bij injectie van 50 mg alfa-liponzuur per kg lichaamsgewicht onder de huid bij muizen. Bij deze dosering worden sterke therapeutische effecten gevonden bij proefdieren. Opvallend was dat bij het gebruik van deze dosis alfa-liponzuur als tablet duidelijk lagere concentraties in het bloed van de proefpersonen werden gevonden dan bij het gebruik van capsules.

Dit is de eerste maal dat wordt aangetoond dat gebruik van alfa-liponzuur als oraal supplement leidt tot concentraties van deze antioxidant in het bloed die vergelijkbaar zijn met de concentraties die in onderzoek bij proefdieren met MS effectief blijken.

Vijayshree Yadav, Gail H. Marracci, Myrna Y. Munar, Ganesh Cherala, Lauren E. Stuber, Lilia Alvarez, Lynne Shinto, Dennis R. Koop, and Dennis N Bourdette. Pharmacokinetic study of lipoic acid in multiple sclerosis: comparing mice and human pharmacokinetic parameters. Multiple Sclerosis. published 11 February 2010, 10.1177/1352458509359722

Antioxidanten beschermen tegen de ontwikkeling van staar

Staar is een vertroebeling van de lens en/of het lenskapsel van het oog. De kans om staar te ontwikkelen neemt toe met de leeftijd. Vrije radicalen worden al lange tijd in verband gebracht met het ontstaan van staar.
Omdat het proces waarbij staar ontstaat in het algemeen langzaam verloopt is langdurig onderzoek noodzakelijk om de effecten van voedingsstoffen op de ontwikkeling van staar te bestuderen. In dit onderzoek werden 2464 personen van 49 jaar en ouder gedurende 5 tot 10 jaar gevolgd.

Aan het begin van de studie werd met behulp van een vragenlijst de inname van antioxidanten (zowel uit de voeding als door het gebruik van supplementen) vastgesteld. Bij herhalingsbezoek werd vervolgens de aanwezigheid van staar onderzocht. Hierbij bleek dat de personen die de hoogste inname van vitamine C hadden 45% minder kans hadden op het ontwikkelen van kernstaar, de vorm van staar waarbij de lens zelf vertroebelt. Personen die een meer dan gemiddelde inname van gecombineerde antioxidanten hadden bleken een 49% lagere kans te hebben om kernstaar te ontwikkelen. Inname van antioxidanten had geen invloed op de andere vormen van staar.

Ava Grace Tan, Paul Mitchell, Victoria M Flood, George Burlutsky, Elena Rochtchina, Robert G Cumming, and Jie Jin Wang. Antioxidant nutrient intake and the long-term incidence of age-related cataract: the Blue Mountains Eye Study. Am J Clin Nutr 2008;87 1899-1905

Alfa-liponzuur vermindert oxidatieve schade en versnelt de wondgenezing bij patiënten die hyperbare zuurstoftherapie ondergaan

Hyperbare zuurstoftherapie is een behandelmethode waarbij de patiënt in een drukkamer wordt geplaatst, waar hoge zuurstofconcentraties onder hoge druk bereikt kunnen worden. Deze behandeling is o.a. effectief gebleken in de therapie van niet-genezende wonden. De hoge zuurstofconcentraties waaraan de patiënt wordt blootgesteld leiden echter tot een verhoogde belasting met vrije zuurstofradicalen, wat het genezingsproces weer negatief kan beïnvloeden.

In deze studie is gekeken naar de toediening van alfa-liponzuur aan personen die hyperbare zuurstoftherapie ondergingen in verband met niet-genezende wonden. Hierbij bleek dat deze antioxidant de oxidatie van DNA en vetzuren sterk verminderde, zowel door een direct antioxidanteffect als door de recycling van vitamine E. Bovendien werd een remmend effect van alfa-liponzuur gevonden op het ontstekingsbevorderende interleukine-6. Deze combinatie van effecten leidde tot een snellere wondgenezing. Renata Alleva, Emanuele Nasole, Ferruccio Di Donato, Battista Borghi, Jiri Neuzil, and Marco Tomasetti. Alpha-Lipoic acid supplementation inhibits oxidative damage, accelerating chronic wound healing in patients undergoing hyperbaric oxygen therapy. Biochem Biophys Res Commun, June 9, 2005

Waterstofperoxide speelt belangrijke rol bij ontstaan botontkalking na overgang

De auteurs van deze studie hebben recent bericht dat daling van de hoeveelheid oestrogenen in het lichaam resulteert in een sterke daling van de hoeveelheid zwavelhoudende antioxidanten als glutathion, en dat dit een belangrijke bijdrage levert aan het verlies van botmassa bij vrouwen na de overgang. Toediening van glutathion voorkwam het verlies van botmassa bij muizen, terwijl uitputting van de hoeveelheid glutathion de botontkalking juist versterkte. In deze studie is verder gekeken naar het mechanisme dat ten grondslag ligt aan dit verschijnsel. Muizen die een overmaat aan het enzym glutathion peroxidase produceerden bleken geen activatie of versterkte deling van osteoclasten (de cellen die bot afbreken) te vertonen. Toediening van waterstofperoxide gaf minder radicaalschade in cellen van deze muizen. Het geven van extra catalase (verantwoordelijk voor het onschadelijk maken van waterstofperoxide) voorkwam verlies van botmassa na een (geïnduceerde) menopauze. Dit toont aan dat waterstofperoxide de radicaalsoort is die verantwoordelijk is voor het opwekken van botverlies na de menopauze. Jenny M. Lean, Chris J. Jagger, Barrie Kirstein, Karen Fuller, and Timothy J. Chambers. Hydrogen Peroxide Is Essential for Estrogen-Deficiency Bone Loss and Osteoclast Formation. Endocrinology. 2005; 146(2): p. 728-735

Voorbehandeling met alfa-liponzuur beschermt zenuwcellen tegen de gevolgen van verlies van glutathion: een mogelijke rol voor alfa-liponzuur bij de ziekte van Parkinson.

Schade door vrije radicalen wordt gezien als een cruciale factor in het ontstaan en verergeren van de ziekte van Parkinson. Bij deze aandoening is er sprake van een verlies van zenuwcellen in de substantia nigra in de hersenen. Een belangrijk verschijnsel dat optreedt in deze cellen bij het begin van de ziekte van Parkinson is verlies van de meest voorkomende anti-oxidant in het menselijk lichaam, glutathion (GSH). Omdat de cellen door dit GSH-tekort niet langer beschermd zijn tegen radicalen treedt er een verstoring op van de functie van de mitochondriën, de “energieleveranciers” van de cel. Met name de remming van mitochondriaal complex I door de verhoogde radicalenbelasting leidt tot deze stoornis. Uiteindelijk sterft de cel. In deze studie werd aangetoond dat de cellen beschermd waren na wegvallen van GSH, wanneer eerder alfa-liponzuur aan de cellen was toegevoegd. Er trad veel minder verstoring van mitochondriaal complex I op. Deze proeven tonen aan dat alfa-liponzuur in staat is wegvallende bescherming van anti-oxidanten te herstellen, en biedt aanwijzingen voor een beschermende rol bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Bharat S, Cochran BC, Hsu M, Liu J, Ames BN, Andersen JK. Pre-treatment with R-lipoic acid alleviates the effects of GSH depletion in PC12 cells: implications for Parkinson's disease therapy. Neurotoxicology 2002 Oct;23(4-5):479-86

Voedingsgewoonten zijn in belangrijke mate bepalend voor de antioxidantstatus bij ouderen

Reeds eerder hebben studies aangetoond dat een dieet rijk aan groenten en fruit gepaard gaat met een lagere kans op leeftijdsgebonden aandoeningen. Ook is al langer bekend dat de antioxidantcapaciteit van het lichaam afneemt met de leeftijd. Deze studie werd uitgevoerd om na te gaan of er een verband te vinden is tussen de voedingsgewoonten en de antioxidantcapaciteit bij ouderen. Hiervoor werd bloed afgenomen bij 39 zelfstandig wonende personen van 65 jaar en ouder met een hoge inname van groenten en fruit en 48 personen met een lage inname. In het bloed van de personen met een hoge inname werd een grotere hoeveelheid vitamine A, tocoferolen en carotenoïden gevonden, evenals een lagere mate van aantasting van eiwitten en minder malondialdehyde. Het dieet draagt duidelijk in belangrijke mate bij aan de bescherming van het lichaam tegen beschadiging door vrije radicalen, en kan helpen om de kans op het ontwikkelen van ziekte te verminderen. T Anlasik, H Sies, HR Griffiths, P Mecocci, W Stahl, and MC Polidori. Dietary habits are major determinants of the plasma antioxidant status in healthy elderly subjects. Br J Nutr, November 1, 2005; 94(5): 639-42.

Vitamine E en selenium beschermen het lichaam tegen radicalen bij anesthesie met sevofluraan

Sevofluraan is één van de gassen die veel worden toegepast in de moderne anesthesie. In dit onderzoek is gekeken naar het optreden van beschadiging van het DNA door herhaalde toepassing van dit gas. Om de effecten te onderzoeken kregen konijnen in 3 dagen drie maal anesthesie met sevofluraan. Vervolgens werd in het bloed na iedere anesthesie en vijf dagen na het onderzoek in het bloed gekeken naar aanwijzingen voor beschadiging van DNA. Tevoren kreeg een deel van de dieren gedurende vijftien dagen selenium of vitamine E toegediend. Na flop bleek in deze groepen de hoeveelheid DNA-beschadiging duidelijk minder te zijn ten opzichte van de dieren die geen anti-oxidanten gekregen hadden. Inname van extra anti-oxidanten kan beschermen tegen beschadiging van DNA door toepassing van sevofluraan tijdens anesthesie, zeker wanneer er sprake is van meerdere narcoses achter elkaar. Idealiter dient ter voorbereiding suppletie met anti-oxidanten twee weken voor de anesthesie gestart te worden. C Kaymak, E Kadioglu, H Basar, and S Sardas. Genoprotective role of vitamin E and selenium in rabbits anaesthetized with sevoflurane. Hum Exp Toxicol, August 1, 2004; 23(8): 413-9

Vitamine C voorkomt abnormale vaatreacties tijdens inspanning bij patiënten met claudicatio intermittens (“etalagebenen”).
Bij patiënten met etalagebenen treedt bij inspanning een verhoogde belasting aan vrije radicalen op. Dit wordt mede verantwoordelijk gehouden voor de afwijkende vaatreacties (een onvermogen van de bloedvaten om zich te verwijden wanneer hieraan behoefte is, zogenaamde endotheliale dysfunctie) bij deze personen. Bij 16 personen met claudicatio intermittens werd na maximaal mogelijke inspanning en verhoogde concentratie van TBARS (thiobarbituric acid-reactive substances) (van 1.93+/-0.06 tot 2.22+/-0.1 nmol/ml, P<0.02) en sICAM-1 (van 282+/-17 to 323+/-19 ng/ml, P<0.01) gevonden, duidend op een verhoogde oxidatieve stress en endotheliale dysfunctie. Ook de flow-gemedieerde ontspanning van bloedvaten was duidelijk afgenomen. Wanneer de personen met claudicatio extra vitamine C toegediend kregen, traden deze effecten niet op. Dit onderzoek toont weer aan dat de effecten van anti-oxidanten bij hart- en vaataandoeningen niet alleen preventief zijn. Ook bij bestaande vaatafwijkingen kan de endotheliale dysfunctie, die een goede weefseldoorbloeding verder verhindert, bestreden worden. Silvestro A, Scopacasa F, Oliva G, de Cristofaro T, Iuliano L, Brevetti G. Vitamin C prevents endothelial dysfunction induced by acute exercise in patients with intermittent claudication. Atherosclerosis 2002 Dec;165(2):277-83
Vitamine C en vitamine E verminderen het optreden van atherosclerose na harttransplantatie.

Het ondergaan van een harttranspantatie gaat gepaard met veel oxidatieve stress, wat mogelijk een bijdrage levert aan het versnelde optreden van artherosclerose bij deze patiënten. Om de effecten van de anti-oxidantvitaminen C en E te onderzoeken kregen veertig patiënten die minder dan twee jaar voor het begin van de studie een harttransplantatie hadden ondergaan 2 x daags 400 IU vitamine E en 2x daags 500 mg. vitamine C. De patiënten in beide groepen kregen het cholesterolverlagende middel pravastatine. Vervolgens werd gekeken naar het deel van de vaatwand dat door atherosclerose was aangetast. Dit gebeurde met behulp van en echo-catheter, die in een bloedvat kan worden geschoven om zo een echobeeld van de vaatwand weer te geven. Na een jaar bleek dat de patiënten die een placebo hadden gekregen gemiddeld 8% meer atherosclerose vertoonden, terwijl dit in de vitaminengroep 0.8% was. Toediening van vitamine E en vitamine C in hoge doseringen remt het ontstaan van atherosclerose na een harttransplantatie. JC Fang, S Kinlay, J Beltrame, H Hikiti, M Wainstein, D Behrendt, J Suh, B Frei, GH Mudge, AP Selwyn, and P Ganz. Effect of vitamins C and E on progression of transplant-associated arteriosclerosis: a randomised trial. Lancet, March 30, 2002; 359(9312): 1108-13

Vitamine C en E verminderen de vrijmaking van het ontstekingsbevorderende interleukine 6 uit spieren na inspanning

Na inspanning stijgt de hoeveelheid interleukine 6 in het bloed. De voornaamste reden hiervoor is een sterk gestegen afgifte van deze ontstekingsbevorderende stof door de spieren. Een ontstekingsreacties is een opruim- en reparatiereactie, die ook helpt om beschadigde spiercellen op te ruimen en regelmatig zwaar belaste spieren te laten groeien. Deze reactie is mede verantwoordelijk voor het optreden van bijvoorbeeld spierpijn. Al eerder waren er aanwijzingen gevonden voor een effect van anti-oxidanten na inspanning. Op welke wijze dit effect bereikt werd was echter nog steeds onbekend. In deze studie kregen 14 jonge mannen gedurende 4 weken óf een combinatie van 500 milligram vitamine C en 400 IE natuurlijke vitamine E per dag, óf een placebo. Vervolgens leverden zij een zware lichamelijke inspanning. Voor het begin van de oefening, direct na de oefening en drie uur na de oefening werd een stukje van een beenspier afgenomen voor onderzoek. Tijdens het onderzoek werd tevens de doorbloeding van het been gemeten, en werd bloed uit de grootste ader en slagader van het been afgenomen. Hierbij werd een aantal verschillen gevonden. In de eerste plaats steeg de hoeveelheid 8-iso-prostaglandine F2 in het bloed van mensen die het placebo hadden gebruikt. In het bloed van de proefpersonen die antioxidanten gebruikt hadden trad deze stijging niet op. Aanwezigheid van deze stof duidt op peroxidatie van vetzuren door vrije radicalen. Daarnaast werd er geen stijging gevonden van de hoeveelheid interleukine 6 in bloed tijdens de inspanning uit het been bij de groep die vitamine C en E gebruikt had, terwijl er wel een sterke stijging in de placebogroep werd gevonden. Na de oefening werd bij beide groepen wel een stijging van de hoeveelheid interleukine 6 in het bloed gevonden: deze stijging lag echter 50% lager in de groep die de vitaminen had gebruikt. Tenslotte werd bij de placebogroep na de oefening van andere stoffen die op een sterke ontstekingsreactie duiden, namelijk interleukine 1, CRP en cortisol. Deze stijging was niet aanwezig in de anti-oxidantgroep. Anti-oxidanten voorkomen een overmatige ontstekingsreactie in het lichaam na inspanning door vermindering van de afgifte van interleukine 6 door spierweefsel, en kunnen daarmee bijdragen aan een beter herstel na inspanning.. Christian P. Fischer, Natalie J. Hiscock, Milena Penkowa, Samar Basu, Bengt Vessby, Anders Kallner, Lars-Börje Sjöberg, and Bente Klarlund Pedersen. Vitamin C and E supplementation inhibits the release of interleukin-6 from contracting human skeletal muscle. The Journal of Physiology (2004)DOI: 10.1113/jphysiol.2004.066779

Verschil in reactie op linolzuur tussen darmcellen van gezonde personen en personen met de ziekte van Crohn: een belangrijke rol voor anti-oxidanten

In dit onderzoek werden spiercellen uit de wand van gezonde darmen vergeleken met die van Crohn-patiënten. Beide typen cellen werden blootgesteld aan linolzuur, een oplossing met oxiderende stoffen of een combinatie hiervan. De oxiderende stoffen zorgen voor een verhoogde blootstelling aan vrije radicalen. De productie van NFkB steeg in normale cellen alleen wanneer deze aan de oxiderende stoffen (al dan niet samen met linolzuur) werden blootgesteld. In Crohn-cellen was de productie van NFkB van nature reeds verhoogd, en deze reageerde verder niet op de toediening van andere stoffen. Dit is een voorbeeld van een genetisch bepaalde eigenschap die de gevoeligheid voor het ontwikkelen van de ziekte van Crohn mede bepaalt. NFkB speelt dus geen beslissende rol in de effecten van linolzuur bij mensen met de ziekte van Crohn. Om na te gaan of arachidonzuur, dat gevormd kan worden uit linolzuur, een mogelijke rol speelt werd dit vetzuur apart toegevoegd, al dan niet gecombineerd met de oxiderende stoffen. Hierbij bleken zowel lipoxygenaseproducten (LTB4) als cyclo-oxygenaseproducten (PGE2) te ontstaan, die samen met NFkB de productie van IL-8 stimuleren. Uit dit onderzoek komt een aantal belangrijke punten naar voren. In de eerste plaats laat het zien dat blootstelling aan oxidatieve stress ook bij gezonde personen ontstekingsreacties in de darm kan bevorderen. Ook laat het zien dat een aparte eigenschap (de spontaan verhoogde productie van NFkB in dit geval) bij de ziekte van Crohn de gevoeligheid voor het optreden van ontstekingsreacties sterk kan verhogen. Tenslotte wordt nu aangetoond dat de effecten van linolzuur bij mensen met de ziekte van Crohn bepaald worden door de thromboxanen en leukotriënen die uit arachidonzuur worden gevormd. Mohammad A. Alzoghaibi, Scott W. Walsh, Amy Willey, Dorne R. Yager, Alpha A. Fowler, III, and Martin F. Graham. Linoleic acid induces interleukin-8 production by Crohn's human intestinal smooth muscle cells via arachidonic acid metabolites. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol 2004;286: G528-G537

Verhoogde radicalenbelasting en verminderde anti-oxidantcapaciteit bij mensen met erfelijke vormen van de ziekte van Alzheimer

In een recent onderzoek is gekeken naar de anti-oxidantcapaciteit van huidcellen (fibroblasten) en witte bloedcellen (lymfoblasten) van mensen met een familiar voorkomende ziekte van Alzheimer, niet-familiaire ziekte van Alzheimer en gezonde personen. De cellen van mensen met familiaire ziekte van Alzheimer, gekenmerkt door APP- en PS-1-genmutaties, bleken een hogere concentratie lipidperoxidatieproducten, malondialdehyde en 4-hydroxynonenal te bevatten, wat wijst op een verhoogde beschadiging door vrije radicalen. Het vermogen van deze cellen om zich tegen deze beschadiging te verdedigen (anti-oxidantcapaciteit) was sterk afgenomen t.o.v. de gezonde personen. Er was echter nauwelijks verschil tussen de gezonde personen en personen met niet-familiaire vormen van de ziekte van Alzheimer. Hiermee is aangetoond dat een verhoogde beschadiging door vrije radicalen een bijdrage levert aan het optreden van beschadiging van de hersenen bij erfelijke ziekte van Alzheimer. Cecchi C, Fiorillo C, Sorbi S, Latorraca S, Nacmias B, Bagnoli S, Nassi P, Liguri G. Oxidative stress and reduced antioxidant defenses in peripheral cells from familial Alzheimer's patients. Free Radic Biol Med 2002 Nov 15;33(10):1372-9

Verhoogde radicalenbelasting bij ziekte van Bechterew (spondylosis ankylopoëtica)

De ziekte van Bechterew (spondylosis ankylopoëtica) is een aandoening die voornamelijk gekenmerkt wordt door afwijkingen in de gewrichtjes tussen de rugwervels, waardoor verstijving van de rug optreedt. In dit onderzoek werd gekeken naar een de activiteit van de anti-oxidantenzymen SOD (superoxide dysmutase) en catalase, naar de hoeveelheid malondialdehyde in het bloed (wijzend op schade door vrije radicalen) en naar nitriet en nitraat, als mate voor de NO-productie. In totaal namen dertig patiënten, die niet met medicijnen werden behandeld, deel aan dit onderzoek. Vijftien van hen hadden klachten, en 15 hadden geen symptomen. 16 gezonde proefpersonen dienden als controle. Er werden geen verschillen gevonden tussen gezonde personen en patiënten zonder symptomen. Bij patiënten met een actief ziektebeeld werd echter een duidelijk hogere activiteit van catalase gevonden, evenals een hoger gehalte aan malondialdehyde. De hoeveelheid catalase was evenredig aan de CRP-spiegel en de bezinkingssnelheid, twee maten voor ontstekingsactiviteit in het lichaam. De onderzoeker wijzen er op dat anti-oxidanten kunnen helpen de schade te verminderen, en zo het beloop van de ziekte kunnen beïnvloeden. Ozgocmen S, Sogut S, Ardicoglu O, Fadillioglu E, Pekkutucu I, Akyol O. Serum nitric oxide, catalase, superoxide dismutase, and malondialdehyde status in patients with ankylosing spondylitis. Rheumatol Int. 2003 Jun 17 [Epub ahead of print

Verhoogde oxidatieve stress bij diabetespatiënten is gerelateerd aan het optreden van zenuwbeschadiging

Eerdere onderzoeken hebben reeds gewezen op een rol van een verhoogde oxidatieve stress en/of een verlaagde anti-oxidantverdediging bij het ontstaan van zenuwbeschadiging (neuropathie) bij diabetes. In dit onderzoek is gekeken naar de hoeveelheid oxidatieve stress bij diabetespatiënten in relatie tot de aan- of afwezigheid van neuropathische verschijnselen. Er zijn twee vormen van zenuwbeschadiging: beschadiging van met name de lange gevoelszenuwen (perifere neuropathie) en beschadiging van zenuwen die signalen van het onbewuste zenuwstelsel doorgeven (autonome neuropathie). In deze studie warden diabetespatiënten zonder neuropathische klachten vergeleken met personen met autonome of perifere neuropathie of beide, en met een groep gezonde controlepersonen. De oxidatieve stress was duidelijk hoger bij personen met diabetes in vergelijking met de gezonde controlegroep. Polyneuropathie ging gepaard met grotere afwijkingen dan gevonden werden bij patiënten met diabetes zonder zenuwbeschadiging. Beschadiging door radicalen spelt blijkbaar een doorslaggevende rol bij het ontstaan van deze ernstige complicatie van suikerziekte. Dan Ziegler, Christoph G.H. Sohr, and Jaffar Nourooz-Zadeh. Oxidative Stress and Antioxidant Defense in Relation to the Severity of Diabetic Polyneuropathy and Cardiovascular Autonomic Neuropathy. Diabetes Care. 2004; 27(9): p. 2178-2183

Verhoging van de hoeveelheid glutathion beschermt zenuwcellen tegen afsterven na een beroerte

Wanneer er een beroerte optreedt krijgt een deel van de hersenen gen bloedtoevoer meer, bijvoorbeeld wanneer een stolsel het betreffende bloedvat heeft afgesloten. Zowel in deze situatie als wanneer de bloedtoevoer hersteld wordt treedt er in de cellen met een gestoorde bloedvoorziening een verhoogde productie van vrije radicalen op, met name van het superoxide anion. Tegelijkertijd heeft het gebrek aan zuurstof de verdediging van de zenuwcellen aangetast, waardoor de cellen uiteindelijk afsterven. In dit onderzoek werden zenuwcellen met behulp van de toevoeging van een extra gen voor het anti-oxidantenzym glutathion peroxidase beter beschermd tegen vrije radicalen. Vóór het afsluiten van een bloedvat naar de hersenen of daarna werden cellen voorzien van het extra gen. Het beschermende effect was het grootst na toediening 12 uur voor de beroerte, maar ook enkele uren na de beroerte werd een duidelijk beschermend effect gevonden. Verhoging van de anti-oxidantbescherming biedt daarom mogelijkheden om hersencellen te beschermen tegen schade, zelfs wanneer dit pas enkele uren na de beroerte kan worden bereikt. Klinische onderzoeken naar de bescherming van hersenweefsel door bijvoorbeeld snelle toediening van anti-oxidanten bij een beroerte is daarom zeer gewenst. B. Hoehn, BA; M.A. Yenari, MD; R.M. Sapolsky, PhD; G.K. Steinberg, MD, PhD. Glutathione Peroxidase Overexpression Inhibits Cytochrome c Release and Proapoptotic Mediators to Protect Neurons From Experimental Stroke. Stroke. 2003;34:2489

Verbetering van gezichtsvermogen bij personen met maculadegeneratie door gebruik van luteïne of luteïne gecombineerd met andere vitaminen en antioxidanten

Maculadegeneratie is de meest voorkomende oorzaak (naast vertroebeling van de lens) van vermindering van het gezichtsvermogen, en de meest voorkomende oorzaak van blindheid op hogere leeftijd in het Westen. Al langer is bekend dat luteïne, één van de carotenoïden, als antioxidant een belangrijke rol speelt in de macula, een onderdeel van het netvlies waarmee normaal gesproken het meest gekeken wordt. In deze studie werd gekeken naar resultaten van het gebruik van luteïne (10 mg. per dag), al dan niet in combinatie met andere antioxidanten, of een placebo bij mensen die reeds maculadegeneratie hadden. Na 12 maanden werd bepaald of er veranderingen in het gezichtsvermogen waren opgetreden. Hierbij bleek dat er sprake was van een duidelijke verbetering bij de mensen die luteïne met of zonder antioxidanten hadden gebruikt, terwijl geen enkele verbetering werd gevonden in de placebogroep. Op basis van deze resultaten adviseren de onderzoekers om grotere studies naar de effecten van luteïne met of zonder andere antioxidanten uit te voeren. S Richer, W Stiles, L Statkute, J Pulido, J Frankowski, D Rudy, K Pei, M Tsipursky, and J Nyland. Double-masked, placebo-controlled, randomized trial of lutein and antioxidant supplementation in the intervention of atrophic age-related macular degeneration: the Veterans LAST study (Lutein Antioxidant Supplementation Trial). Optometry, April 1, 2004; 75(4): 216-230

Verbetering van de doorbloeding in kleine bloedvaten bij diabetespatiënten door het gebruik van Pycnogenol

Diabetes geeft een sterk verhoogde kans op het ontstaan van vaatbeschadigingen. Opvallend bij dit ziektebeeld is dat juist de doorbloeding in de kleinste bloedvaatjes als eerste wordt aangetast. Deze gestoorde microcirculatie (microangiopathie) is verantwoordelijk voor veel van de complicaties van diabetes, zoals nierproblemen, netvliesbeschadiging en aantasting van de zenuwen (neuropathie).

In deze studie is gekeken naar de effecten van toediening van Pycnogenol (3 maal daags 50 mg) aan 30 personen met diabetes. 30 anderen met diabetes dienden in de studieperiode als controlegroep, zij kregen echter geen placebo toegediend. Alle deelnemers aan de studie hadden tekenen van diabetische microangiopathie.

Na 4 weken vertoonden de proefpersonen die Pycnogenol hadden gebruikt duidelijke tekenen van een verbeterde doorbloeding in de kleinste bloedvaatjes (verminderde flux in de huid van de voet, minder capillaire lekkage en oedeemvorming en een duidelijke verbetering van de venoarteriolaire respons).

De onderzoekers concludeerden dat Pycnogenol een waardevolle aanvulling kan zijn op de behandeling van diabetes, en mogelijk het voorkomen van diabetische complicaties.

Referenties: M. R. Cesarone, G. Belcaro, P. Rohdewald, L. Pellegrini, A. Ledda, G. Vinciguerra, A. Ricci, G. Gizzi, E. Ippolito, F. Fano, M. Dugall, G. Cipollone, G. Acerbi, M. Cacchio, G. Del Boccio, A. Di Renzo, S. Stuard, and M. Corsi. Improvement of Diabetic Microangiopathy With Pycnogenol®: A Prospective, Controlled Study. Angiology, Aug 2006; 57: 431 - 436

Variaties in genetische code MnSOD verhogen kans op prostaatkanker bij een lage hoeveelheid anti-oxidanten

In diverse onderzoeken is gesuggereerd dat een hogere blootstelling aan vrije radicalen bijdraagt aan het ontstaan van prostaatkanker. In een recent onderzoek werd gesteld dat een bepaalde genetische variatie in het gen dat de “bouwtekening” voor het enzym mangaan-SOD bevat, gepaard gaat met een hogere kans op het ontwikkelen van prostaatkanker.

De auteurs van deze studie hebben gekeken naar het voorkomen van deze genetische variatie bij 567 mannen met prostaatkanker en 764 controlepersonen, allen deelnemers aan de Physicians’ Health Study. Zij vonden geen duidelijk verband tussen de kans op prostaatkanker en de aanwezigheid van deze genetische variatie. Dit beeld veranderde echter toen werd gekeken naar de hoeveelheid antioxidanten in het bloed aan het begin van de studie. Zo bleken mannen die de genetische variatie hadden met de grootste hoeveelheid selenium in het bloed 70% minder kans te hebben op het ontwikkelen van prostaatkanker dan degenen met de variatie en de laagste hoeveelheid selenium. De kans op het ontwikkelen van een agressieve vorm van prostaatkanker bleek zelfs 80% lager te zijn. Bij mannen die niet homozygoot waren voor deze variatie was het verschil tussen de hoogste en laagste concentraties selenium 40% resp. 30%. De onderzoekers vonden vergelijkbare resultaten wanneer zij keken naar de hoeveelheid lycopeen en vitamine E in het bloed. Wanneer gekeken werd naar de combinatie van de antioxidanten bleken mannen die homozygoot waren voor deze variatie (beide genen voor het enzym bevatten de variatie) zelfs een 10 maal hogere kans te hebben op het ontwikkelen van agressieve prostaatkanker wanneer zij van alle antioxidanten de laagste hoeveelheid in het bloed hadden.

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat genetisch bepaalde gevoeligheden (hier een variatie in het antioxidantsysteem van het lichaam) de behoefte aan bepaalde voedingsstoffen kan verhogen. Mannen met deze variatie liepen een veel groter risico om prostaatkanker te ontwikkelen bij een lage antioxidantstatus. Antioxidanten, zowel die stoffen die door het eigen lichaam worden geproduceerd als antioxidanten uit de voeding, spelen samen een belangrijke rol in het voorkomen van (prostaat)kanker. H Li, PW Kantoff, E Giovannucci, MF Leitzmann, JM Gaziano, MJ Stampfer, and J Ma. Manganese superoxide dismutase polymorphism, prediagnostic antioxidant status, and risk of clinical significant prostate cancer. Cancer Res 15 Mar 2005 65(6): p. 2498.

Tijdstip van inname beïnvloedt effectiviteit van vitamine C en E: verschil in effect bij een vetrijke maaltijd bij diabetes 2

Om na te gaan wat het optimale tijdstip van inname is van anti-oxidanten om de effecten van een vetrijke maaltijd bij patiënten met diabetes type 2 kregen 11 proefpersonen een vetrijke avondmaaltijd voorgeschoteld. 24 uur voor het experiment waren de proefpersonen opgenomen in het ziekenhuis, en werd de bloedsuikerspiegel genormaliseerd via een insuline-infuus. Alle proefpersonen gebruikten een combinatie van 1 gram vitamine C en 800 IU vitamine E. Deze vitaminen werden voor het ontbijt óf voor de betreffende avondmaaltijd ingenomen. Vóór en in de vier uur na de maaltijd werd bloed afgenomen, en werd gekeken naar indicatoren voor ontstekingsreacties (CRP, IL-6, PAI-1) en indicatoren voor oxidatieve stress (malondialdehyde en TRAP). Zowel bij inname bij het ontbijt als bij de avondmaaltijd waren de anti-oxidanten in staat om de stijging van CRP te voorkomen, die wel optrad als de maaltijd zonder vitaminen werd gebruikt. Dit effect was sterker wanneer de vitaminen voor het ontbijt worden ingenomen. Ook werd een lager gehalte aan PAI-1 gevonden na inname, maar alleen wanneer dit ’s ochtends plaatsvond. Deze studie betreft slechts een momentopname. Bij langduriger gebruik zullen de effecten mogelijk anders zijn, maar een dergelijk verschil was niet eerder beschreven. Mary F. Carroll MD and David S. Schade MD. Timing of Antioxidant Vitamin Ingestion Alters Postprandial Proatherogenic Serum Markers. Published online before print June 23, 2003. (Circulation 2003,10.1161/01.CIR.0000074221.68903.77)

Tamoxifen bij ratten effectiever bij combinatie met hoge doseringen vitaminen

Tamoxifen is een anti-oestrogeen werkend medicijn dat veel gebruikt wordt bij de (na)behandeling van borstkanker. Vitamine B2 (riboflavine), vitamine B3 (niacine) en co-enzym Q10 zijn allen belangrijk voor een goede werking van het anti-oxidantsysteem in de mitochondriën. Om na te gaan of een combinatie van tamoxifen met deze stoffen effectiever zou werken dan tamoxifen alleen werd gekeken naar de effectiviteit bij ratten met borstkanker. De onderzoekers keken hierbij of de antioxidantcapaciteit (MnSOD, catalase, superoxide dysmutase, glutathion peroxidase, vitamine C, glutathion en vitamine E) in de mitochondriën van borst- en levercellen zou worden beïnvloed. De stof die werd gebruikt om borstkanker op te wekken verhoogde de radicaalbelasting in de genoemde weefsels, en veroorzaakte een significante daling in alle genoemde antioxidanten en antioxidantenzymen. Wanneer naast tamoxifen de genoemde voedingsstoffen werden gegeven herstelde de antioxidantcapaciteit zich naar een vrijwel normaal niveau. Bovendien werd de antitumoractiviteit van tamoxifen verhoogd, hetgeen zichtbaar was aan de gestegen expressie van het gen voor MnSOD, waardoor de groei van de tumorcellen geremd werd. SS Perumal, P Shanthi, and P Sachdanandam. Augmented efficacy of tamoxifen in rat breast tumorigenesis when gavaged along with riboflavin, niacin, and CoQ(10): Effects on lipid peroxidation and antioxidants in mitochondria. Chem Biol Interact, February 28, 2005; 152(1): 49-58

Suppletie met arginine, vitamine C en zink verbetert de genezing van doorligwonden

Doorligwonden vormen een enorm probleem bij personen die langdurig bedlegerig zijn. Dit onderzoek heeft gekeken naar de effecten van toevoeging van arginine (9000 mg per dag), vitamine C (500 mg. per dag) en zink (30 mg per dag) op de genezing van doorligwonden. In totaal 16 personen met doorligwonden kregen óf een standaard ziekenhuisdieet, óf het standaarddieet aangevuld met een twee preparaten die rijk aan energie en eiwit waren, of het dieet met de twee energie/eiwitsupplementen en arginine, vitamine C en zink. De patiënten werden gedurende 3 weken gevolgd, en de wonden werden beoordeeld met behulp van de PUSH (Pressure Ulcer Scale for Healing). Na 3 weken bleek dat alleen de personen die arginine, vitamine C en zink gekregen hadden een veel betere genezing vertoonden. Op de gebruikte schaal (die loopt van 0 = volledige genezing tot 17 = meest ernstig) begonnen de drie groepen met een gemiddelde score van 8.7 +/- 0.5. In de arginine, vitamine C en zink-groep was deze score na 3 weken 2.6 +/- 0.6, terwijl in de andere groepen deze 9.4 +/- 1.2 was. Supplementen bieden daarmee een mogelijkheid om het genezingsproces positief te beïnvloeden.
Katherine J Desneves, Bree E Todorovic, Ann Cassar, and Timothy C Crowe. Treatment with supplementary arginine, vitamin C and zinc in patients with pressure ulcers: A randomised controlled trial. Clin Nutr, November 14, 2005; 24(6): 979-987.

Stikstofmonoxide (NO) beïnvloedt evenwicht tussen botopbouw en botafbraak door invloed op vorming van osteoclasten

Stikstofmonoxide staat vooral in de aandacht vanwege de invloed op bloedvaten, waar het de belangrijkste stof is die de vaten snel kan verwijden. Eerder onderzoek heeft ook aangetoond dat NO de afbraak van botweefsel kan verminderen. Osteoclasten, de cellen die verantwoordelijk zijn voor de afbraak van botweefsel, worden gevormd uit vroege voorlopercellen in het immuunsysteem. NO blijkt invloed te hebben op de productie van twee stoffen die bepalend zijn voor het al dan niet optreden van vorming van osteoclasten: RANKL (receptor activator of NFB ligand) en OPG (osteoprotegerin). RANKL stimuleert de vorming van botafbrekende osteoclasten, OPG vermindert deze aanmaak juist. Wanneer beenmergcellen aan NO worden blootgesteld blijkt de productie van RANKL af te nemen, en die van OPG te stijgen. Deze verschuiving in het evenwicht tussen de twee stoffen vermindert de vorming van osteoclasten, en daarmee de botafbraak. Stoffen die de normale productie van NO ondersteunen kunnen de vorming van botafbrekende cellen verminderen, en daarmee een wapen vormen pin de strijd tegen botontkalking. Xian Fan, Eileen Roy, Liping Zhu, Tamara C. Murphy, Cheryl Ackert-Bicknell, C. Michael Hart, Clifford Rosen, Mark S. Nanes, and Janet Rubin. Nitric oxide regulates RANKL and OPG expression in bone marrow stromal cells. Endocrinology 2003, 10.1210/en.2003-0726

Review: Antioxidanten bij chemotherapie hebben geen negatieve effecten, en kunnen helpen om bijwerkingen te verminderen

Over het gebruik van antioxidanten tijdens chemotherapie wordt reeds lange tijd gediscussieerd. Het voornaamste bezwaar is dat antioxidanten (theoretisch) de werking van chemotherapeutica zouden kunnen verminderen. Voorstanders noemen vooral bescherming van gezonde weefsels, vermindering van bijwerkingen en het beter verdragen van de behandeling als argument. In een reviewartikel in het blad Cancer Treatment Reviews is een meta-analyse beschreven van 19 studies, met in totaal 1554 deelnemers. Studies werden meegenomen als zij gerandomiseerd waren, gebruik maakten van een controlegroep én progressie van de tumorgroei beschreven. Uit de analyse kwam naar voren dat het gebruik van diverse antioxidanten geen negatief effect op de behandeling had. De overlevingstijd van de personen die antioxidanten gebruikten was gelijk aan of langer dan de controlepersonen. Geen enkele studie liet een negatief effect op de overleving zien. Van de 17 studies die de bijwerkingen van de chemotherapie beschreven lieten 15 studies minder bijwerkingen zien bij personen die antioxidanten gebruiken. Het gebeurt met regelmaat dat de behandeling met chemotherapie vanwege bijwerkingen dient te worden aangepast of soms zelfs gestaakt. Vermindering van bijwerkingen zou daarmee kunnen bijdragen om de effectiviteit van chemotherapie te verhogen.
K.I. Block, A.C. Koch, M.N. Mead, P.K. Tothy, R.A. Newman and C. Gyllenhaal. Impact of antioxidant supplementation on chemotherapeutic efficacy: A systematic review of the evidence from randomized controlled trials. Cancer Treatment Reviews May 2007, doi: 10.1016/j.ctrv.2007.01.005

Quercetine vermindert de bijwerkingen van medicijnen tegen psychose bij ratten

Langdurige behandeling met neuroleptica (medicatie tegen psychoses) leidt tot ernstige bijwerkingen. Eén van de meest voorkomende effecten is een bewegingsstoornis (dyskinesie). Wanneer deze medicamenten worden toegediend aan ratten uit deze afwijking zich door herhaalde kauwbewegingen. Gebruik van neuroleptica blijkt te leiden tot een vermindering van de anti-oxidantcapaciteit in de hersenen, met name in het voorste deel. De hoeveelheid glutathion nam af, maar ook de belangrijkste anti-oxidantenzymen, superoxide dysmutase en catalase, werden minder aangemaakt. Aantasting van vetzuren door radicalen nam toe in dit deel van de hersenen. Wanneer echter gelijktijdig querctine werd gegeven bleven de niveau’s van glutathion en anti-oxidantenzymen op peil. De bijwerkingen waren beduidend minder bij gebruik van quercetine. Het gegeven dat er een verhoogde oxidatie een rol lijkt te spelen bij het optreden van de bijwerkingen is nieuw. Een beschermende rol van anti-oxidanten als quercetine kan een bijdrage leveren aan de vermindering van bijwerkingen van neuroleptica. Naidu PS, Singh A, Kulkarni SK. Quercetin, a bioflavonoid, attenuates haloperidol-induced orofacial dyskinesia. Neuropharmacology 2003 Jun;44(8):1100-6

Pycnogenol versnelt de wondgenezing bij diabetes en verbetert de microcirculatie.

Eén van de invaliderende gevolgen van de gestoorde microcirculatie is het ontstaan van slecht genezende wonden aan de voeten en benen (de zogenaamde diabetische voet).
In deze studie is gekeken naar de effecten van behandeling met Pycnogenol op de genezing van deze wonden. Proefpersonen werden in vier groepen verdeeld. De eerste groep slikte Pycnogenol en kreeg deze stof direct op de wond aangebracht. De tweede groep kreeg alleen de lokale applicatie, de derde slikte alleen Pycnogenol en de vierde groep diende ter controle. Na zes weken werden de resultaten beoordeeld. Hierbij bleek dat de toepassing van Pycnogenol de wondgenezing aanzienlijk bevorderde.

De groep die Pycnogenol had geslikt in combinatie met locale toepassing vertoonde de hoogste wondgenezing: in deze groep was 89% genezen. Alleen locale toepassing liet een genezingspercentage van 84% zien, alleen orale toepassing resulteerde in 85% wondgenezing. In de controlegroep was het genezingspercentage duidelijk lager (61%).

De groepen die Pycnogenol oraal of gecombineerd gebruikten waren de enigen die ook een verbeterde microcirculatie vertoonden. Pycnogenol kan een waardevolle ondersteuning zijn bij het bevorderen van de genezing van diabetische wondproblemen.

Referenties: G. Belcaro, M. R. Cesarone, B. M. Errichi, A. Ledda, A. Di Renzo, S. Stuard, M. Dugall, L. Pellegrini, G. Gizzi, P. Rohdewald, E. Ippolito, A. Ricci, M. Cacchio, G. Cipollone, I. Ruffini, F. Fano, and M. Hosoi. Diabetic Ulcers: Microcirculatory Improvement and Faster Healing With Pycnogenol. Clinical and Applied Thrombosis/Hemostasis, Jul 2006; 12: 318 – 323

Oxidatieve stress bij diabetes: verhoogd in het algemeen en in het bijzonder bij patiënten met complicaties.

In dit onderzoek werden diverse markers voor oxidatieve stress gemeten bij jonge mensen met diabetes zonder complicaties, patiënten met recent ontstane complicaties en gezonde controlepersonen. Zoals verwacht werd een verschil gevonden tussen gezonde controlepersonen en diabetespatiënten: spiegels van glutathion, bèta-caroteen en het anti-oxidantenzym glutathion peroxidase waren bij de patiënten duidelijk lager dan bij de gezonde controlegroep. Er werd echter geen significant verschil in de concentraties van deze stoffen gevonden tussen diabetici met of zonder complicaties. De hoeveelheid vitamine E ten opzichte van de totale hoeveelheid lipiden in het bloed was echter beduidend lager bij de groep met complicaties. Oxidatie van eiwitten en vetten was duidelijk hoger in beide groepen diabetici, en het hoogst in de groep met complicaties. Dit laatste vormde een duidelijk verschil tusse de groep met en zonder complicaties, en geeft aanwijzingen dat oxidatie van eiwitten een belangrijke rol kan spelen in de eerste fase van het optreden van complicaties bij diabetes. Martin-Gallan P, Carrascosa A, Gussinye M, Dominguez C. Biomarkers of diabetes-associated oxidative stress and antioxidant status in young diabetic patients with or without subclinical complications. Free Radic Biol Med. 2003 Jun 15;34(12):1563-74

Oraal toegediende anti-oxidanten verbeteren de prognose van ernstig zieke patiënten op een intensive care-afdeling

In deze studie is gekeken naar de effecten van het toedienen van anti-oxidanten aan zeer ernstig zieke patiënten, die tijdens hun opname gewoon via het maagdarmkanaal warden gevoed. In total namen 216 patiënten deel aan de studie, waarbij 105 personen de anti-oxidanten kregen toegevoegd, terwijl 111 patiënten alleen de standaard enterale voeding kregen. De onderzoekers keken naar aanwijzingen voor een verhoogde oxidatie van vetzuren (TBARS en isoprostaan f2-alfa), de gevoeligheid van het LDL-cholesterol voor oxidatie en de hoeveelheid vitamine E in het bloed. De proefpersonen kregen de anti-oxidanten gedurende tien dagen toegediend. Na 28 dagen werd eveneens gekeken naar de klinische uitkomst van de proefpersonen. Bij de personen die anti-oxidanten toegediend kregen werd minder oxidatie van vetzuren gevonden, evenals een verlaagde gevoeligheid voor oxidatie van het LDL-cholesterol. Na 28 dagen werd een duidelijk verschil gevonden in de klinische uitkomst van de behandeling: in devgroep die anti-oxidanten kreeg was 45.7 procent overleden: van de personen die alleen de normale voeding kregen was 67,5 procent na 28 dagen niet meer in leven. De onderzoekers concludeerden dat oxidatieve stress een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van complicaties bij ernstig zieke patiënten op een intensive care-afdeling, en dat het geven van extra anti-oxidanten belangrijke voordelen kan opleveren. Ettore Crimi, Antonio Liguori, Mario Condorelli, Michele Cioffi, Marinella Astuto, Paola Bontempo, Orlando Pignalosa, Maria Teresa Vietri, Anna Maria Molinari, Vincenzo Sica, Francesco Della Corte, and Claudio Napoli. The Beneficial Effects of Antioxidant Supplementation in Enteral Feeding in Critically Ill Patients: A Prospective, Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Trial. Anesth Analg. 2004; 99(3): p. 857-863

Ook beschermende effecten van anti-oxidanten tegen veroudering in de nier gevonden

Veroudering gaat gepaard met een toegenomen belasting aan vrije radicalen. De functie van de nieren neemt eveneens af met de leeftijd. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat ten minste een deel van dit functieverlies ontstaat door een toegenomen activiteit van het enzym proteïne kinase C. Deze toegenomen activiteit leidt tot een verminderde activiteit van enzymen die de uitscheiding van water en electrolyten aansturen. In dit onderzoek werd gekeken of toediening van anti-oxidanten (in dit geval alfa-liponzuur of tempol) leidde tot een verbetering van de nierfunctie bij oudere ratten. Inderdaad bleek dat beide anti-oxidanten in staat waren om in twee weken (alfa-liponzuur) of drie weken (tempol) van toediening alle verschijnselen (verhoogde proteine kinase C-activiteit, verhoogde blootstelling aan vrije radicalen, verhoogde markers voor oxidatieve beschadiging) van veroudering in de nier te kunnen tegengaan. Op deze wijze kunnen anti-oxidanten direct helpen de veranderingen in de nieren die door veroudering optreden tegen te gaan. Mohammad Asghar and Mustafa F. Lokhandwala. Antioxidant Supplementation Normalizes Elevated Protein Kinase C Activity in the Proximal Tubules of Old Rats. Experimental Biology and Medicine 2004;229:270-275

NO is een fysiologische, lichaamseigen anti-oxidant

Naast hart- en vaatziekten werpt een recente publicatie licht op een geheel andere rol van NO: de rol van anti-oxidant. Om de effecten van NO op radicalen te onderzoeken werden met een zogenaamde Fentonreactie radicalen opgewekt in een reageerbuis. Optische sensoren werden in de oplossing gebracht, waarop deze werden aangetast door de radicalen. Toevoeging van stikstofmonoxide (NO) aan de oplossing voorkwam beschadiging van de sensoren, door het voorkomen van productie van hydroxylradicalen. Dit beschermende effect van NO trad reeds op bij lage concentraties, zoals deze normaal gesproken in bijvoorbeeld de hersenen worden aangetroffen. De onderzoekers concluderen daarom dat NO een belangrijke bescherming biedt tegen radicalen in de hersenen die opgewekt worden via Fentonreacties. Martyn A. Sharpe, Sarah J. Robb and John B. Clark. Nitric oxide and Fenton/Haber–Weiss chemistry: nitric oxide is a potent antioxidant at physiological concentrations. Journal of Neurochemistry, Vol. 87, No. 2, 2003 386-394

Nieuwe inzichten in het ontstaan van botontkalking: een vitale rol voor anti-oxidanten bij het voorkomen van verlies van botmassa na de menopauze

Botontkalking (verlies van botmassa) treedt bij iedere vrouw op na de menopauze. Het wegvallen van de productie van oestrogenen wordt hiervoor verantwoordelijk gehouden. Recente onderzoeken hebben aangetoond dat het verlies van oestrogenen leidt tot een duidelijke daling van de zwavelhoudende anti-oxidanten (met name glutathion) in de botcellen. Vergroten van de hoeveelheid glutathion verminderde het botverlies door wegvallen van de oestrogeenproductie. Toedienen van BSO, een stof die de hoeveelheid glutathion vermindert, leidde juist tot een sterke afname van de botmassa. Deze onderzoekers hebben nu gekeken naar de effecten van TNF-alfa, een stof die ontstekingsreacties versterkt, op het verlies van botweefsel. Zowel na het wegvallen van oestrogenen als tiediening van BSO trad verlies van botmassa op: in beide omstandigheden bleek het blokkeren van TNF-alfa in staat om dit verlies te voorkomen. Bij muizen bleef na verwijdering van de eierstokken (om de oestrogeenproductie te stoppen) de hoeveelheid glutathion in de botopbouwende en –afbrekende cellen laag. Dit wijst er op dat de daling van de hoeveelheid anti-oxidanten niet een gevolg is van de opgetreden botafbraak, maar een oorzaak. De onderzoekers stellen dat een verlies van oestrogenen leidt tot een verlies van zwavelhoudende anti-oxidanten als glutathion. De toegenomen productie van vrije radicalen door het verlies van anti-oxidantcapaciteit leidt vervolgens tot celbeschadiging en productie van TNF-alfa, waardoor verlies van botmassa optreedt. Dit wijst er op dat verbetering van de anti-oxidantcapaciteit, met name van de hoeveelheid glutathion, een nieuwe benadering is om botontkalking na de menopauze te voorkomen. C J Jagger, J M Lean, J T Davies, and T J Chambers. TNF-{alpha} MEDIATES OSTEOPENIA CAUSED BY DEPLETION OF ANTIOXIDANTS. Published online ahead of print September 23, 2004

Nieuwe aanwijzingen voor een belangrijke rol van oxidatieve stress bij hartfalen

Steeds meer onderzoeken wijzen op een belangrijke rol van het falen van het antioxidantsysteem bij het ontstaan van hartfalen. Dit is het eerste onderzoek waarin gelijktijdig werd gekeken naar een marker voor peroxidatie van vetten (8,12-isoprostaan F2 alpha-VI), antioxidanten (vitamine A, C en E, carotenoïden) en antioxidantenzymen (SOD, glutathion peroxidase). Aan de studie namen 60 proefpersonen deel: 30 van hen leden aan hartfalen (NYHA stadium II en III), 30 gezonde personen vormden de controlegroep. In het bloed van patiënten met hartfalen was de concentratie 8,12-isoprostaan F2 alpha-VI duidelijk hoger, wat wijst op een hogere aantasting van vetzuren door vrije radicalen. Hoe ernstiger het hartfalen, hoe meer 8,12-isoprostaan F2 alpha-VI in het bloed aanwezig was. De hoeveelheid anti-oxidanten en de activiteit van de anti-oxidantenzymen was lager in de patiëntengroep: ook hier gold dat bij een ernstiger hartfalen de afname van de antioxidantcapaciteit het grootst was. De onderzoekers adviseren op basis van deze gegevens om snel onderzoeken te starten naar de effectiviteit van suppletie met anti-oxidanten bij hartfalen. M. Cristina Polidori, Domenico Pratico, Ketty Savino, Joshua Rokach, Wilhelm Stahl, and Patrizia Mecocci. Increased F2 isoprostane plasma levels in patients with congestive heart failure are correlated with antioxidant status and disease severity. J Card Fail, Aug 2004; 10(4): 334-338

Nieuw onderzoek gestart naar de effectiviteit van alfa-liponzuur ter voorkoming van zenuwbeschadiging bij diabetes
Vrije radicalen spelen een belangrijke rol in het ontstaan van zenuwbeschadiging (polyneuropathie) bij diabetes. Zo zorgt radicaalschade er voor dat de doorbloeding in de kleinste vaatjes die de zenuwen van bloed moeten voorzien gestoord raakt. Eerdere onderzoeken hebben uitgewezen dat de sterke anti-oxidant alfa-liponzuur een positief effect op de klachten van neuropathie had. De voornaamste studies waren een kort onderzoek, waarin alfa-liponzuur per infuus werd toegediend, en een langer durend onderzoek waarin tabletten werden toegepast. Omdat de veiligheid van alfa-liponzuur groot is, en gezien de positieve resultaten in de eerdere (korte) onderzoeken, is nu besloten een groot onderzoek te starten onder de naam NATHAN 1, waarin wordt gekeken of langduriger gebruik van alfa-liponzuur in tabletvorm in staat is neuropathie te voorkomen of te vertragen. Ziegler D. Therapy with antioxidants in human diabetic neuropathy. J Neurochem. 2003 Jun;85 Suppl 2:15
Mogelijke rol van een afwijking in het anti-oxidantsysteem in insulineproducerende cellen bij het ontstaan van diabetes type I

Diabetes type I ontstaat wanneer de bètacellen in de eilandjes van Langerhans, die verantwoordelijk zijn voor de productie van insuline, verloren gaan door een auto-immuunreactie. Eerder hebben diverse onderzoekers gesuggereerd dat een verlaagde verdediging tegen oxidatieve schade de gevoeligheid voor het optreden van een dergelijke auto-immuunreactie. Eén van de proefdiermodellen de gebruikt worden bij onderzoek naar diabetes is een rattenstam (BB/S) die spontaan diabetes ontwikkelt. Toen onderzoekers de hoeveelheid anti-oxidantenzymen in de bètacellen van deze dieren bekeken vonden zij duidelijk lagere hoeveelheden catalase en superoxide dismutase. Ook werden er duidelijke aanwijzingen gevonden voor hogere oxidatieve schade, o.a. aan het DNA. De gevoeligheid voor beschadiging door toegevoegde radicalen was eveneens verhoogd. Behandeling van de cellen met ontstekingsstoffen lieten geen verschil zien tussen normale en gevoelige bètacellen: de verhoogde gevoeligheid wordt bepaald door genetische factoren of veranderingen die optreden vóór het begin van een auto-immuunreactie. Recente inzichten in diabetes type II wijzen eveneens op een rol van oxidatieve schade: hierbij is er echter geen sprake van een auto-immuunreactie: andere oorzaken voor een verhoogde oxidatieve schade (waaronder een langdurig verhoogde bloedsuikerspiegel). Louise A. Sigfrid, James M. Cunningham, Neil Beeharry, L. A. Hakan Borg, Alma L. Rosales Hernandez, Carina Carlsson, Adrian J. Bone, and Irene C. Green. Antioxidant enzyme activity and mRNA expression in the islets of

Lagere hoeveelheid glutathion gevonden bij mensen met CVA (beroerte / hersenbloeding) of een hartinfarct

Glutathion is de meest voorkomende antioxidant in het lichaam. Om na te gaan of er verschillen waren in de hoeveelheid glutathion in het bloed van personen met een CVA vergeleken met gezonde controlepersonen werd een groep van 134 personen met een CVA vergeleken met een gezonde controlegroep van 435 personen. De onderzoekers vonden dat de hoeveelheid glutathion in het bloed bij CVA-patiënten duidelijk lager was dan in de controlegroep. Zowel bij de personen die een hersenbloeding als een herseninfarct hadden gehad hadden een duidelijk lagere hoeveelheid glutathion in het bloed gevonden. Bij personen met een subarachnoïdale bloeding of een hartinfarct werd eveneens een lagere glutathionspiegel aangetroffen, maar dit verschil was niet significant. De onderzoekers konden berekenen dat de mensen met de hoogste hoeveelheid glutathion in het bloed 75% minder kans hadden op één van de bovengenoemde aandoeningen dan personen met de laagste glutathionspiegel. Haruki Shimizu, Yutaka Kiyohara, Isao Kato, Takanari Kitazono, Yumihiro Tanizaki, Michiaki Kubo, Hirofumi Ueno, Setsuro Ibayashi, Masatoshi Fujishima, and Mitsuo Iida. Relationship Between Plasma Glutathione Levels and Cardiovascular Disease in a Defined Population: The Hisayama Study. Stroke. 2004; 35(9): p. 2072-2077

Lagere hoeveelheid antioxidanten en hogere mate van lipidperoxidatie gevonden bij personen met steeds terugkerende aften in de mond

Terugkerende, pijnlijke ontstekingen van het mondslijmvlies (aften) zijn een veel voorkomend probleem. Tot op heden is de oorzaak van het ontstaan van deze aften nog steeds onbekend. In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid lipidperoxidatie (door bepaling van malondialdehyde, MDA) en vitamine A, C en E in zowel het bloed als het speeksel van twintig personen met terugkerende aften. Deze hoeveelheden werden vergeleken met de resultaten bij 30 gezonde proefpersonen. De hoeveelheid vitamine A, C en E in zowel het speeksel als het bloed van personen met terugkerende aften bleek lager te zijn dan bij de gezonde proefpersonen: de hoeveelheid MDA was echter in beide vloeistoffen hoger. De resultaten geven aan dat de antioxidantcapaciteit van het lichaam bij mensen met terugkerende aften lager is dan bij gezonde personen. Y Saral, BK Coskun, P Ozturk, F Karatas, and A Ayar. Assessment of salivary and serum antioxidant vitamins and lipid peroxidation in patients with recurrent aphthous ulceration. Tohoku J Exp Med, August 1, 2005; 206(4): 305-12

Lagere hoeveelheid anti-oxidanten in bloed kinderen met chronische ontstekingen.

Weefselbeschadiging door deze radicalen speelt mogelijk een rol in de ontwikkeling van chronische bijholteontstekingen. Om na te gaan of er verschillen bestaan in de hoeveelheden van diverse stoffen in het bloed werden 24 kinderen met een chronische ontsteking van de neus en neusbijholten onderzocht: de resultaten werden vergeleken met die van twintig kinderen die gezond waren. Uit het onderzoek bleek dat de hoeveelheid vitamine E, vitamine C, koper en zink duidelijk lager waren in het bloed van de kinderen met bijholteontstekingen. Er werd geen verschil gevonden in de hoeveelheid vitamine A en magnesium. De onderzoekers stellen dat de lagere hoeveelheden antioxidanten in het bloed van kinderen met deze klachten mogelijk een rol speelt bij het ontstaan van de ontstekingsreacties, en dat aanvulling met antioxidanten een ondersteuning kan vormen bij de behandeling van dit ziektebeeld. Unal, L Tamer, YS Pata, S Kilic, U Degirmenci, Y Akba, K Gorur, and U Atik. Serum levels of antioxidant vitamins, copper, zinc and magnesium in children with chronic rhinosinusitis. J Trace Elem Med Biol, January 1, 2005 18(2): 189-92

Lage inname van bepaalde anti-oxidanten is gekoppeld aan een verhoogde kans op het ontstaan van diabetes type 2
In dit langdurige onderzoek werden 4304 personen (2285 mannen en 2019 vrouwen) gedurende 23 jaar gevolgd. Aan het begin van de studie werd de inname van een aantal anti-oxidanten bepaald. Vervolgens werd onderzocht of er een verschil bestond in inname tussen de personen die later wel diabetes type 2 ontwikkelden en personen die deze ziekte niet kregen. Bij analyse bleek dat het risico om diabetes type 2 te ontwikkelen in de groep die de hoogste inname van vitamine E had 31% lager te zijn dan in de groep met de laagste inname. Ook het apart bekijken van de inname van de diverse tocoferolen liet een lagere kans op diabetes type twee zien bij een hogere inname. Van vitamine C in hoeveelheden zoals deze uit de voeding werden ingenomen werd geen effect gevonden: bij de carotenoïden werd alleen voor beta-cryptoxanthine een relatie gevonden. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat een verhoogde radicalenbelasting een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van insulineresistentie en diabetes type 2. Ook deze studie heeft een relatie tussen anti-oxidanten en de kans op het ontwikkelen van deze veel voorkomende aandoening bevestigd. Jukka Montonen, MSC, Paul Knekt, PHD, Ritva Järvinen, PHD and Antti Reunanen, PHD. Dietary Antioxidant Intake and Risk of Type 2 Diabetes. Diabetes Care 2004;27:362-366
L-selenomethionine geeft een specifieke stijging van het seleniumgehalte in de prostaat bij orale toepassing

In diverse onderzoeken is gewezen op het belang van selenium bij de preventie van prostaatkanker. Het was echter niet duidelijk of selenium (in de vorm van L-selenomethionine) bij orale toepassing als supplement ook in staat is om de concentratie selenium in de prostaat te verhogen. In deze studie kregen mannen met gelokaliseerde prostaatkanker selenomethionine of een placebo toegediend. Aan het begin van de studie werd de concentratie selenium in het serum en in de teennagels gemeten. Dit laatste is een maat voor de inname van selenium over langere tijd. Na de suppletie werd gekeken naar de hoeveelheid selenium in het serum, prostaatweefsel en de zaadblaasjes. In totaal namen 66 mannen deel aan de studie. Van hen kregen er 34 selenium en 32 niet. In de seleniumgroep steeg de concentratie selenium in het serum met 15%, in prostaatweefsel met 22%, terwijl er geen verschil was in de concentratie in de zaadblaasjes. Hier was de concentratie bovendien lager dan in de prostaat. De onderzoekers hebben hiermee voor het eerst aangetoond dat orale toepassing van L-selenomethionine specifiek de concentratie selenium in de prostaat kan laten stijgen, en daarmee kan helpen om de kans op prostaatkanker te verkleinen.
Anita L. Sabichi, J. Jack Lee, Robert J. Taylor, Ian M. Thompson, Brian J. Miles, Catherine M. Tangen, Lori M. Minasian, Louis L. Pisters, John R. Caton, Joseph W. Basler, Seth P. Lerner, David G. Menter, James R. Marshall, E. David Crawford, and Scott M. Lippman. Selenium Accumulation in Prostate Tissue During a Randomized, Controlled Short-term Trial of l-Selenomethionine: a Southwest Oncology Group Study. Clin. Cancer Res. 2006;12(7):2178-2184

Het seleniumbevattende enzym glutathion peroxidase is essentiëel voor het voorkomen van ontsteking van het darmslijmvlies

Het menselijk darmslijmvlies is voor een normale functie afhankelijk van een goed werkend anti-oxidantsysteem. Bij één van de belangrijkste functies van het darmslijmvlies, de afbraak van lichaamsvreemde stoffen, komen grote hoeveelheden radicalen vrij. Ook ontstekingsreacties zijn een bron van vrije radicalen. Muizen met een beschadigd gen voor de twee vormen van het enzym glutathion peroxydase (GPX-1 en GPX-2) ontwikkelen al in de eerste dagen na de geboorte een ernstige ontsteking van de dikke darm. Dit gebeurt omdat de darm steriel is voor de geboorte, en bacteriën uit de omgeving zich direct na de geboorte in de darm vestigen. Waar dit normaal gesproken moet leiden tot het ontstaan van een normale darmflora reageert het darmslijmvlies met een heftige ontstekingsreactie. De productie van GPX-2 steeg twee weken na de geboorte fors. Dit gaat samen met het veranderen van de darmflora: direct na de geboorte ontwikkelt zich bij muizen (mede onder invloed van de moedermelk) een darmflora die weinig reactie van het immuunsysteem oproept. Na twee weken, ongeveer wanneer de vaste voeding begint, verandert de samenstelling van de darmflora. De nieuwe samenstelling kan veel meer reacties bij het immuunsysteem opwekken. Het darmslijmvlies reageert hierop door meer GPX-2 te produceren.Een falen van het anti-oxidantsysteem van het darmslijmvlies kan tot ernstige problemen leiden, omdat het immuunsysteem reageert op lichaamsvreemde stoffen in de darm, maar ook op de darmflora. Esworthy RS, Binder SW, Doroshow JH, Chu FF. Microflora trigger colitis in mice deficient in selenium-dependent glutathione peroxidase and induce Gpx2 gene expression. Biol Chem 2003 Apr;384(4):597-607

Het anti-oxidantenzym superoxide dysmutase bindt zich aan collageen type 1 en beschermt het bindweefsel tegen vrije radicalen

Superoxide dysmutase (SOD) beschermt het lichaam tegen beschadiging door radicalen. Het is verantwoordelijk voor het onschadelijk maken van de zeer schadelijke superoxide anionen. Buiten de cellen wordt een speciale vorm van dit enzym aangetroffen. De hoeveelheid van dit enzym verschilt sterk op diverse plaatsen in het lichaam. Vooral op plaatsen waar superoxide anionen snel kunnen ontstaan wordt extracellulair SOD aangetroffen. Al langer was bekend dat een gedeelte van het SOD-molecuul zich kan binden aan stoffen die buiten cellen voorkomen (de zogenaamde extracellulaire matrix). In dit onderzoek wordt voor de eerste maal beschreven hoe SOD zich ook aan collageen type 1 kan binden. Dit type collageen komt zeer veel voor in het bindweefsel van bijvoorbeeld de huid. Wanneer het zich aan collageen heeft gebonden beschermt SOD het bindweefsel tegen fragmentatie, het “breken” van de collageenvezels onder invloed van vrije radicalen. Het lichaamseigen anti-oxidantsysteem helpt op deze wijze bindweefsel te beschermen tegen beschadiging door vrije radicalen. Steen V. Petersen, Tim D. Oury, Louise Ostergaard, Zuzana Valnickova, Joanna Wegrzyn, Ida B. Thøgersen, Christian Jacobsen, Russell P. Bowler, Cheryl L. Fattman, James P. Crapo, and Jan J. Enghild. Extracellular superoxide dismutase (EC-SOD) binds to type I collagen and protects against oxidative fragmentation. J. Biol. Chem, 10.1074/jbc.M310217200

Goed resultaat van gebruik van anti-oxidanten bij ovariumcarcinoom
Ovariumcarcinomen (eierstoktumoren) worden vaak laat ontdekt, en de kans op genezing is uiterst klein. Patiënten met deze vorm van kanker gebruiken vaak alternatieve geneesmiddelen en voedingssupplementen. In dit artikel wordt beschreven hoe twee vrouwen met een vergevorderd stadium van een ovariumcarcinoom (stadium III C) uitstekende resultaten behaalden door het gebruik van extra anti-oxidanten. Beide patiëntes gebruikten extra anti-oxidanten (vitamine C, vitamine E, bètacaroteen, Q10, multivitaminen/mineralenpreparaat). In beide gevallen werd een eerste behandeling (cytoreductie) gegeven. Eén patiënte liet twee maal per week een infuus met een totale hoeveelheid van 60 gram vitamine C toedienen na het beëindigen van de reguliere chemotherapie. De andere patiënte weigerde de voortgezette chemotherapie met paclitaxel, en gebruikte alleen de orale anti-oxidanten, samen met infusen met vitamine C (eveneens 60 gram twee maal per week). Drie jaar later was bij beide patiënten geen ziekte meer waarneembaar. Intussen is in het universitair ziekenhuis van Kansas een studie begonnen naar de effectiviteit van anti-oxidanten bij vrouwen met een ovariumcarcinoom. N.B.: Infusen met vitamine C geven een hogere concentratie van deze stof in het bloed dan met gebruik van tabletten mogelijk is. Jeanne A. Drisko, MD, Julia Chapman, MD and Verda J. Hunter, MD. The Use of Antioxidants with First-Line Chemotherapy in Two Cases of Ovarian Cancer. Journal of the American College of Nutrition, Vol. 22, No. 2, 118-123 (2003)
Geoxideerd LDL-cholesterol vermindert de werking van insuline

Oxidatieve stress speelt bij diverse aandoeningen een rol, waaronder diabetes. Dat geoxideerd LDL-cholesterol een rol spelt bij het ontstaan van hart- en vaatziekten is al langer bekend. In dit onderzoek werden gekweekte bindweefselcellen blootgesteld aan geoxideerd LDL, insuline of een combinatie van deze twee stoffen. Toevoegen van insuline verhoogde de productie van zuurstofradicalen. Dit is normaal, omdat insuline helpt glucose de cellen in te brengen, Glucose wordt vervolgens direct verbrand, waarbij vrije radicalen ontstaan. Ook toevoeging van geoxideerd LDL leidde tot een stijging van de hoeveelheid radicalen. Stijging van de hoeveelheid radicalen in een cel leidt tot een vermindering van de gevoeligheid voor insuline. De radicalen die vrijkomen bij de verbranding geven zo een signaal af dat er niet meer glucose de cel in mag komen, om te voorkomen dat de cel door de eigen radicalen wordt beschadigd. Dit fenomeen, insulineresistentie genoemd, ligt ten grondslag aan diabetes type 2. Toedienen van geoxideerd LDL leidde tot een verminderde gevoeligheid voor insuline. Vitamine E voorkwam deze effecten. Dit onderzoek toont voor het eerst aan dat geoxideerd LDL niet alleen een bijdrage levert aan het ontstaan van arteriosclerose, maar ook een negatieve rol kan spelen bij diabetes type 2. C Maziere, P Morliere, R Santus, V Marcheux, C Louandre, MA Conte, and JC Maziere. Inhibition of insulin signaling by oxidized low density lipoprotein; Protective effect of the antioxidant Vitamin E. Atherosclerosis, July 1, 2004; 175(1): 23-30.

Gebruik van anti-oxidanten vermindert complicaties bij patiënten op intensive care

Vrije radicalen worden een belangrijke rol toegedicht bij het ontstaan van complicaties bij ernstig zieke patiënten, zoals longbeschadiging (ARDS, adult respiratory distress syndrome), longontsteking en meervoudig orgaanfalen. Hierbij spelen zowel directe beschadiging door radicalen als activatie van ontstekingsreacties een belangrijke rol. Bovendien is vastgesteld dat uitputting van alti-oxidanten leidt tot een verhoogd risico van infecties in het ziekenhuis. Toediening van extra vitamine C en vitamine E aan patiënten die opgenomen waren op een intensive care unit bleek de kans op ARDS en longinfecties te verminderen met 19%. Meervoudig orgaanfalen kwam 57% minder voor in de groep die extra anti-oxidanten toegediend kreeg. Ook de duur van de beademing en het totale verblijf werden verminderd door het gebruik van anti-oxidanten Nathens AB, Neff MJ, Jurkovich GJ, Klotz P, Farver K, Ruzinski JT, Radella F, Garcia I, Maier RV. Randomized, prospective trial of antioxidant supplementation in critically ill surgical patients. Ann Surg 2002 Dec;236(6):814-22

Gebrek aan anti-oxidanten in verband gebracht met het “no-reflow” fenomeen na PTCA (“dotterbehandeling”)

Bij een PTCA (percutane transluminale coronairangioplastiek, beter bekend als een “dotterbehandeling”) wordt een catheter met een ballon via de lies opgevoerd naar een vernauwde kransslagader. Wanneer de ballon ter hoogte van een vernauwing in de kransslagader is aangekomen wordt deze opgeblazen, zodat het vat wordt opgerekt en het bloed weer door het vat kan stromen. Bij sommige mensen treedt er echter geen of weinig verbetering van de doorbloeding van de kransslagader op. Dit wordt het no-reflow-fenomeen genoemd. Optreden van no-reflow gaat gepaard met een slechter klinisch en functioneel herstel. In deze studie werd bij 26 patiënten met een eerste hartinfarct gekeken naar de hoeveelheid anti-oxidantvitamines (vitamine C, vitamine E en bètacaroteen) en naar anti-oxidantenzymen (glutathion peroxidase, superoxide dysmutase en catalase). Na de ingreep werd het herstel van de bloedstroom in de behandelde kransslagader bekeken. Bij 6 patiënten trad het no-reflow fenomeen op. Uit het bloedonderzoek bleek dat de hoeveelheid vitamine C, vitamine E en glutathion peroxidase bij deze patiënten duidelijk lager was. De onderzoekers concludeerden date en verlaagde anti-oxidantverdediging een risicofactor vormt voor het optreden van no-reflow. H Matsumoto, N Inoue, H Takaoka, K Hata, T Shinke, R Yoshikawa, H Masai, S Watanabe, T Ozawa, and M Yokoyama. Depletion of antioxidants is associated with no-reflow phenomenon in acute myocardial infarction. Clin Cardiol, August 1, 2004; 27(8): 466-70

Fibromyalgie gaat gepaard met een verhoogde blootstelling van het lichaam aan vrije radicalen

In dit onderzoek is gekeken naar de balans tussen oxidanten en antioxidanten bij mensen met fibromyalgie en gezonde controlepersonen. Hierbij is gekeken naar de activiteit van een aantal antioxidantenzymen (superoxide dismutase (SOD), xanthine oxidase (XO), adenosine deaminase (ADA)) en naar thiobarbituraatreactieve stoffen (TBARS) en stikstofmonoxide (NO) in het bloed. In totaal werden 30 vrouwen met fibromyalgie en 16 gezonde controlepersonen onderzocht. De fibromyalgiepatiënten werden behandeld met sertraline of amitryptiline gedurende 8 weken. Aan het begin van de studie werd een hogere hoeveelheid TBARS (met name malondialdehyde) en een verlaagde hoeveelheid NO gevonden, beiden aanwijzingen voor een verhoogde blootstelling aan vrije radicalen. Er werd echter geen verschil in de hoeveelheid van de diverse antioxidantenzymen gevonden. De behandeling met beide soorten medicatie leidde tot een afname van de klachten, maar had geen gevolgen voor de belasting met vrije radicalen. De onderzoekers adviseren daarom meer onderzoek te doen naar (voedings)stoffen die helpen om de blootstelling aan vrije radicalen bij fibromyalgie te verminderen. Salih Ozgocmen, Huseyin Ozyurt, Sadik Sogut, Omer Akyol, Ozge Ardicoglu, and Hulya Yildizhan. Antioxidant status, lipid peroxidation and nitric oxide in fibromyalgia: etiologic and therapeutic concerns. Rheumatol Int, November 10, 2005; 1-6.

Evenwicht tussen radicalen en anti-oxidanten van groot belang voor normale functie van bloedvaten

NO (stikstof monoxide) is een stof die voortdurend wordt geproduceerd door de vaatwanden, en die de vaten verwijdt om de doorbloeding te verhogen. Superoxide anionen, vrije radicalen die met name bij de energieproductie in de cel vrijkomen, remmen de beschikbaarheid en werking van NO. In het lichaam is met name het enzym superoxide dysmutase (SOD) belangrijk voor het onschadelijk maken van dit type vrije radicalen. In dit onderzoek werd gevonden dat muizen die dit enzym misten gevoeliger waren voor het opwekken van een verhoogde bloeddruk. Wanneer een anti-oxidant werd toegediend verdween dit verschil, en normaliseerde de reactie van de bloedvaten. Dit onderzoek toont eens te meer aan dat vrije radicalen in overmaat de normale vaatfunctie kunnen verstoren, waardoor de kans op het ontstaan van hart- en vaatziekten wordt verhoogd. Oliver Jung, Stefan L. Marklund, Helmut Geiger, Thierry Pedrazzini, Rudi Busse, Ralf P. Brandes. Extracellular Superoxide Dismutase Is a Major Determinant of Nitric Oxide Bioavailability. In Vivo and Ex Vivo Evidence From ecSOD-Deficient Mice. Circulation Research. 2003;93:622

Eten van kersen verlaagt het urinezuurgehalte bij gezonde vrouwen

Een verhoging van de hoeveelheid urinezuur in het lichaam kan leiden tot jicht, waarbij urinezuurkristallen neerslaan rond gewrichten en een hevige en zeer pijnlijke ontstekingsreactie veroorzaken. In een recent artikel is beschreven hoe bij gezonde jonge vrouwen het urinezuurgehalte daalde na éénmalig 280 gram kersen te eten. Ook werd er een vermindering van een aantal ontstekingsfactoren in het bloed gevonden, hoewel het verschil niet significant was. Zowel de anti-oxidanteffecten van bestanddelen van kersen (bioflavonoïden en vitamine C) als de ontstekingsremmende effecten van bioflavonoïden worden voor dit effect verantwoordelijk gehouden. Robert A. Jacob, Giovanna M. Spinozzi, Vicky A. Simon, Darshan S. Kelley, Ronald L. Prior, Betty Hess-Pierce and Adel A. Kader. Consumption of Cherries Lowers Plasma Urate in Healthy Women. J. Nutr. 133:1826-1829, June 2003

EGCG uit groene thee heft de resistentie van tumorcellen tegen etoposide op

In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat (-)-epigallocatechinegallaat (EGCG) uit groene thee een aantal belangrijke beschermende effecten op het lichaam kan hebben.
In deze studie is gekeken naar de effecten van EGCG op glucose-regulated protein 78 (GRP78), dat betrokken is bij de resistentie van vele typen tumorcellen tegen meerdere vormen van chemotherapie.

GRP78 verhindert vaak de geprogrammeerde celdood (apoptose) van met medicijnen behandelde tumorcellen, waardoor zij niet afsterven. EGCG bleek competitie aan te gaan met ATP op het eiwit, waardoor het van de actieve monomeer overging in een inactieve dimere en oligomere vorm. Hierdoor werd de resistentie van de tumorcellen minder, waardoor de effectiviteit van etoposide (een chemotherapeuticum) toenam.

EGCG kan daarom mogelijk een rol spelen in het overwinnen van resistentie tegen chemotherapie bij diverse vormen van kanker.

Referenties: Svetlana P. Ermakova, Bong Seok Kang, Bu Young Choi, Hong Seok Choi, Todd F. Schuster, Wei-Ya Ma, Ann M. Bode, and Zigang Dong. -)-Epigallocatechin Gallate Overcomes Resistance to Etoposide-Induced Cell Death by Targeting the Molecular Chaperone Glucose-Regulated Protein 78. Cancer Res. 2006; 66(18): p. 9260-9269

Een verhoogde belasting met vrije radicalen gevonden in chronische wonden (“open been”)

Niet genezende wonden, in de volksmond een “open been” genoemd, zijn een veel voorkomende complicatie bij ernstige spataderen. Omdat vocht achterblijft in de onderbenen ontstaat een hoge druk in de weefsels. De doorbloeding in de kleinste vaatjes wordt hierdoor ernstig belemmerd. Wanneer in deze omstandigheden een wondje ontstaat wordt de genezing ernstig bemoeilijkt. Soms geneest de wond in het geheel niet spontaan, en wordt langdurige wondbehandeling noodzakelijk. Onderzoekers vonden in vocht uit chronische wonden aanwijzingen voor een verhoogde productie van vrije radicalen, hoger dan in bijvoorbeeld een operatiewond. Tijdens de chronische ontstekingsreactie, bedoeld om de wond te laten genezen, worden grote hoeveelheden radicalen geproduceerd door bepaalde witte bloedcellen (neutrofiele leukocyten). De auteurs van dit artikel suggereren op basis van hun bevindingen dat vermindering van beschadiging door radicalen, bijvoorbeeld door toepassen van anti-oxidanten, ondersteuning kan bieden bij de behandeling van deze wonden James TJ, Hughes MA, Cherry GW, Taylor RP. Evidence of oxidative stress in chronic venous ulcers. Wound Repair Regen 2003 May;11(3):172-6

Een rol voor het anti-oxidantsysteem en ontgifting bij het ontstaan van auto-immuunaandoeningen?

SLE (systemische lupus erythematosus) is een aandoening waarbij het eigen immuunsysteem verschillende organen in het lichaam aantast. In deze studie werd gekeken naar een speciale muizenstam, die een erfelijke afwijking heeft in een gen dat verantwoordelijk is voor de regulatie van tal van ontgiftings- en anti-oxidantenzymen, het Nrf-2 gen. Deze muizen ontwikkelen op latere leeftijd spontaan een ziektebeeld dat sterk lijkt op SLE. In dit onderzoek werd aangetoond dat de dieren voorafgaand aan het ontwikkelen van de autoantilichamen (antilichamen gericht tegen de eigen organen) een duidelijke toename van schade door radicalen doormaakten, met name in de lever en de nieren. Hierbij bleek dat de hoeveelheid van diverse anti-oxidantenzymen en ontgiftende enzymen sterk daalden voor het ontwikkelen van de ziekteverschijnselen. Dit is het eerste onderzoek dat een duidelijk verband legt tussen het ontstaan van auto-immuunziekten en oxidatieve stress. Jiang Li, Thor D. Stein, and Jeffrey A. Johnson. Genetic dissection of systemic autoimmune disease in Nrf2-deficient mice. Physiol. Genomics. 2004; 18(3): p. 261-272

Draagt een gebrek aan anti-oxidanten bij aan het optreden van afwijkingen in de eierstokken als PCOS?

Het polycysteus ovariumsyndroom (PCOS) is één van de meest voorkomende oorzaken van een verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen. Bij PCOS zijn de eierstokken vergroot, en bevatten zij vele cystes. In dit onderzoek werden gekweekte ovariumcellen bekeken. Hierbij bleek dat blootstelling aan lichte oxidatieve stress leidde tot een toename van het aantal cellen, terwijl sterke oxidatieve stress de groei remde. Toevoegen van anti-oxidanten als vitamine E of SOD aan de celkweken verminderde de effecten van vrije radicalen. Dit is de eerste maal dat een groeistimulerend effect van oxidatieve stress op ovariumcellen wordt beschreven. De onderzoekers stellen dat een verhoogde oxidatieve stress of een te lage hoeveelheid anti-oxidanten bij kunnen dragen aan het optreden van PCOS. A.J. Duleba, N. Foyouzi, M. Karac, T. Pehlivan, J. Kwintkiewicz, and H.R. Behrman. Proliferation of ovarian theca-interstitial cells is modulated by antioxidants and oxidative stress. Hum. Reprod. published 3 June 2004

Cruciale rol van zwavelhoudende anti-oxidanten bij verlies van botmassa door oestrogeentekort

Oestrogeen beschermt tegen verlies van botmassa. Na de overgang, wanneer de oestrogeenproductie zeer sterk verminderd is, treedt bij vrouwen dan ook een fors verlies van botmassa op. Waarom oestrogeen beschermt tegen verlies van botmassa is nog grotendeels onbekend. Wel is al langer bekend dat vrije radicalen osteoclasten stimuleren. Osteoclasten zijn cellen rond de botten die bot afbreken. Ook is bekend dat oestrogeen op andere plaatsen beschermt tegen vrije radicalen. Om na te gaan of afname van oestrogeen leidde tot veranderingen in de verdediging van het lichaam tegen vrije radicalen keken onderzoekers naar de effecten van het verwijderen van de eierstokken bij ratten. De hoeveelheid van de zwavelbevattende anti-oxidanten glutathion en thioredoxine daalde sterk na de ingreep: toediening van 17-bèta-estradiol voorkwam deze daling. Toediening van de anti-oxidanten NAC (N-acetyl-cysteïne) en vitamine C, die de hoeveelheid glutathion in de cellen verhogen, voorkwam eveneens verlies van botmassa. Remming van de productie van glutathion met een chemische stof versnelde het verlies van botmassa juist. Wanneer de osteoclasten in een reageerbuis werden gemengd met NAC werd de groei van deze botafbrekende cellen geremd, en ook de productie van cytokinen die in verband worden gebracht met botontkalking nam af. Dit onderzoek is een duidelijke aanwijzing dat verlies van oestrogeenproductie leidt tot velies van zwavelhoudende anti-oxidanten in osteoclasten, waardoor deze gevoeliger worden voor signalen die botafbraak stimuleren. Bovendien leidt de daling van de verdediging tegen vrije radicalen tot de productie van cytokinen die botafbraak stimuleren. Jenny M. Lean, Julie T. Davies, Karen Fuller, Christopher J. Jagger, Barrie Kirstein, Geoffrey A. Partington, Zoë L. Urry and Timothy J. Chambers. A crucial role for thiol antioxidants in estrogen-deficiency bone loss. J. Clin. Invest. 112:915-923 (2003)

Combinatie van vitamine C en vitamine E verbetert endotheelfunctie van bloedvaten en verbetert stollingsprofiel bij rokers

De verhoogde oxidatieve stress die optreedt bij rokers heeft een aantal zeer negatieve gevolgen voor het lichaam, waaronder een verstoring van de endotheelfunctie en de bloedstolling. Beide invloeden leiden tot een verhoging van het risico van hart- en vaatziekten. Rokers werden in vier groepen verdeeld, die respectievelijk 2000 mg. vitamine C, 2000 mg. vitamine C plus 400 IU vitamine E, 2000 mg. vitamine C plus 800 IU vitamine E of geen anti-oxidanten toegediend kregen. De supplementen werden gedurende 4 weken gebruikt. Voor en na deze periode werd gekeken naar het vermogen van bloedvaten om te verwijden (een maat voor de endotheelfunctie) en naar een aantal factoren van het stollingssysteem in het bloed (vWF, PAI-1 en tPA). De plasmaspiegels van PAI-1 en tPA daalden alleen in de groep die vitamine C plus 800 IU vitamine E gebruikte: de verhouding PAI-1/tPA daalde in beide groepen die de combinatie van C en E gebruikte. De doorbloeding verbeterde eveneens in beide C/E groepen, en het sterkst in de goep die 800 IU gebruikte. Een combinatie van hoge doseringen vitamine E en C kan de negatieve gevolgen van roken deels bestrijden. Antoniades C, Tousoulis D, Tentolouris C, Toutouza M, Marinou K, Goumas G, Tsioufis C, Toutouzas P, Stefanadis C. Effects of antioxidant vitamins C and E on endothelial function and thrombosis/fibrinolysis system in smokers. Thromb Haemost. 2003 Jun;89(6):990-5.

Coenzym Q10 verbetert de endotheelfunctie en verhoogt de concentratie extracellulair SOD

Extracellulair superoxide dysmutase (ecSOD) is een belangrijk enzym in het lichaamseigen antioxidantsysteem, vooral in de vaatwand. Bij personen met vaataandoeningen is de concentratie van dit enzym lager dan bij gezonde personen. Het is bekend dat de concentratie ecSOD verband houdt met het vermogen van de bloedvaten om zich te verwijden onder invloed van het endotheel (o.a. via de productie van stikstofmonoxide, NO). Recent is aangetoond dat inname van Q10 door diabetici de endotheelafhankelijke vaatverwijding verhoogt.

In deze studie gebruikten 19 personen gedurende een maand dagelijks 300 mg Q10, terwijl nog eens 19 personen een placebo toegediend kregen. Aan het begin en eind van de studie werd gekeken naar de endotheelafhankelijke vaatverwijding, de concentratie ecSOD en het maximale zuurstofverbruik bij een inspanningsproef. Hierbij bleek dat de endotheelafhankelijke vaatverwijding, de concentratie ecSOD en het maximale zuurstofverbruik in de groep die Q10 gebruikt had, significant toenam ten opzichte van de placebogroep. De sterkste veranderingen werden gevonden bij die personen die aan het begin van de studie de laagste concentratie ecSOD hadden.

De onderzoekers stellen dat het vermogen van Q10 om oxidatie van NO tegen te gaan mogelijk verantwoordelijk is voor de gevonden effecten. Het toegenomen zuurstofverbruik wordt toegeschreven aan de effecten van Q10 op de stofwisseling van het hart zelf, hoewel niet uit te sluiten valt dat de verbeterde vaatverwijding hier ook een bijdrage aan heeft geleverd.

Luca Tiano, Romualdo Belardinelli, Paola Carnevali, Federica Principi, Giovanna Seddaiu, and Gian Paolo Littarru. Effect of coenzyme Q10 administration on endothelial function and extracellular superoxide dismutase in patients with ischaemic heart disease: a double-blind, randomized controlled study. Eur. Heart J. 2007; 28(18): p. 2249-2255

Coënzym Q10 verbetert de conditie van mensen met ernstig hartfalen die wachten op een transplantatie

Naar aanleiding van eerdere onderzoeken die een positief effect van het gebruik van coënzym Q10 bij hartfalen lieten zien hebben onderzoekers gekeken naar de effecten van het toedienen van 60 mg van deze stof per dag of een placebo aan mensen met ernstig hartfalen. Om de effecten van Q10 te bepalen werden de patiënten onderworpen aan een conditietest, bloedonderzoek en echografisch onderzoek van de hartfunctie. Daarnaast werden vragenlijsten over de conditie ingevuld. Alle patiënten gebruikten Q10 naast hun normale medicatie. De mensen die Q10 kregen hadden minder last van vermoeidheid en kortademigheid, een betere conditie, en moesten ’s nachts minder vaak het bed uit om te urineren. Er werd echter geen verschil gevonden in de resultaten van het bloedonderzoek of het echografische onderzoek naar de werking van de hartspier. Hiervoor hadden de onderzoekers geen verklaring, maar de verbetering in conditie en klachten lijkt een duidelijke aanwijzing om q10 toe te passen bij mensen met ernstig hartfalen. M Berman, A Erman, T Ben-Gal, D Dvir, GP Georghiou, A Stamler, Y Vered, BA Vidne, and D Aravot. Coenzyme Q10 in patients with end-stage heart failure awaiting cardiac transplantation: a randomized, placebo-controlled study. Clin Cardiol, May 1, 2004; 27(5): 295-9.

Carotenoïden en lensvertroebeling

Carotenoïden hebben een beschermende werking in het netvlies. Met name luteïne wordt in hoge concentraties in het netvlies aangetroffen. Ook in de lens van het oog worden zeaxanthine en luteïne aangetroffen. Om te bepalen of er een relatie is tussen de carotenoïden in het lichaam werd bij 376 personen de dichtheid van het pigment in de lens en de macula van het netvlies bepaald, evenals de hoeveelheid carotenoïden in het bloed. Daarnaast werd de hoeveelheid luteïne in het vetweefsel bepaald, en werd gekeken naar de hoeveelheid vitamine E en vitamine C in het bloed. Opvallend was dat bij de oudere proefpersonen een omgekeerde relatie bestond tussen de lensdichtheid (mate van vertroebeling) en de hoeveelheid pigment in de macula. Dit effect bleef bestaan nadat voor andere bekende risicofactoren voor lensvertroebeling (staar) was gecorrigeerd. Dit wijst er op dat zeaxanthine en luteïne niet alleen het netvlies, maar ook de lens van het oog tegen vertroebeling helpen beschermen. Tos T. J. M. Berendschot, PhD; Wendy M. R. Broekmans, PhD; Ineke A. A. Klöpping-Ketelaars, MD, PhD; Alwine F. M. Kardinaal, PhD; Geert van Poppel, PhD; Dirk van Norren, PhD. Lens Aging in Relation to Nutritional Determinants and Possible Risk Factors for Age-Related Cataract. Arch Ophthalmol. 2002;120:1732-1737.

Blootstelling aan radicalen leidt tot veranderingen in vetzuren in darmepitheel zonder effect op het anti-oxidantsysteem.

Gekweekte epitheelcellen uit de darm werden in dit onderzoek blootgesteld aan vrije radicalen door toevoeging van ijzer en vitamine C. Dit leidde niet alleen tot stijging van de hoeveelheid malondialdehyde, een mate voor oxidatieve stress, maar ook tot vermindering van de hoeveelheid meervoudig onverzadigde vetzuren in de celwand, en een stijging van de hoeveelheid verzadigde vetzuren. Er werd echter geen verandering gevonden in de hoeveelheid van de anti-oxidantenzymen catalase, glutathion peroxidase, glutathion transferase en superoxide dysmutase. Ook de hoeveelheid glutathion in cellen bleef onveranderd. Enkele indicatoren voor een ontstekingsreactie (NF-kappaB activatie, stijging van interleukine-8, COX-2 en ICAM-1) stegen wel bij deze experimenten. De onderzoekers wijzen op het belang van de bescherming tegen vrije radicalen om ontstekingsreacties te beperken. Bernotti S, Seidman E, Sinnett D, Brunet S, Dionne S, Delvin E, Levy E. INFLAMMATORY REACTION WITHOUT ENDOGENOUS ANTIOXIDANT RESPONSE IN CACO-2 CELLS EXPOSED TO IRON / ASCORBATE-MEDIATED LIPID PEROXIDATION. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol. 2003 Jul 3

Bijzondere beschermende rol in zenuwcellen voor tocotriënolen

Vitamine E komt in de natuur voor als een mengsel van diverse tocoferolen en tocotriënolen. Tocotriënolen staan bekend als zeer sterke anti-oxidanten, terwijl tevens een cholesterolverlagend effect van deze stoffen is beschreven. In zenuwcellen kan beschadiging en celdood op diverse manieren optreden. Heel vaak gaat dit gepaard met zogenaamde excitotoxiciteit, waarbij glutamaat een reactie op gang brengt die uiteindelijk leidt tot afsterven van de cel. Eerder onderzoek van dezelfde wetenschappers heeft aangetoond dat tocotriënolen, en niet tocoferolen, kunnen beschermen tegen glutamaat-geïnduceerde celdood. In dit onderzoek is gekeken naar de wijze waarop tocotriënolen bescherming kunnen bieden. Wanneer een zenuwcel in contact komt met beschadigende stoffen als glutamaat of homocysteïne treedt een aantal veranderingen op. Eén van de belangrijkste hiervan is activatie van omzetting van arachidonzuur door het enzym 12-lipoxygenase (12-LOX). Arachidonzuur wordt omgezet in een scala aan stoffen, die allen ontstekingsreactie en celbeschadiging bevorderen. Gekweekte cellen, die blootgesteld werden aan beschadigende stoffen, werden al tegen schadelijke gevolgen beschermd door zeer lage (nanomolaire) concentraties alfa-tocotriënol. Binding van alfa-tocotriënol aan 12-LOX voorkomt mogelijk de binding van arachidonzuur, waardoor de omzetting hiervan in schadelijke ontstekingsmediatoren wordt geremd. Savita Khanna, Sashwati Roy, Hoon Ryu, Praveen Bahadduri, Peter W. Swaan, Rajiv R. Ratan, and Chandan K. Sen. Molecular Basis of Vitamin E Action: TOCOTRIENOL MODULATES 12-LIPOXYGENASE, A KEY MEDIATOR OF GLUTAMATE-INDUCED NEURODEGENERATION. J. Biol. Chem., Vol. 278, Issue 44, 43508-43515, October 31, 2003

Beschermende effecten van vitamine E, zink en selenium bij diabetes type 2 (ouderdomsdiabetes)

Diabetes type 2 komt steeds meer voor, en dreigt een ware epidemie te vormen. De veranderingen in het lichaam bij diabetes leiden tot het ontstaan van beschadiging in voornamelijk de kleinere bloedvaten. Gevolgen hiervan zijn beschadiging van het netvlies, de nieren en zenuwen, naast andere complicaties van hart- en vaatziekten. De blootstelling van de vaatwand aan verhoogde concentraties glucose leidt tot beschadiging en verlies van endotheelfunctie. Het endotheel, de binnenbekleding van de bloedvaten, helpt bloedvaten te verwijden door productie van stikstofmonoxide (NO). Door overmatige blootstelling aan radicalen als gevolg van de verhoogde glucosespiegel raakt dit systeem verstoord. Gevolgen zijn o.a. een verhoogde bloeddruk en toename van beschadiging van het endotheel, waardoor uiteindelijk slagadervernauwing ontstaat. Lage concentraties zink, selenium en vitamine E worden vaak aangetroffen bij patiënten met diabetes type 2. Een review van de literatuur laat zien dat de beschermende effecten van vitamine E in de praktijk minder zijn dan verwacht. Een verklaring hiervoor is het feit dat de overproductie van radicalen (superoxide anionen) met name plaatsvindt in de mitochondria, waar anti-oxidantenzymen een belangrijkere rol spelen. De effecten van inname van zink zijn het sterkst wanneer er sprake is van complicaties, een aanwijzing dat zink aan het ontstaan hiervan bij kan dragen. Selenium is een belangrijke cofactor voor het anti-oxidantenzym glutathion peroxidase (GPx). Een verlaagde activiteit van dit anti-oxidantenzym wordt veelvuldig aangetroffen bij diabetici, en wordt in verband gebracht met trombose en vaatafwijkingen. P Faure. Protective effects of antioxidant micronutrients (vitamin E, zinc and selenium) in type 2 diabetes mellitus. Clin Chem Lab Med 2003; 41(8): 995-998

Beschermende effecten van antioxidanten op het endotheel van bloedvaten: remming van NFkB (nuclear factor kappa bèta)

NFkB (nuclear factor kappa bèta) wordt geactiveerd in endotheelcellen die blootstaan aan stress of beschadiging. Dit proces wordt direct in verband gebracht met het ontstaan van atherosclerose. TNF-alpha en “wrijving” van bloed langs de vaatwanden kunnen leiden tot activatie van NFkB. In dit onderzoek werd gekeken naar de effectiviteit van een granaatappelextract, rode wijn-extract (beiden bevatten met name bioflavonoïden met een sterke anti-oxidantwerking) en N-acetyl-cysteïne, een grondstof voor glutathion. Alle drie preparaten oefenden een duidelijke remmende werking uit op NFkB. NAC remde als enige de TNF-alpha-effecten in de endotheelcellen. Zowel granaatappelextract als rode wijn werkten als anti-oxidant in endotheelcellen. Hoewel alle stoffen als anti-oxidant werkten, werd ook hier weer aangetoond dat specifieke anti-oxidanten aparte functies kunnen hebben in hetzelfde weefsel. Shay Y. Schubert, Ishak Neeman, and Nitzan Resnick. A novel mechanism for the inhibition of NFkB activation in vascular endothelial cells by natural antioxidants. Published online October 4, 2002

Belangrijke rol van zink bij regulatie van proteïne kinase C (PKC).

Proteïne kinase C is een belangrijke enzym voor de regulatie van tal van processen binnen de cel, onder andere celgroei en celdeling. Meerdere stoffen kunnen PKC activeren, waaronder lipiden (diacylglycerol) en vrije radicalen. Nu is aangetoond dat het mineraal zink bij deze activatie een belangrijke rol speelt. Bij activatie blijkt namelijk dat een deel van de zinkmoleculen die gebonden zijn aan PKC wordt vrijgemaakt, en dat bij “uitzetten” van PKC zink zich weer aan het enzym bindt. Deze belangrijke functie van zink was niet eerder beschreven, en kan mogelijk licht werpen op de rol van zink in bijvoorbeeld de preventie van tumorgroei. Irina Korichneva, Beatrice Hoyos, Ramon Chua, Ester Levi, and Ulrich Hammerling. Zinc Release from Protein Kinase C as the Common Event during Activation by Lipid Second Messenger or Reactive Oxygen. J. Biol. Chem., Vol. 277, Issue 46, 44327-44331, November 15, 2002

Antioxidanten hebben een sterk effect op dendritische cellen: remming van nuclear factor kappa bèta en vrije radicalen zorgt voor de vorming van regulerende T-cellen

Dendritische cellen (DC’s) spelen een belangrijke rol op de activatie en regulatie van T-cellen, een bepaald type witte bloedcel dat o.a. een belangrijke regulerende functie in het immuunsysteem heeft. In deze studie zijn gekweekte DC’s behandeld met de antioxidanten vitamine C en vitamine E. Het gevolg van deze behandeling was dat de DC’s minder vrije radicalen bevatten en dat diverse mechanismen die leiden tot een ontstekingsreactie in deze cellen niet meer geactiveerd konden worden. Bepaalde typen T-cellen werden door de DC’s “omgevormd” tot T-cellen die met name Th2-cytokines en IL-10 produceerden, en daardoor reacties van het immuunsysteem kunnen verminderen. Deze resultaten wijzen er op dat antioxidanten een belangrijke rol kunnen spelen in het voorkomen van ongewenste reacties van het immuunsysteem. Peng H. Tan, Pervinder Sagoo, Cliburn Chan, John B. Yates, Jamie Campbell, Sven C. Beutelspacher, Brian M. J. Foxwell, Giovanna Lombardi, and Andrew J. T. George. Inhibition of NF-{kappa}B and Oxidative Pathways in Human Dendritic Cells by Antioxidative Vitamins Generates Regulatory T Cells. J. Immunol. 2005; 174(12): p. 7633-7644

Anti-oxidantsysteem van groot belang voor beperken van celdood in de hersenen na hersenbeschadiging.
De wijze waarop beschadiging van de hersenen leidt tot afsterven van hersencellen is gecompliceerd. Eén van de bekende factoren die bijdraagt aan deze beschadiging is blootstelling van de zenuwcellen aan vrije radicalen. In een onderzoek bij muizen die het gen voor het anti-oxidantenzym glutathion peroxidase 1 missen (en dus ook het enzym zelf) bleek dat hersenbeschadiging bij deze dieren leidde tot het afsterven van meer cellen dan bij “gezonde” muizen. In beide soorten trad een ontstekingsreactie op in de hersenen, de normale reactie van het lichaam op beschadiging. De gevolgen waren duidelijk erger wanneer het anti-oxidantsysteem door het ontbreken van een enzym verzwakt was. Dit onderzoek bevestigt het belang van het anti-oxidantsysteem in het beperken van de gevolgen van hersenbeschadiging. Flentjar NJ, Crack PJ, Boyd R, Malin M, de Haan JB, Hertzog P, Kola I, Iannello R. Mice lacking glutathione peroxidase-1 activity show increased tunel staining and an accelerated inflammatory response in brain following a cold-induced injury. Exp Neurol 2002 Sep;177(1):9-20
Anti-oxidanten voorkomen het ontstaan van prostaattumoren bij genetisch gevoelige muizen

Een bepaalde muizenstam (12T-10 Lady) ontwikkelt spontaan prostaatkanker op een wijze die sterk lijkt op die bij mensen. Om na te gaan of het gebruik van anti-oxidanten het ontstaan van deze tumoren kon verminderen kregen deze muizen een normaal of vetrijk dieet, al dan niet gecombineerd met extra vitamine E, selenium en lycopeen. Bijna 74% van de muizen met een standaarddieet en 100% van de muizen met een hoog vetgehalte-dieet ontwikkelden prostaattumoren. Wanneer de dieren extra anti-oxidanten toegediend kregen trad er een enorme vermindering van het aantal tumoren op: slechts 10.53% van de dieren met een standaarddieet en 15.79% van de dieren met het vette dieet ontwikkelden prostaatkanker. Ook biochemisch onderzoek toonde aan dat de processen die leiden tot het ontwikkelen van prostaattumoren geremd warden door de extra anti-oxidanten. Vasundara Venkateswaran, Neil E. Fleshner, Linda M. Sugar, and Laurence H. Klotz. Antioxidants Block Prostate Cancer in Lady Transgenic Mice. Cancer Res. 2004; 64(16): p. 5891-5896

Anti-oxidanten remmen de genetische veroudering van endotheelcellen

Veroudering gaat gepaard met een toename van zuurstofradicalen in de cellen en een vermindering van de activiteit van het enzym telomerase reverse transcriptase, dat genetische veroudering helpt voorkomen. Wanneer cellen werden blootgesteld aan zuurstofradicalen bleek dit enzym vanuit de celkern (waar het zijn werk moet doen) naar de cel getransporteerd te worden. Als gevolg hiervan werd na een aantal celdelingen een verhoogde productie van vrije radicalen en een toename van beschadiging van mitochondriaal DNA gevonden, tekenen van veroudering in de cellen. Wanneer N-acetylcysteïne (NAC) aan de celkweken werd toegevoegd werden de schadelijke effecten van de zuurstofradicalen geblokkeerd. Dit onderzoek toont aan dat overmatige blootstelling aan vrije radicalen leidt tot genetische veroudering van endotheelcellen. Dit kan bijdragen aan het sneller optreden van hart- en vaatziekten. Judith Haendeler, Jorg Hoffmann, J. Florian Diehl, Mariuca Vasa, Ioakim Spyridopoulos, Andreas M. Zeiher, and Stefanie Dimmeler. Antioxidants Inhibit Nuclear Export of Telomerase Reverse Transcriptase and Delay Replicative Senescence of Endothelial Cells. Circ. Res. published 12 February 2004,

Anti-oxidanten en prostaatkanker: effectiviteit is afhankelijk van individuele factoren.

Het menselijk lichaam functioneert dankzij een groot aantal enzymen. Enzymen zijn eiwitten, waarvan de code ligt opgeslagen in het DNA. Individuele variaties in het DNA hebben invloed op de structuur en activiteit van een enzym. Wanneer een enzym nauwelijks of niet werkt is leven onmogelijk of treden er aangeboren (genetische) afwijkingen op. Wanneer het enzym alleen minder werkt hoeft dit geen problemen op te leveren, tenzij het systeem waarin het betreffende enzym werkt harder moet werken dan het aankan (het afwijkend enzym vormt dan de “zwakste schakel”) of indien er tekorten optreden aan stoffen, die het bewuste systeem verder verzwakken. Dit kan gezien worden als de basis van het begrip “biochemische individualiteit”. Een voorbeeld van deze biochemische individualiteit is te vinden in een onderzoek, waarin gekeken werd naar het voorkomen van verschillen in het XRCC1-gen. Dit gen vormt de basis voor de productie van een enzym dat beschadigd DNA repareert. DNA-beschadigingen kunnen uiteindelijk leiden tot ongeremde celgroei en kanker. Na vergelijking van het gen bij 77 mannen met prostaatkanker en 183 gezonde controlepersonen bleek één bepaalde variant duidelijk vaker voorkwam bij mannen met prostaatkanker, en andere juist minder. Wanneer de inname van anti-oxidanten met de voeding werd bekeken bleek dat deze variant, gecombineerd met een lage inname van vitamine E en/of lycopeen, resulteerde in een duidelijk verhoogd risico van prostaatkanker. Blijkbaar resulteert deze afwijking (in codon 399 van het gen) in een duidelijk verminderde werking van het enzym, en daarmee van het vermogen om beschadigd DNA te repareren. Omdat anti-oxidanten de beschadiging van DNA verminderen is dit met name voor mannen met deze genvariant van belang. Er zijn echter meer variaties mogelijk: alleen deze variatie kwam vaak genoeg voor in deze groep om berekeningen te maken. Verdere ontwikkelingen van DNA-analyse zullen wellicht in de toekomst gebruikt kunnen worden om deze individuele variaties en hun relatie tot ziekten te kunnen analyseren en gebruiken. Carla H. van Gils, Roberd M. Bostick, Mariana C. Stern and Jack A. Taylor. Differences in Base Excision Repair Capacity May Modulate the Effect of Dietary Antioxidant Intake on Prostate Cancer Risk. An Example of Polymorphisms in the XRCC1 Gene1. Cancer Epidemiology Biomarkers & Prevention Vol. 11, 1279-1284, November 2002

Anti-oxidanten beschermen het netvlies bij een verhoogde oogdruk (glaucoom)

Bij glaucoom is de druk in de oogbol verhoogd. Als gevolg hiervan kan de oogzenuw beschadigd raken, waardoor het gezichtsvermogen afneemt. In dit onderzoek is gevonden dat een verhoging van de oogboldruk leidt tot een afname van de activiteit van de anti-oxidantenzymen superoxide dismutase (SOD) en catalase. Ook de hoeveelheid glutathion nam duidelijk af, en de hoeveelheid lipidperoxiden (ontstaan door een reactie van vetzuren met radicalen) steeg. Dit onderzoek vormt een aanwijzing dat een verminderde verdediging tegen vrije radicalen een rol speelt bij de beschadiging van het netvlies bij glaucoom. Anti-oxidanten kunnen daarom mogelijk effectief zijn bij het beschermen van het netvlies en de oogzenuw. MC Moreno, J Campanelli, P Sande, DA Sanez, MI Keller Sarmiento, and RE Rosenstein. Retinal oxidative stress induced by high intraocular pressure. Free Radic Biol Med, September 15, 2004; 37(6): 803-12

Anti-oxidanten beschermen de functie van het endotheel bij kinderen met hyperlipidemie (verhoogd lipidengehalte in het bloed)

Hyperlipidemie gaat gepaard met een verstoring van de endotheelfunctie, algemeen gezien als één van de eerste stappen in het ontstaan van atherosclerose (aderverkalking). Een verhoogde inname van anti-oxidanten met het dieet vermindert juist de kans op hart- en vaatziekten. Om na te gaan of er beschermende effecten optreden bij kinderen met een erfelijke aandoening waardoor de hoeveelheid lipiden in het bloed verhoogd is. Bij 15 kinderen met een familiair verhoogd cholesterolgehalte of een gecombineerde hyperlipidemie werd de endotheelafhankelijke verwijding van bloedvaten in de onderarm gemeten voor en na het gebruik van een combinatie van anti-oxidanten. De kinderen gebruikten gedurende 6 weken 500 mg. Vitamine C en 800 IU vitamine E per dag. De verwijding van de bloedvaten, een maat voor de endotheelfunctie, verbeterde na het gebruik van anti-oxidanten. Markers voor oxidatieve stress (antilichamen tegen geoxideerd LDL, F2-isoprostanen, 8-hydroxy-2`-deoxyguanosine) of ontsteking (CRP) veranderden niet. Gebruik van extra anti-oxidanten kan helpen om de endotheelfunctie bij kinderen met erfelijke hyperlipidemie te verbeteren, en daarmee mogelijk het ontstaan van hart- en vaatziekten te vertragen. Marguerite M. Engler PhD, Mary B. Engler PhD, Mary J. Malloy MD, Elisa Y. Chiu RN, MS, Monique C. Schloetter RD, MS, Steven M. Paul PhD, Markus Stuehlinger MD, Ken Y. Lin , John P. Cooke MD, PhD, Jason D. Morrow MD, Paul M Ridker MD, Nader Rifai PhD, Elizabeth Miller , Joseph L. Witztum MD, and Michele Mietus-Snyder MD. Antioxidant Vitamins C and E Improve Endothelial Function in Children With Hyperlipidemia. Endothelial Assessment of Risk from Lipids in Youth (EARLY) Trial. Circulation 2003, published online before print August 11, 2003

Anti-oxidanten beschermen bloedvaten in het oog tegen beschadiging door hoge bloedsuikerspiegels

Een verhoogde bloedsuikerspiegel, zoals bij personen met diabetes wordt gevonden, leidt onder andere tot de vorming van zogenaamde advanced glycation endproducts (AGE’s). Dit zijn verbindingen tussen glucose en andere moleculen, zoals bijvoorbeeld eiwitten, die normaal gesproken niet ontstaan. Verstopping van bloedvaatjes in het netvlies, en de vorming van nieuwe bloedvaatjes, zijn een veel voorkomende complicatie bij mensen met diabetes. In dit onderzoek werd gevonden dat de aanwezigheid van AGE’s binding van witte bloedcellen aan de binnenkant van de bloedvaten (één van de eerste stappen in het ontstaan van vaatvernauwing) verhoogde. Anti-oxidanten, waaronder vitamine E en C, verhinderden deze toename. De reden hiervoor is dat anti-oxidanten de vorming van zogenaamde adhesiemoleculen (moleculen die de witte bloedcellen gebruiken om zich aan bijvoorbeeld de vaatwand vast te hechten) verminderde. Een verhoogde productie van vrije radicalen, zoals reeds vaak is aangetoond bij mensen met diabetes, is mede verantwoordelijk voor het optreden van de kenmerkende netvliesbeschadiging bij diabetes. J. C. Mamputu and G. Renier. Advanced glycation end-products increase monocyte adhesion to retinal endothelial cells through vascular endothelial growth factor-induced ICAM-1 expression: inhibitory effect of antioxidants. Journal of Leukocyte Biology. 2004;75:1062-1069

Alfa-liponzuur vermindert oxidatieve schade en versnelt de wondgenezing bij patiënten die hyperbare zuurstoftherapie ondergaan

Hyperbare zuurstoftherapie is een behandelmethode waarbij de patiënt in een drukkamer wordt geplaatst, waar hoge zuurstofconcentraties onder hoge druk bereikt kunnen worden. Deze behandeling is o.a. effectief gebleken in de therapie van niet-genezende wonden. De hoge zuurstofconcentraties waaraan de patiënt wordt blootgesteld leiden echter tot een verhoogde belasting met vrije zuurstofradicalen, wat het genezingsproces weer negatief kan beïnvloeden.

In deze studie is gekeken naar de toediening van alfa-liponzuur aan personen die hyperbare zuurstoftherapie ondergingen in verband met niet-genezende wonden. Hierbij bleek dat deze antioxidant de oxidatie van DNA en vetzuren sterk verminderde, zowel door een direct antioxidanteffect als door de recycling van vitamine E. Bovendien werd een remmend effect van alfa-liponzuur gevonden op het ontstekingsbevorderende interleukine-6. Deze combinatie van effecten leidde tot een snellere wondgenezing. Renata Alleva, Emanuele Nasole, Ferruccio Di Donato, Battista Borghi, Jiri Neuzil, and Marco Tomasetti. Alpha-Lipoic acid supplementation inhibits oxidative damage, accelerating chronic wound healing in patients undergoing hyperbaric oxygen therapy. Biochem Biophys Res Commun, June 9, 2005

Alfa-liponzuur vermindert markers ontstekingsprocessen bij metabole syndroom.

Het metabole syndroom is de naam die gegeven wordt aan de combinatie van overgewicht, insulineresistentie, een verhoogde bloeddruk en hart- en vatziekten. Bij deze mensen wordt een verhoogde spiegel van angiotensine II gevonden, verschijnselen van een verhoogde ontstekingsactiviteit en vrije radicalen en een gestoorde endotheelfunctie. In dit onderzoek kregen 58 personen gedurende 4 weken 300 mg alfa-liponzuur, 150 mg ibersartan (een angiotensine II-antagonist), een combinatie van beide of een placebo. Beide middelen apart of in combinatie genomen verbeterde de endotheelfunctie en zorgde voor een vermindering van de markers voor ontstekingsactiviteit in het bloed. De combinatie van ibesartan en alfa-liponzuur verminderde bovendien de hoeveelheid 8-isoprostanen in het bloed, een teken van een verminderde blootstelling aan vrije radicalen. Srikanth Sola, Muhammad Q S Mir, Faiz A Cheema, Nadya Khan-Merchant, Rekha G Menon, Sampath Parthasarathy, and Bobby V Khan. Irbesartan and Lipoic Acid Improve Endothelial Function and Reduce Markers of Inflammation in the Metabolic Syndrome. Results of the Irbesartan and Lipoic Acid in Endothelial Dysfunction (ISLAND) Study. Circulation, January 17, 2005

Alfa-liponzuur vermindert het verlies aan antioxidantcapaciteit van het glutathionsysteem bij veroudering: een belangrijke rol voor het aminozuur cysteïne

Afname van de hoeveelheid glutathion (GSH) of verandering van de verhoudingen tussen gereduceerd en geoxideerd glutathion door toename van de leeftijd kan met name voor weefsels met een hoog stofwisselingsniveau (hart, hersenen) negatieve gevolgen hebben. De onderzoekers vonden een afname van 58% (hart) en 66% (hersenen) in de verhouding tussen gereduceerd (GSH) en geoxideerd (GSSG) glutathion bij oude ratten t.o.v. jonge ratten. Dit is een teken dat de totale anti-oxidantcapaciteit van het glutathionsysteem afneemt. Zij vonden dat een afname van de effectiviteit van het enzym gamma-glutamyl transferase mogelijk verantwoordelijk was voor de verminderde hoeveelheid GSH. Toediening van de sterke anti-oxidant alfa-liponzuur aan oude ratten zorgde voor een sterke stijging van de hoeveelheid cysteïne in de cel. Cysteïne is één van de drie aminozuren die nodig is voor de vorming van GSH. Bovendien werd de hoeveelheid GSH in de hersenen weer op het niveau gebracht zoals dat bij jonge dieren werd aangetroffen. De gestoorde verhouding tussen GSH en GSSG werd in zowel hart- als hersenweefsel hersteld. JH Suh, H Wang, RM Liu, J Liu, and TM Hagen. (R)-alpha-Lipoic acid reverses the age-related loss in GSH redox status in post-mitotic tissues: evidence for increased cysteine requirement for GSH synthesis. Arch Biochem Biophys 2004; 423(1): 126-135

Alfa-liponzuur remt de vorming van botafbrekende osteoclasten: nieuwe aanwijzingen voor het belang van het antioxidantsysteem bij de bestrijding van botontkalking
15 juni 2005
Diverse recente studies hebben gewezen op het verband tussen blootstelling aan oxidatieve stress en botontkalking. Alfa-liponzuur (ALA) is een sterke, zwavelhoudende antioxidant. In deze studie is gekeken naar de effecten van alfa-liponzuur op gekweekte beenmergcellen. Uit deze cellen kunnen zowel de botopbouwende osteoblasten als de botafbrekende osteoclasten gevormd worden. Toediening van ALA aan de gekweekte cellen leidde tot een remming van de afbraak van botweefsel en een duidelijke toename van de hoeveelheid osteoblasten. De onderzoekers konden vaststellen dat dit een direct gevolg was van het effect van ALA op de werking van RANKL (receptor activator of nuclear factor B ligand). De eerder aangetoonde daling van de antioxidantcapaciteit bij vrouwen na de menopauze en de hier aangetoonde effecten van ALA op osteoblasten tonen het belang aan van een goede verdediging tegen vrije radicalen voor de preventie van botontkalking. Jung-Min Koh, Young-Sun Lee, Chang-Hyun Byun, Eun-Ju Chang, Hyunsoo Kim, Yong Hee Kim, Hong-Hee Kim, and Ghi Su Kim. -Lipoic acid suppresses osteoclastogenesis despite increasing the receptor activator of nuclear factor B ligand/osteoprotegerin ratio in human bone marrow stromal cells. J. Endocrinol., Jun 2005; 185: 401 - 413
Alfa-liponzuur dosering hoeft niet aangepast bij ernstige nierproblemen.

In deze studie is bij 16 personen (8 personen met een sterk verminderde nierfunctie en 8 personen die behandeld werden met nierdialyse) gekeken naar de reactie op orale toediening van 600 mg alfa-liponzuur. Hieruit bleek dat de concentraties van metabolieten van alfa-liponzuur in het bloed weliswaar hoger werd dan bij gezonde proefpersonen, maar dat er geen stapelingseffect of klinisch relevatieverschillen in concentraties werden waargenomen. In combinatie met de aanwijzingen dat alfa-liponzuur wordt afgebroken en uitgescheiden via mechanismen waarbij de nieren niet in belangrijke mate betrokken zijn, stellen de auteurs dat aanpassing van de dosering van alfa-liponzuur bij nierfalen niet noodzakelijk is. Jens Teichert, Tina Tuemmers, Harald Achenbach, Christa Preiss, Robert Hermann, Peter Ruus, and Rainer Preiss. Pharmacokinetics of Alpha-Lipoic Acid in Subjects With Severe Kidney Damage and End-Stage Renal Disease. J. Clin. Pharmacol. 2005; 45(3): p. 313-328

Alfa-liponzuur beschermt het netvlies tegen beschadiging door afsluiting van bloedvaten.
Onderzoek bij ratten heeft aangetoond dat toediening van alfa-liponzuur bescherming bood tegen beschadiging van het netvlies na (tijdelijke) afsluiting van de doorbloeding. Afsluiting van de bloedtoevoer naar het netvlies liet een verminderde elektrische activiteit zien, evenals een vermindering van de activiteit van het enzym stikstofoxide synthase (van vitaal belang voor normale regulatie van de doorbloeding) en beschadiging van de zenuwcellen. De ratten die sinds drie dagen voor de afsluiting van de bloedtoevoer alfa-liponzuur toegediend kregen, hadden veel minder tekenen van beschadiging. Eerdere onderzoeken hebben reeds meerdere positieve effecten aangetoond van het gebruik van alfa-liponzuur tegen de gevolgen van diabetes. Een slechte doorbloeding van het netvlies leidt bij diabetes tot beschadiging. Ook voor dit aspect vertoont alfa-liponzuur veelbelovende beschermende eigenschappen. Chidlow G, Schmidt K, Wood JP, Melena J, Osborne NN. Alpha-lipoic acid protects the retina against ischemia-reperfusion. Neuropharmacology 2002 Nov;43(6):1015-1025
Alfa- en gamma-tocoferol verminderen het risico van prostaatkanker.

De ATBC-studie liet zien dat de kans op prostaatkanker ca. 34% lager was in de groep proefpersonen die alfa-tocoferol (de meest voorkomende vorm van vitamine E in supplementen) gebruikte. Uit de studie werden 100 willekeurige proefpersonen gekozen die prostaatkanker hadden ontwikkeld. Het bloed, dat afgenomen was aan het begin van de studie, werd vergeleken met dat van 200 deelnemers aan de studie die geen prostaatkanker hadden ontwikkeld. In het bloed werd gekeken naar de hoeveelheid alfa-tocoferol en gamma-tocoferol (de meest voorkomende vorm van vitamine E in de voeding). Wanneer het bloed vergeleken werd bleek dat mannen met de hoogste waarde van alfa- of gamma-tocoferol in het bloed een ongeveer 50 % lagere kans hadden op het hebben van prostaatkanker. Beide vormen van vitamine E boden daarmee een vergelijkbare (en beschermende) factor tegen deze zeer veel voorkomende vorm van kanker.Stephanie J. Weinstein, Margaret E. Wright, Pirjo Pietinen, Irena King, Carly Tan, Philip R. Taylor, Jarmo Virtamo, Demetrius Albanes. Serum Alfa-Tocopherol and Gamma-Tocopherol in Relation to Prostate Cancer Risk in a Prospective Study. J Natl Cancer Inst, 2005; 97(5): 396-399

/

Geen negatieve invloed van glucosamine en chondroïtine op de bloedsuikerwaarden bij patiënten met diabetes type 2 gevonden

Glucosamine wordt in toenemende mate toegepast bij mensen met gewrichtsproblemen, met name artrose. Er bestaat echter een theoretische mogelijkheid dat glucosamine een negatieve invloed heeft op mensen met diabetes type 2, omdat glucosamine de aanmaak van insuline zou kunnen remmen of de gevoeligheid voor insuline zou kunnen verminderen. Om na te gaan of dit effect in de praktijk ook wordt gevonden werd aan personen met diabetes type twee gedurende 90 dagen een placebo of een combinatie van glucosamine (1500 mg.) en chondroïtine (1200 mg.) gegeven. Na deze periode werd er geen verschil gevonden in de concentratie HbA1c in het bloed, wat als maat gebruikt wordt ter controle van de instelling van diabetesmedicatie op langere termijn. Gebruik van glucosamine hoeft dus niet afgeraden te worden aan mensen met diabetes type 2, hoewel controle, zeker in het begin van de therapie of bij personen die moeilijk m.b.v. medicatie en/of dieet in te stellen zijn. Scroggie DA, Albright A, Harris MD. The effect of glucosamine-chondroitin supplementation on glycosylated hemoglobin levels in patients with type 2 diabetes mellitus: a placebo-controlled, double-blinded, randomized clinical trial. Arch Intern Med 2003;163:1587-90

/

Ashwagandha (Withania somnifera) verbetert de vruchtbaarheid bij mannen met te weinig zaadcellen

Ashwagandha wordt in de Ayurvedische geneeskunde al sinds mensenheugenis gebruikt als adaptogeen, om gebrek aan energie en vruchtbaarheids- en potentieproblemen bij mannen te bestrijden. In deze studie is gekeken naar het effect van Ashwagandha op de zaadkwaliteit en hormoonspiegels bij mannen met te weinig zaadcellen (< 20 miljoen/ml). Gedurende drie maanden gebruikten 21 mannen Ashwagandha, terwijl 25 mannen een placebo kregen. De dagdosering was drie maal daags 225 mg van een extract dat 5% whitanoliden bevatte, wat neerkomt op een dosering van 33,75 mg whitanoliden per dag.

Aan het einde van de studie werd gevonden dat Ashwagandha een duidelijke invloed had op de vruchtbaarheid. Het aantal zaadcellen nam met gemiddeld 167% toe (van 9.59 ± 4.37 tot 25.61 ± 8.6 miljoen cellen per ml.). Het zaadvolume nam toe met 53%, terwijl het aantal beweeglijke zaadcellen met 57% toenam. Deze effecten werden toegeschreven aan de stijging van de hoeveelheid testosteron in het bloed, welke 17% toenam, en aan een stijging van de hoeveelheid LH (luteïniserend hormoon) met 34%. Ashwagandha kan daarmee een bruikbaar hulpmiddel zijn bij een verminderde vruchtbaarheid bij mannen.

Vijay R. Ambiye, Deepak Langade, Swati Dongre, Pradnya Aptikar, Madhura Kulkarni, and Atul Dongre, “Clinical Evaluation of the Spermatogenic Activity of the Root Extract of Ashwagandha (Withania somnifera) in Oligospermic Males: A Pilot Study,” Evidence-Based Complementary and Alternative Medicine, vol. 2013, Article ID 571420, 6 pages, 2013. doi:10.1155/2013/571420

Kurkuma vermindert de kans op een hartinfarct na een bypassoperatie

Bij een bypassoperatie wordt met behulp van een ander bloedvat (meestal een ader uit het been) de doorbloeding van de hartspier verbeterd door het namaken van ''omleidingen'' op plaatsen waar de kransslagaderen ernstig vernauwd zijn.
Eén van de mogelijke complicaties die kort na een dergelijke ingreep kan optreden is het ontstaan van een hartinfarct. Onderzoekers van de Chiang Mai universiteit in Thailand hebben gekeken naar de effecten van kurkuma (turmeric, geelwortel) op deze complicatie.

Tijdens de studie kregen 121 patiënten (gemiddelde leeftijd 61 jaar) drie dagen voor de operatie tot vijf dagen na de ingreep dagelijks 4 gram curcuminoïden of een placebo. Hierbij werd gevonden dat de kans op een infarct kort na de operatie 65% lager was in de groep die curcuma had gekregen: in deze groep kreeg 13,1% van de patiënten een infarct, tegen 30% in de placebogroep.

Bloedonderzoek liet zien dat waarden van het ontstekingseiwit CRP en malondialdehyde (een marker voor vrije radicalen) lager waren in de groep patiënten die kurkuma hadden gebruikt. De onderzoekers schrijven het positieve effect van geelwortel dan ook toe aan de ontstekingremmende en antioxidantwerking van de curcuminoïden.

Wanwarang Wongcharoen, Sasivimon Jai-aue, Arintaya Phrommintikul, Weerachai Nawarawong, et al. Effects of Curcuminoids on Frequency of Acute Myocardial Infarction After Coronary Artery Bypass Grafting. Am J Card published online 05 April 2012

Curcumine uit geelwortel (Turmeric) helpt om resistentie tegen tamoxifen op te heffen in borstkankercellen

Tamoxifen, een geneesmiddel dat de oestrogeenreceptor blokkeert, wordt ingezet bij vrouwen met oestrogeenreceptor-positieve borsttumoren, als behandeling na operatie. Bij vrouwen bij wie toch later metastases gevonden worden blijkt in 50% van de gevallen de tumor ongevoelig geworden te zijn voor tamoxifen. Op langere termijn blijkt bij (vrijwel) alle gebruikers resistentie voor dit medicijn op te treden. Veranderingen in de vorming van groeifactoren in de tumorcellen lijkt hiervoor verantwoordelijk te zijn.

Borsttumorcellen die voortdurend de groeifactor Akt produceren worden gekenmerkt door hoge concentraties van de groeifactor Nuclear factor kappa bèta (NF-kB), ongevoeligheid voor Tamoxifen en groei die onafhankelijk is van stimulatie door oestrogenen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat curcumine uit geelwortel (turmeric) de vorming van NF-kB remt. Omdat de hogere productie van deze groeifactor gezien wordt als een van de mechanismen voor het ontstaan van ongevoeligheid voor tamoxifen is veel belangstelling voor de mogelijkheden van remming van deze groeifactor. Medicatie die NF-kB remt is ook beschikbaar (Velcade), maar deze heeft ernstige bijwerkingen.

In deze studie is gekeken naar de effecten van curcumine alleen en in combinatie met tamoxifen bij twee typen gekweekte tumorcellen: MCF-7 cellen die normale hoeveelheden van de groeifactor Akt produceren en een variant die voortdurend hogere hoeveelheden hiervan produceert. Curcumine alleen bleek in beide typen de groei en overleving van de tumorcellen te remmen. In combinatie met tamoxifen bleek een synergistische remming van groei en overleving van de kwaadaardige cellen op te treden. Combinatie met curcumine maakt dit celtype, dat normaal niet op tamoxifen reageert, dus opnieuw gevoelig voor dit medicijn.

De onderzoekers stellen dat deze resultaten wijzen op de mogelijkheid dat combinatie van tamoxifen met curcumine een effectieve strategie kan zijn om resistentie voor tamoxifen te voorkomen of opgetreden ongevoeligheid op te heffen.

M. De Gasperi, D. Cavazos, and L. deGraffenried. Curcumin Modulates Tamoxifen Response in Resistant Breast Cancer Cells. Cancer Res. 2009;  69 (24_MeetingAbstracts): p. 3098

Voorzichtigheid geboden bij het gebruik van middelen die het immuunsysteem stimuleren bij mensen met auto-immuunaandoeningen

Steeds meer wordt uit onderzoek duidelijk dat bepaalde kruiden specifieke onderdelen van het immuunsysteem kunnen stimuleren. Op theoretische gronden werd al langer gewaarschuwd voor het inzetten van dergelijke kruiden bij auto-immuunaandoeningen. Nooit was echter beschreven dat verschijnselen van auto-immuunaandoeningen verergerden door het gebruik van deze kruiden. Bij twee personen met de aandoening pemphigus ( een aandoening waarbij een ernstige auto-immuunontsteking in de huid optreedt) verergerden de verschijnselen na inname van Echinacea en Spirulina. Bij een derde patiënt ontstond kort na inname van twee algenpreparaten (Spirulina en Aphanizomenon flos-aquae) en dermatomyositis (auto-immuunreactie waarbij een ontsteking in de spieren en de huid optreedt). Deze laatste patiënt bleek van zichzelf al meer tumor necrosis factor alpha (TNF-alfa) te produceren: de extra stimulatie heeft mogelijk bijgedragen aan het ontstaan van dermatomyositis. Gebruik van kruiden met een stimulerende werking op het immuunsysteem moet daarom vermeden worden bij personen met een auto-immuunziekte. Alice N. Lee, MD; Victoria P. Werth, MD. Activation of Autoimmunity Following Use of Immunostimulatory Herbal Supplements. Arch Dermatol. 2004;140:723-727.

Boswellia-extract helpt honden met gewrichtsklachten

Extracten van het kruid Boswellia serrata worden reeds jaren gebruikt om gewrichtspijnen bij mensen te bestrijden. Om na te gaan of deze positieve effecten ook bij honden werden gevonden hebben 10 dierenartsen in Zwitserland in totaal 29 honden met chronische gewrichts- en wervelkolomproblemen gedurende 6 weken Boswellia toegediend. De dosering die werd toegepast was 400 mg. gestandaardiseerd extract per 10 kg. lichaamsgewicht per dag. Al na twee weken bemerkten de dierenartsen en eigenaars dat de typische symptomen van stijfheid, moeilijk lopen en spierzwakte bij 71% van de honden afnam. Na zes weken was dit effect nog duidelijker: de verschijnselen als stijfheid na langdurig niet bewegen bleven geleidelijk afnemen. De dierenartsen adviseren daarom gebruik van Boswellia te overwegen bij honden met gewrichtsproblemen. J Reichling, H Schmokel, J Fitzi, S Bucher, and R Saller. Dietary support with Boswellia resin in canine inflammatory joint and spinal disease. Schweiz Arch Tierheilkd, February 1, 2004; 146(2): 71-9.

/

Extra inname van magnesium vermindert de stijfheid van bloedvaten bij personen met overgewicht

Het mineraal magnesium heeft vele functies in het lichaam. In eerdere onderzoeken is gesuggereerd dat een hogere inname van magnesium met het dieet de kans op hart- en vaatziekten kan helpen verminderen. Om na te gaan of inname van magnesium in de vorm van magnesiumcitraat ook positieve effecten heeft op de conditie van de bloedvaten hebben Nederlandse onderzoekers 52 proefpersonen met een gemiddelde leeftijd van 62 jaar en overgewicht (BMI 25-35) gedurende 24 weken dagelijks 350 mg magnesiumcitraat of een placebo toegediend.

Aan het begin van de studie, na 12 weken en na 24 weken werd gekeken naar de snelheid van de drukgolf in de slagaderen van de halsslagader naar de grote slagader in het been (arteria femoralis). Deze waarde wordt gezien als de "gouden standaard" om de stijfheid van slagaderen (en daarmee de conditie van de vaatwand) te bepalen. Ook werd in het onderzoek gekeken naar de bloeddruk, de hoeveelheid magnesium in het bloed en de uitscheiding van dit mineraal met de urine.

Na 12 weken werd geen verschil gevonden tussen de proefpersonen die magnesium hadden gebruikt ten opzichte van de placebogroep. Na 24 weken was er echter wel een significant verschil in de snelheid van de drukgolf te zien: in de magnesiumgroep was deze met gemiddeld 1 meter per seconde gestegen. Een dergelijke verbetering leverde in ander onderzoek een geschatte daling van 14% van de kans op hart- en vaataandoeningen op.

Buiten een licht gestegen uitscheiding van magnesium met de urine na 24 weken werd geen effect gevonden op de andere onderzochte factoren. De manier waarop magnesium dit effect bewerkstelligt is niet bekend. Er was geen invloed op de calciumspiegel, maar andere effecten van magnesium, o.a. op de spanning in de vaatwand, de endotheelfunctie, ontstekingsreacties en oxidatieve stress, zijn mogelijk verantwoordelijk voor het positieve effect.

Hogere inname van magnesium verlaagt de kans op een herseninfarct

Bij een herseninfarct of beroerte wordt een bloedvat dat dit orgaan van zuurstof voorziet afgesloten, meestal door het ontstaan van een bloedstolsel op een plaats waar het bloedvat vernauwd is. Dit kan tot gevolg hebben dat een deel van de hersenen afsterft, wat leidt tot functieverlies. In het verleden zijn meerdere studies verricht naar de relatie tussen inname van magnesium met de voeding en de kans op een herseninfarct. Dit leverde in de individuele studies geen duidelijk beeld op. Daarom is nu gekeken naar het geheel van alle relevante studies, om na te gaan of er sprake is van een effect op de kans op een beroerte.

In totaal zeven studies met 241.378 deelnemers en 6477 gevallen van een beroerte zijn hiertoe geanalyseerd. Hierbij werd inderdaad een significant beschermend effect van de inname van magnesium gevonden. De onderzoekers berekenden dat bij een 100 mg. hogere inname van magnesium de kans op een beroerte 8% lager was. Het beschermend effect berustte op een lager aantal infarcten: op andere vormen van CVA’s zoals bloedingen in of rond de hersenen werd geen effect gevonden.

Susanna C Larsson, Nicola Orsini, and Alicja Wolk. Dietary magnesium intake and risk of stroke: a meta-analysis of prospective studies. Am J Clin Nutr 2012;95 362-366

Zinkopname na maagverkleining ernstig verstoord: hogere doseringen zink noodzakelijk

Bij ernstig overgewicht wordt soms gebruik gemaakt van een operatie waarbij de maaginhoud wordt verkleind. Een van de technieken die hierbij gebruikt wordt is de zogenaamde Roux en Y-anastomose, waarbij een groot deel van de maag wordt weggenomen, en het restant op de zijkant van de dunne darm wordt aangesloten. Door de lagere inname van voeding na de operatie is er sprake van een verhoogde kans op voedingstekorten. Zo is bloedarmoede door ijzergebrek een van de meest voorkomende bijwerkingen van de behandeling. Bovendien is een aantal malen gesuggereerd dat ook het opnamevermogen van het lichaam voor bepaalde stoffen kan zijn afgenomen.

Om de effecten van deze ingreep op de zinkstatus en de opname van zink te onderzoeken werd bij 67 vrouwen met ernstig overgewicht de zinkstatus voor de operatie bepaald. Vervolgens werd dit 6, 12 en 18 maanden na de ingreep herhaald. 1 maand na de ingreep werden de patiënten in twee groepen verdeeld. De ene groep kreeg een vitaminepreparaat dat routinematig werd gegeven in het betreffende ziekenhuis, de andere groep kreeg een hoger gedoseerd preparaat. Het standaardsupplement bevatte 7.5 mg zink per dag, het sterkere supplement 15 mg.

Voor de studie was er bij 4.5% van de patiënten sprake van een tekort aan zink: dit steeg tot ruim 21% 18 maanden na de ingreep. In andere studies is gevonden dat tekorten ook optreden bij suppletie met 22-23 mg zink per dag. In deze studie was geen sprake van een verhoogd verlies van zink, zodat de onderzoekers concludeerden dat een verminderde opname van dit mineraal de oorzaak moet zijn. Personen die een Roux en Y anastomose ondergaan in verband met ernstig overgewicht lopen een grote kans om een tekort aan zink te ontwikkelen. Suppletie om een tekort te voorkomen dient plaats te vinden in een hogere dosering dan gebruikelijk, waarbij in dit onderzoek een dosering van 40-50 mg per dag wordt voorgesteld.

Referenties: Manuel Ruz, Fernando Carrasco, Pamela Rojas, Juana Codoceo, Jorge Inostroza, Karen Basfi-fer, Attila Csendes, Karin Papapietro, Fernando Pizarro, Manuel Olivares, Lei Sian, Jamie L Westcott, Leland V Miller, K Michael Hambidge, and Nancy F Krebs. Zinc absorption and zinc status are reduced after Roux-en-Y gastric bypass: a randomized study using 2 supplements. Am J Clin Nutr 2011 94: 1004-1011 

Selenium effectief middel tegen hartspierschade door chemotherapie met anthracycline bij kinderen

Hoge doseringen anthracycline (totale dosis 300–500 mg/m2) worden in een aantal behandelprotocollen toegepast bij chemotherapie bij kinderen. In deze studie is gekeken naar het vrijkomen van de stof Probrain Natriuretisch Peptide (Pro-BNP) uit de hartspier in relatie tot beschadiging en naar de effecten van selenium op de hartspierfunctie. Selenium speelt een belangrijke rol in het antioxidantsysteem en hartspierafwijkingen kunnen optreden bij een tekort aan selenium.

Na afloop van de behandeling bleek bij 11 van de 58 kinderen (gemiddelde leeftijd 12 jaar) pro BNP verhoogd te zijn. Bij 6 van deze kinderen en bij zes kinderen met een normaal pro-BNP is vervolgens gekeken naar het seleniumgehalte. Alle kinderen met een normaal pro-BNP hadden een normaal seleniumgehalte in het bloed, maar bij vier van de zes kinderen met een verhoogd pro-BNP was er sprake van een laag seleniumgehalte. Drie van deze vier kinderen had symptomen van hartfalen. Naast de normale medicatie kregen zij dagelijks 100 ug selenium. Alle drie verkeerden enkele maanden na de behandeling in een goede conditie. Twee van de drie hadden een normaal pro-BNP gehalte, terwijl dit bij de derde met 80% was afgenomen.

Seleniumsuppletie kan een belangrijke ondersteuning van de therapie vormen bij hartfalen bij kinderen met een laag seleniumgehalte in het bloed na chemotherapie met anthracycline.

N. Tacyildiz, T. Ucar, D. Ozyoruk, G. Yavuz, E. Unal, S. Atalay, G. Ozelci Kavas, P. Aribal, H. Dincaslan, and A. Cavdar. Effect of selenium on anthracycline induced cardiotoxicity in children that treated for cancer: Correlation with pro-brain natriuretic peptide levels. ASCO Meeting Abstracts, May 2009; 27: 10061

Zink vermindert leverbeschadiging door alcohol door bescherming van het darmslijmvlies

Eén van de gevolgen van (overmatig) alcoholgebruik is beschadiging van de lever. Dit orgaan speelt en belangrijke rol bij de afbraak van alcohol in het lichaam. Lang werd de leverbeschadiging dan ook gezien als een “overbelasting” van de lever door alcohol, zijn afbraakproducten en vrije radicalen. Recente onderzoeken wijzen echter uit dat een andere factor een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van leverbeschadiging door alcohol. Onder normale omstandigheden vormt de “binnenbekleding” van de darm, het darmepitheel (darmslijmvlies), een zeer selectieve grens. Zo wordt voorkomen dat ongewenste stoffen vanuit de darm in het lichaam terechtkomen. Ieder mens draagt vele bacteriën met zich me in de darm, en deze zijn letterlijk van levensbelang voor onze gezondheid. Wanneer echter delen van sommige van deze bacteriën (zogenaamde endotoxinen) het lichaam zouden binnendringen leidt dit tot ernstige gevolgen., waaronder leverbeschadiging. Onderzoek bij ratten heeft uitgewezen dat consumptie van alcohol leidt tot beschadiging van het darmslijmvlies. De cellen van het darmslijmvlies breken met vrijwel dezelfde enzymen als levercellen een belangrijk deel van de lichaamsvreemde stoffen af die het lichaam vanuit de darm binnenkomen. Hierdoor zal dus ook in het darmslijmvlies beschadiging ontstaan door alcoholconsumptie. Hierdoor kunnen endotoxinen uit de darm het lichaam binnendringen. Wanneer echter voor de consumptie van alcohol zink werd toegediend bleek de beschadiging van het darmslijmvlies beduidend minder, en werden er ook minder endotoxinen in het bloed aangetroffen. De leverbeschadiging was dan ook duidelijk minder. Zink kan helpen de verdediging van het darmslijmvlies tegen beschadiging te versterken. Jason C. Lambert, Zhanxiang Zhou, Lipeng Wang, Zhenyuan Song, Craig J. Mcclain, and Y. James Kang. Prevention of Alterations in Intestinal Permeability Is Involved in Zinc Inhibition of Acute Ethanol-Induced Liver Damage in Mice. The Journal of Pharmacology And Experimental Therapeutics Fast Forward. First published on March 6, 2003; 10.1124/jpet.102.047852

Zink kan helpen tegen steeds terugkerende zweertjes (aften) in de mond

Zink speelt een belangrijke rol in de normale gezondheid van huid en slijmvliezen. In een klein onderzoek werd gekeken of mensen die herhaaldelijk zweertjes (zogenaamde aften) in de mond ontwikkelden baat hadden bij extra inname van zink. De groep van 40 proefpersonen werd in twee groepen verdeeld. Eén groep kreeg dagelijks 220 mg. zinksulfaat, de andere groep een placebo. Na één maand gebruik werd de behandeling gestaakt. De aften verdwenen en keerden niet terug. Op basis van deze bevindingen wordt het proberen van een therapie met zink aanbevolen aan mensen die problemen hebben met steeds terugkerende aften. Orbak R, Cicek Y, Tezel A, Dogru Y. Effects of zinc treatment in patients with recurrent aphthous stomatitis. Dent Mater J. 2003 Mar;22(1):21-9.

Suppletie met de sporenelementen zink, koper en selenium verbetert de genezing bij personen met ernstige brandwonden

Brandwonden behoren tot de ernstigste traumatische verwondingen. Beschadiging of verlies van huidweefsel leidt tot een hevige reactie van het lichaam. Bovendien kunnen infecties of een vertraagde wondgenezing het herstel van deze patiënten ernstig belemmeren. In deze studie is gekeken naar toediening van hoge doseringen zink, koper en selenium (38 mg koper, 380 mg selenium, and 37,5 mg Zn / dag) per infuus aan personen met uitgebreide brandwonden (45 + 21% van het lichaamsoppervlak verbrand). De toediening vond plaats in de eerste 14-21 dagen van de behandeling. 21 proefpersonen namen aan het onderzoek deel. Bloed- en urinemonsters werden dagelijks afgenomen, en huidbiopten na 3, 10 en 20 dagen. De concentratie koper, zink en selenium in het bloed namen toe. In de huidbiopten werd een significante stijging van de hoeveelheid selenium en zink gevonden na 20 dagen. De antioxidantstatus van plasma en huidweefsel steeg duidelijk. Het aantal longontstekingen was beduidend lager in de groep die de sporenelementen toegediend kreeg, evenals het aantal gevallen van een gestoorde wondgenezing waarbij hernieuwde huidtransplantatie noodzakelijk was.

Mette M Berger, Malcolm Baines, Wassim Raffoul, Messod Benathan, Rene L Chiolero, Chris Reeves, Jean-Pierre Revelly, Marie-Christine Cayeux, Isabelle Senechaud, and Alan Shenkin. Trace element supplementation after major burns modulates antioxidant status and clinical course by way of increased tissue trace element concentrations. Am. J. Clinical Nutrition. 2007; 85(5):1293-1300

Verschillen in opneembaarheid van calciumcitraat ten opzichte van calciumcarbonaat: invloed van vitamine D- en oestrogeenstatus

In een recent onderzoek werd de effectiviteit van calciumsuppletie bij postmenopausale vrouwen onderzocht. Er bleek een groot verschil te bestaan tussen vrouwen die wel of geen hormoontherapie gebruikten. Niet-oestrogeengebruiksters bleken calciumcitraat ruim 3 maal beter op te nemen dan calciumcarbonaat. Bij vrouwen die oestrogenen gebruikten was dit verschil niet aanwezig. Ook bij vrouwen met een lagere concentratie 25-hydroxy-vitamine D bleek calciumcitraat veel beter opneembaar. Opnieuw is aangetoond dat er een groot verschil kan bestaan tussen de opneembaarheid van diverse mineraalverbindingen. Calciumcarbonaat is regulier nog steeds het meest gebruikte calciumsupplement. Heller HJ, Poindexter JR, Adams-Huet B. Effect of estrogen treatment and vitamin D status on differing bioavailabilities of calcium carbonate and calcium citrate. J Clin Pharmacol 2002 Nov;42(11):1251-1256

Seleniumgebrek verhoogt celbeschadiging in de hersenen bij o.a. epilepsie en herseninfarcten.

In hersenweefsel bestaat een apart verschijnsel, dat excitotoxiciteit genoemd wordt. In sommige omstandigheden kan de veel voorkomende stof glutaminezuur, die onder normale omstandigheden een functie als neurotransmitter heeft, leiden tot beschadiging van hersencellen. Excitotoxiciteit treedt o.a. op na epileptische insulten en beroertes, in de eerste uren na het ontstaan. Door vrije radicalen en activeren van geprogrammeerde celdood (apoptose) sterven zenuwcellen in de hersenen af. Een tekort aan selenium blijkt te leiden tot een veel grotere gevoeligheid voor excitotoxiciteit. Wanneer er een tekort aan selenium bestaat vindt er een verhoogde productie plaats van NF-kB (nuclear factor kappa bèta) en AP-1, wat leidt tot geprogrammeerde celdood. Selenium speelt dus een belangrijke rol bij bescherming van het hersenweefsel tegen deze vorm van beschadiging Savaskan NE, Brauer AU, Kuhbacher M, Eyupoglu IY, Kyriakopoulos A, Ninnemann O, Behne D, Nitsch R. Selenium deficiency increases susceptibility to glutamate-induced excitotoxicity. FASEB J 2002 Nov 1; 200671

Lagere hoeveelheden zink in het bloed van jongeren met de ziekte van Crohn

Bij volwasenen met de ziekte van Crohn is al eerder angetoond dat tekorten aan het mineraal zink vaak voorkomen. Bij jongeren ontbraken hierover tot nu toe echter onderzoeksgegevens. In deze studie werd bij 15 kinderen in de leeftijd van 8 tot 16 jaar met de ziekte van Crohn gekeken naar de opname, opslag en uitscheiding van zink. Door de kinderen een radioactief gemerkte zinkverbinding toe te dienen kondern de onderzoekers zien hoe goed dit mineraal werd opgenomen, en hoe snel het weer werd uitgescheiden. De gemiddelde opname bij de mensen met de iekte van Crohn was meer dan 50% lager dan de opname van zink bij gezonde personen. Bovendien was de hoeveelheid zink in het bloed duidelijk lager. Er werd geen verschil gevonden in de uitscheiding van zink. De verminderde opname, zonder een vermindering van de uitscheiding, leidt tot een lagere zinkstatus en een grote kans op een tekort aan zink bij jongeren met de ziekte van Crohn. IAN J. GRIFFIN, SANDRA C. KIM, PENNI D. HICKS, LILY K. LIANG, and STEVEN A. ABRAMS. Zinc Metabolism in Adolescents with Crohn's Disease. Pediatr. Res. published 4 June 2004

Lage magnesiumspiegel blijkt risico op infarct en overlijden sterk te verhogen na bypassoperatie

In de afgelopen jaren hebben vele verbeteringen hun intrede gedaan in de hartchirurgie. Tot nu toe is de kans op complicaties na een bypassoperatie hierdoor echter nauwelijks afgenomen. Van magnesium is het bekend dat het een belangrijke rol speelt bij de normale functie van bloedvaten, de bloedstolling en bescherming van hartspierweefsel tegen beschadiging na een doorbloedingsstoornis. In een onderzoek onder 957 patiënten die en eerste bypassoperatie ondergingen werd dagelijks de magnesiumspiegel in het serum bepaald, waarbij een waarde van minder dan 1,8 mmol/liter werd gezien as een te lage waarde gedurende de eerste 8 dagen na de operatie. In het jaar na de operatie werd gekeken naar het optreden van hartinfarcten of overlijden. Hierbij werd een duidelijke relatie gevonden. Het risico van infarcten of overlijden bleek twee maal zo hoog te zijn onder patiënten met een lage magnesiumspiegel, ook wanneer er gecorrigeerd werd voor andere bekende risicofactoren. De onderzoekers adviseren dan ook onderzoek te starten naar de effecten van inname van extra magnesium na een bypassoperatie Booth JV, et al. Low serum magnesium level predicts major adverse cardiac events after coronary artery bypass graft surgery. Am Heart J 2003; 145(6):1108-1113

Hogere hoeveelheid selenium in het bloed gaat gepaard met een lager sterfterisico bij ouderen

Selenium is van groot belang voor de gezondheid. Om de invloed van een lage seleniumspiegel op het sterfterisico te onderzoeken werd gekeken naar de deelnemers van de EVA-studie (Etude du Vieillissement Artériel). In deze studie werd een grote groep ouderen gedurende 9 jaar onderzocht. De hoeveelheid selenium in het bloed van de deelnemers aan het begin van de studie werd vastgesteld, waarna werd gekeken naar het sterfterisico. Van de 1389 deelnemers overleden 101 deelnemers in de studieperiode. Bij de personen die aan het einde van deze periode in leven waren was de hoeveelheid selenium in het bloed gemiddeld hoger. Hoe lager de hoeveelheid selenium, hoe groter de kans was om tijdens de studie te overlijden, ook als gecorrigeerd werd voor andere risicofactoren. De personen met de laagste seleniumspiegel hadden 54% meer kans om gedurende de studie te overlijden. Wanneer specifiek gekeken werd naar de oorzaak van overlijden bleek dat met name de kans op overlijden aan kanker werd beïnvloed: deze kans was 79% hoger in de groep met de laagste hoeveelheid selenium in het bloed. N. Tasnime Akbaraly, Josiane Arnaud, Isabelle Hininger-Favier, Veronique Gourlet, Anne-Marie Roussel, and Claudine Berr. Selenium and Mortality in the Elderly: Results from the EVA Study. Clin. Chem. published 25 August 2005

Een hogere hoeveelheid selenium in het bloed gaat gepaard met lagere homocysteïnespiegels

In proefdieren was reeds eerder ontdekt dat een hogere inname van selenium resulteerde in een lagere homocysteïnespiegel in het bloed. Een hogere homocysteïnespiegel is een bekende risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. In dit onderzoek is nagegaan of een vergelijkbaar effect bij mensen ook optrad. Bij deelnemers aan het onderzoek werd de inname van eiwitten geschat aan de hand van een vragenlijst. Vervolgens werd in het bloed gekeken naar de hoeveelheid selenium, foliumzuur, vitamine B12 en kreatinine. Uit de resultaten bleek dat in deze groep de hoeveelheid selenium zelfs een sterkere relatie met de homocysteïnespiegel had dan foliumzuur. Daarnaast werd gevonden dat mensen die de hoogste hoeveelheid selenium in het bloed hadden tweederde minder kans hadden op het hebben van een sterk verhoogde homocysteïnespiegel dan mensen met de laagste hoeveelheid selenium. Naast aanvulling van de betrokken B-vitaminen lijkt het gebruik van selenium een nieuwe mogelijkheid om het homocysteïnegehalte te verlagen. Sonia González, José M. Huerta, Julieta Álvarez-Uría, Serafina Fernández, Ángeles M. Patterson and Cristina Lasheras. Serum Selenium Is Associated with Plasma Homocysteine Concentrations in Elderly Humans. J. Nutr. 134:1736-1740, July 2004

/

Yoghurt met probiotica bij kinderen effectief tegen diarree bij het gebruik van antibiotica

Maagdarmstoornissen, en met name diarree, vormen de belangrijkste bijwerking van het gebruik van antibiotica. Probiotica worden vaak aangeraden tijdens en na het gebruik van dergelijke medicijnen, om bijwerkingen te voorkomen en het herstel van de darmflora te ondersteunen. In deze studie is gekeken naar de effectiviteit van een yoghurt met drie verschillende bacteriestammen, te weten Lactobacillus rhamnosus GG (LGG), Bifidobacterium lactis (Bb-12) en Lactobacillus acidophilus (La-5), tijdens het gebruik van antibiotica. Hiertoe kregen 72 kinderen via de apotheek naast voorgeschreven antibiotica de yoghurt met de probiotica of een gepasteuriseerde yoghurt (placebo). Van hen voltooiden 70 kinderen het onderzoek (34 probiotica, 36 placebo). Aan het eind van de studie werden duidelijke verschillen gevonden in het aantal gevallen van diarree. Ernstige diarree trad op bij 6 kinderen en matige diarree bij 21 kinderen in de placebogroep. De kinderen die de goede darmbacteriën hadden gebruikt hadden geen van alleen ernstige diarree, en matige diarree trad bij slechts één kind op. Ook andere bijwerkingen zoals buikpijn en misselijkheid traden beduidend minder vaak op. De onderzoekers concludeerden dat yoghurt met Lactobacillus rhamnosus GG (LGG), Bifidobacterium lactis (Bb-12) en Lactobacillus acidophilus (La-5) zeer effectief was in het verminderen van de bijwerkingen van het gebruik van antibiotica bij kinderen.

Michael J Fox, Kiran D K Ahuja, Iain K Robertson, Madeleine J Ball, and Rajaraman D Eri. Can probiotic yogurt prevent diarrhoea in children on antibiotics? A double-blind, randomised, placebo-controlled study. BMJ Open. 2015; 5:e006474

Toepassing van probiotica vermindert de kans op het ontwikkelen van allergieën bij kinderen die via een keizersnede zijn geboren

Een lagere blootstelling aan velerlei bacteriën wordt gezien als een van de mogelijke oorzaken voor het optreden van allergieën. In de darmflora van kinderen met allergische klachten worden bovendien minder lactobacillen en bifidobacteriën gevonden. Om na te gaan of toediening van probiotica invloed heeft op de ontwikkeling van allergische klachten kregen moeders gedurende de laatste maand van de zwangerschap en de kinderen vanaf de geboorte tot de leeftijd van 6 maanden dagelijks een mengsel van probiotische bacteriën of een placebo. Op de leeftijd van 5 jaar werd gekeken naar de aanwezigheid van allergieën, eczeem en IgE-antilichamen tegen bekende allergenen.

 

In de gehele groep werd geen bescherming gevonden tegen het optreden van allergische klachten. Opvallend was echter dat bij kinderen die via een keizersnede ter wereld waren gekomen de kans op het ontwikkelen van allergieën maar liefst 53% lager was in de groep die probiotica had gebruikt. Toepassing van probiotica bij deze kinderen op zeer jonge leeftijd kan daarom helpen de kans op allergieën te verkleinen.

 

M Kuitunen, K Kukkonen, K Juntunen-Backman, R Korpela, T Poussa, T Tuure, T Haahtela, and <st1:place w:st="on">E Savilahti</st1:place>. Probiotics prevent IgE-associated allergy until age 5 years in cesarean-delivered children but not in the total cohort. J Allergy Clin Immunol, February 1, 2009; 123(2): 335-41.

 

Minder lactobacillen op het slijmvlies en meer mestcellen in de darmwand bij prikkelbare darmsyndroom

In een groot aantal onderzoeken is beschreven dat veranderingen in de darmflora en een veranderde werking van het immuunsysteem worden aangetroffen bij patiënten met een spastische darm (irritable bowel syndrome, IBS). In deze studie is gekeken naar het voorkomen van verschillende cellen uit het immuunsysteem en de relatie met de darmflorabacteriën die op het slijmvlies werden aangetroffen.

37 personen met IBD (27 met het type dat vooral door diarree wordt gekenmerkt en 10 met de vorm die voornamelijk verstoppingklachten geeft) namen aan de studie deel, evenals 23 controlepersonen. Bij darmonderzoek werd een stukje weefsel weggenomen uit het laatste deel van de dunne darm en het rectum. Hierbij werd niet alleen het darmweefsel onderzocht, maar ook de bacteriën die zich op het slijmvlies bevonden. Bij analyse bleek dat in de darmwand van patiënten met de diarree-dominante vorm veel meer mestcellen gevonden, terwijl het aantal lactobacillen op het slijmvlies beduidend lager was. De onderzoekers suggereren dat het lagere aantal lactobacillen de oorzaak kan zijn voor de toename van het aantal mestcellen, en daarmee kan bijdragen aan de ernst van de klachten.

G C Parkes, N Rayment, I Woodman, B Hudspith, L Petvoska, M Lomer, J Brostoff, K Whelan, and J Sanderson. Increases in ileal mast cells in patients with diarrhoea predominant irritable bowel syndrome may be due to a relative reduction in mucosa-associated lactobacilli. Gut. 2011;  60(Suppl_1): p. A39-a

Probiotica en dieetadvies tijdens de zwangerschap verminderen de kans op zwangerschapsdiabetes en hebben een positieve invloed op het gewicht van het kind

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de voeding tijdens de zwangerschap een grote invloed heeft op de latere ontwikkeling van het kind. Om de veiligheid en effectiviteit van het gebruik van probiotica tijdens de zwangerschap na te gaan werden in deze studie 256 vrouwen in het eerste trimester van de zwangerschap onderzocht. De ene helft kreeg een dieetadvies, terwijl de andere helft de controlegroep vormde. Van de vrouwen die een dieetadvies kregen, kreeg de helft bovendien een probioticum met de bacteriestammen Lactobacillus rhamnosus GG (LGG) en Bifidobacterium lactis BB-12.

Hierbij bleek dat bij de vrouwen die een dieetadvies en probiotica hadden gekregen de kans op het ontwikkelen van zwangerschapsdiabetes veel kleiner was: 13% tegen 36% in de groep die alleen een dieetadvies had gekregen. In de controlegroep ontwikkelde 34% van de deelneemsters aan het onderzoek zwangerschapsdiabetes. Het dieetadvies had wel invloed op de lengte en het gewicht van het kind tijdens de geboorte, waarbij de kans op te grote of te zware kinderen duidelijk lager was. Ook belangrijk was dat het gebruik van deze probiotica geen enkel negatief effect op moeder of kind had.

Omdat een hoog geboortegewicht in verband wordt gebracht met overgewicht en een hogere kans op diabetes stellen de onderzoekers dat probiotica, in combinatie met een dieetadvies,in de toekomst  een belangrijke bijdrage aan de gezondheid van de kinderen kunnen bieden.

 R. Luoto, K. Laitinen, M. Nermes, E. Isolauri. Impact of maternal probiotic-supplemented dietary counselling on pregnancy outcome and prenatal and postnatal growth: a double-blind, placebo-controlled study. British Journal of Nutrition published online ahead of print, doi:10.1017/S0007114509993898

 

Bifidobacterium infantis scheidt stoffen af die de barrièrefunctie van het darmslijmvlies verbeteren

Probiotica kunnen helpen om de barrièrefunctie van het darmslijmvlies te verbeteren en kunnen ontstekingsreacties helpen verminderen. Zij scheiden o.a. bepaalde peptiden af die een sterke invloed op het darmslijmvlies hebben. Toediening van een medium waarin zich deze factoren bevinden aan gekweekte menselijke slijmvliescellen leidde tot een betere darmbarrière door veranderingen in de tight junctions tussen de slijmvliescellen. Daarnaast bleek dat deze behandeling ook een verstoring van de barrièrefunctie door ontstekingsmediatoren als TNF-alfa en interferon-gamma kon voorkomen. Onder normale omstandigheden leiden deze ontstekingsmediatoren juist tot een vermindering van de barrièrefunctie door veranderingen in de tight junctions. Bij dieren met een genetische afwijking die spontaan colitis ontwikkelden werden de klachten verminderd door toediening van deze stoffen uit B. infantis. Er trad minder ontstekingsreactie op, en de doorlaatbaarheid van het slijmvlies werd genormaliseerd.

Deze stam, die voornamelijk in probiotica voor jonge kinderen wordt toegepast, heeft een positief effect op de barrièrefunctie van het darmslijmvlies en kan zelfs helpen om ontstekingsreacties te verminderen.

Julia B. Ewaschuk, Hugo Diaz, Liisa Meddings, Brendan Diederichs, Andrea Dmytrash, Jody Backer, Mirjam Looijer-van Langen, and Karen L. Madsen. Secreted bioactive factors from Bifidobacterium infantis enhance epithelial cell barrier function. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol, Nov 2008; 295: G1025 - G1034

Gebruik van probiotica verhoogt de kans op eradicatie van H. pylori na een mislukte tripeltherapie

De helicobacter pylori-bacterie draagt in belangrijke mate bij aan het ontstaan van maagzweren. Om deze bacterie te bestrijden is wordt gebruik gemaakt van een combinatie van geneesmiddelen (amoxicilline + claritromycine + protonpompremmer), de zogenaamde tripeltherapie. Indien deze behandeling niet afdoende is kan een extra medicijn worden toegevoegd (bismuthsubcitraat), de zogenaamde quadrupeltherapie. Hierbij wordt dan vaak gebruik gemaakt van andere antibiotica. In deze studie werd gekeken of gebruik van een yoghurt met Lactobacillus acidophilus en Bifidobacterium bifidum-bacteriën de kans op succes na een gefaalde tripeltherapie kan verhogen. Hiertoe kregen 69 patiënten 4 weken voorafgaand aan de quadrupeltherapie de yoghurt, terwijl een even grote groep alleen de medicatie gebruikte. Na afronding van de quadrupeltherapie bleek de bacterie bij 85% van de personen die yoghurt gebruikt hadden verdwenen te zijn. Bij de groep die alleen de medicatie gekregen had was dit 71.1%. Gebruik van een yoghurt met probiotica kan de kans op succes van quadrupeltherapie aanzienlijk vergroten.
Bor-Shyang Sheu, Hsiu-Chi Cheng, Ai-Wen Kao, Shan-Tair Wang, Yao-Jong Yang, Hsiao-Bai Yang, and Jiunn-Jong Wu. Pretreatment with Lactobacillus- and Bifidobacterium-containing yogurt can improve the efficacy of quadruple therapy in eradicating residual Helicobacter pylori infection after failed triple therapy. Am J Clin Nutr 2006;83 864-869

/

Visolie vermindert aanvallen bij medicijnresistente epilepsie

Omega-3 vetzuren verminderen de prikkelbaarheid van zenuwcellen en het aantal epileptische aanvallen bij proefdieren. Eerdere studies bij mensen met hoge doseringen visolie lieten echter geen effect zien. Nu is in een nieuw onderzoek gekeken naar de inname van een lagere dosering visolie ten opzichte van een hogere dosering of placebo. Hiertoe kregen 24 patiënten met medicijnresistente epilepsie afwisselend de lage of hoge dosering of een placebo gedurende 10 weken, met 6 weken rust tussen de diverse doseringen. Hierbij werd gevonden dat de lage dosering visolie (EPA+DHA in totaal 1080 mg per dag) het aantal epileptische aanvallen met 33.6% verminderde. Ook bleek tijdens het gebruik van de lagere dosering de bloeddruk significant te dalen, hoewel deze daling niet groot was. De onderzoekers geven aan dat deze resultaten reden zijn om grotere onderzoeken uit te voeren naar de effecten van een relatief lage dosering visolie bij patiënten met moeilijk behandelbare epilepsie.

Christopher M DeGiorgio, Patrick R Miller, Ronald Harper, Jeffrey Gornbein, Lara Schrader, Jason Soss, Sheba Meymandi. Fish oil (n-3 fatty acids) in drug resistant epilepsy: a randomised placebo-controlled crossover study. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2015;86:65-70

DHA heeft duidelijke positieve effecten bij sikkelcelanemie

Sikkelcelanemie is een erfelijke aandoening die vooral voorkomt bij personen van het negroïde ras, maar wordt ook aangetroffen bij mensen afkomstig uit India, Mediterrane landen en het Midden-Oosten. Bij deze ziekte wordt een afwijkende vorm van de rode bloedkleurstof hemoglobine gevormd. Wanneer er relatief weinig zuurstof aanwezig is (zoals in bijvoorbeeld haarvaatjes) zal het hemoglobine “kristalliseren” en verandert de vorm van de rode bloedcel van een rond plaatje in een vorm die het meest lijkt op een maansikkel. Dit maakt de rode bloedcellen minder goed vervormbaar, waardoor doorbloedingproblemen in velerlei organen kunnen ontstaan. Soms leidt dit zelfs tot afsterven van weefsel: dit wordt een zogenaamde sikkelcelcrisis genoemd. Geschat wordt dat deze aandoening bij 1 op de 400 personen van Afrikaanse herkomst voorkomt. Buiten de sikkelcelcrisis lijden deze mensen vaak aan bloedarmoede, die regulier met foliumzuur wordt behandeld.

In een onderzoek in Sudan is gekeken of suppletie met DHA invloed heeft op de complicaties van sikkelcelanemie. DHA is het meest onverzadigde omega-3 vetzuur en heeft daardoor de grootste invloed op de vervormbaarheid van de celwand. Hiertoe kregen 140 proefpersonen gedurende een jaar lang DHA toegediend. Het gebruikte preparaat bevatte 277.8 mg DHA per capsule. Proefpersonen van 2 tot 4 jaar kregen 1 capsule per dag, van 5 tot 10 jaar 2 capsules, van 11 tot 16 jaar 3 capsules en 17 jaar of ouder 4 capsules per dag. Aan het eind van de studieperiode bleek dat niet alleen het aantal ernstige crises significant minder vaak voorkwam bij de personen die DHA hadden gebruikt. Ook het aantal personen met ernstige bloedarmoede was bijna 5 maal lager, en het aantal bloedtransfusies wegens ernstige bloedarmoede was bijna 4 maal lager. Schoolkinderen hadden bovendien 4 maal minder kans om school te missen door complicaties van sikkelcelanemie.

De onderzoekers adviseren deze studie op grotere schaal te herhalen, DHA lijkt een optie te bieden om de vaak ernstige complicaties van sikkelcelanemie te verminderen.

Ahmed A Daak, Kebreab Ghebremeskel, Zahir Hassan, Bakhita Attallah, Haj H Azan, Mustafa I Elbashir, and Michael Crawford. Effect of omega-3 (n-3) fatty acid supplementation in patients with sickle cell anemia: randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Am J Clin Nutr. 2013; 97(1):37-44

Polycysteus ovariumsyndroom (PCOS): positieve invloed van extra omega-3 vetzuren

Het polycysteus ovariumsyndroom (PCOS) is een aandoening waarbij er sprake is van een verhoogde concentratie mannelijke geslachtshormonen in het bloed, wat gepaard gaat met een afwezige eisprong en dus onvruchtbaarheid. Ook is er vaak sprake van insulineresistentie en een verhoogde kans op het ontwikkelen van diabetes type 2. PCOS komt bij 5-10% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd voor.

In deze studie is allereerst gekeken naar de hoeveelheid omega-3 vetzuren in het bloed en de verhouding tussen omega-6 en omega-3 vetzuren. Hierbij werd gevonden dat vrouwen met een hogere verhouding omega-6 / omega-3 vetzuren meer mannelijke hormonen in het bloed hadden. Bovendien ging een lagere hoeveelheid omega-3 vetzuren gepaard met een slechter lipidenprofiel in het bloed. Een gedeelte van de proefpersonen gebruikte gedurende 6 weken dagelijks 4 gram visolie met daarin 1.9 gram omega-3 vetzuren (1266 mg EPA en 633 mg DHA). Hierbij bleek dat in deze relatief korte tijd de hoeveelheid beschikbaar testosteron in het bloed duidelijk daalde, waarbij de grootste daling optrad bij proefpersonen die een hoge ratio van omega-6 / omega-3 vetzuren hadden.

Inname van extra omega-3 vetzuren kan daarom helpen de hogere concentratie van mannelijke geslachthormonen bij vrouwen met PCOS te verlagen.

Niamh Phelan, Annalouise O'Connor, Tommy Kyaw Tun, Neuman Correia, Gerard Boran, Helen M Roche, and James Gibney. Hormonal and metabolic effects of polyunsaturated fatty acids in young women with polycystic ovary syndrome: results from a cross-sectional analysis and a randomized, placebo-controlled, crossover trial. Am J Clin Nutr 2011;93 652-662

Omega-3 vetzuren verbeteren pompfunctie van het hart en verminderen ziekenhuisopnames bij patiënten met een vergroot hart (cardiomyopathie)

In dit onderzoek is gekeken naar de effecten van de inname van extra omega-3 vetzuren op de hartfunctie van personen met een zogenaamde niet-ischemische dilatatieve cardiomyopathie, een hartspierafwijking waarbij het hart vergroot is en de pompfunctie afgenomen is, zonder dat er sprake is van ernstige verstopping van de kransslagaderen. Door de verminderde pompfunctie treedt hartfalen op. In totaal namen 130 personen met mild hartfalen door deze aandoening deel aan het onderzoek. De ene helft gebruikte gedurende 12 maanden dagelijks 2 gram omega-3 vetzuren, de andere helft een placebo. Aan het einde van het onderzoek bleken de pompfunctie van het hart, het zuurstofverbruik, de inspanningstolerantie en de algemene conditie verbeterd te zijn bij de personen die visolie gebruikten, terwijl al deze indicatoren waren verslechterd in de placebogroep. Bovendien werd een groot verschil in het aantal ziekenhuisopnames gevonden: in de placebogroep werd 30% van de proefpersonen in de placebogroep opgenomen, terwijl dit bij slechts 6% in de visoliegroep noodzakelijk was.

Inname van een relatief lage dosering visolie kan helpen om verergering van klachten bij deze hartaandoening te voorkomen en de conditie zelfs verbeteren.

Savina Nodari, Marco Triggiani, Umberto Campia, Alessandra Manerba, Giuseppe Milesi, Bruno M. Cesana, Mihai Gheorghiade, and Livio Dei Cas. Effects of n-3 Polyunsaturated Fatty Acids on Left Ventricular Function and Functional Capacity in Patients With Dilated Cardiomyopathy.  J. Am. Coll. Cardiol. 2011;  57(7): p. 870-879

Essentiële vetzuren effectief tegen premenstrueel syndroom (PMS)

Premenstrueel syndroom is de naam die gegeven wordt aan klachten die optreden op een vast punt in de menstruele cyclus. Hierbij kan zowel sprake zijn van lichamelijke klachten (pijn in de borsten, pijn in de benen) als psychische symptomen, waarbij depressie, maar ook agressiviteit op de voorgrond kunnen staan. Deze symptomen treden in het algemeen op vanaf 10-12 dagen voor het begin van de menstruatie, waarbij zij verdwijnen op het moment dat de menstruatie begint. PMS-klachten komen veelvuldig voor: tot 80% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd heeft last van lichamelijke of psychische symptomen.

Aan deze studie namen 120 vrouwen deel. Veertig van hen kregen alleen een placebo, 40 een capsule met 1 gram vetzuren en veertig vrouwen gebruikten twee capsules met de vetzuren per dag. De gebruikte vetzuurcapsules bevatten per gram 210 mg. GLA (gamma-linoleenzuur), 175 mg. oliezuur, 345 mg. linolzuur, 250 mg. overige meervoudig onverzadigde vetzuren en 20 mg. vitamine E (dit is de vetzuursamenstelling van borage-olie, red.). Deelneemsters aan de studie gebruikten de preparaten gedurende 180 dagen (6 maanden). Gedurende de studie vulden de vrouwen dagelijks een uitgebreide vragenlijst in om de ernst van de klachten vast te stellen.

Zowel na 3 als na 6 maanden bleken de vrouwen die de vetzuren hadden gebruikt beduidend minder klachten te hebben dan de placebogroep, waarbij de beste resultaten behaald werden met de hoogste dosis (2 gram per dag). Er werd gedurende de studie geen directe invloed op hormoonspiegels (prolactine) gevonden. De onderzoekers hielden prostaglandine E1, dat indirect wordt gevormd uit gamma-linoleenzuur, verantwoordelijk voor deze positieve effecten.

Inname van borage-olie, samen met vitamine E, kan een belangrijk en effectief hulpmiddel zijn in de strijd tegen deze veel voorkomende premenstruele klachten.

Edilberto A Rocha Filho et al. Essential fatty acids for premenstrual syndrome and their effect on prolactin and total cholesterol levels: a randomized, double blind, placebo-controlled study. Reproductive Health 2011, 8:2

Bioflavonoïden in de voeding verhogen de hoeveelheid omega-3 vetzuren EPA en DHA in het bloed

Bioflavonoïden zijn sterke antioxidanten die mede verantwoordelijk worden gehouden voor de positieve effecten van een hogere inname van groenten en fruit. Nieuw onderzoek heeft aangetoond dat deze stoffen, die o.a. verantwoordelijk zijn voor de kleuren van vele soorten groenten, ook een positieve invloed hebben op de hoeveelheid EPA en DHA in het bloed.

Voor deze studie werd aan twee groepen ratten een standaard dieet of een dieet verrijkt met bioflavonoïden gegeven. Er waren geen verdere verschillen in het dieet van de twee groepen. Na 8 weken bleek het bloed van de dieren die de bioflavonoïden hadden gekregen significant meer EPA en DHA te bevatten. Er werd geen effect gevonden op de concentratie omega-6 vetzuren.

Hoe de bioflavonoïden precies invloed uitoefenen op de stofwisseling van omega-3 vetzuren is nog onbekend. Dit nieuw ontdekte effect onderstreept echter het belang van een voldoende inname van bioflavonoïden voor de gezondheid.

Marie-Claire Toufektsian, Patricia Salen, Francois Laporte, Chiara Tonelli, and Michel de Lorgeril. Dietary Flavonoids Increase Plasma Very Long-Chain (n-3) Fatty Acids in Rats. J. Nutr. 2011;  141(1): p. 37-41

DHA heeft ook op middelbare leeftijd een positieve invloed op het functioneren van de hersenen

Voldoende inname van DHA speelt een belangrijke rol in de goede ontwikkeling van de hersenen na de geboorte, en een hogere inname op jonge leeftijd gaat tevens gepaard met een lagere kans op bepaalde neuropsychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie. Om na te gaan of er ook een verband bestaat tussen de hoeveelheid DHA in het lichaam (gemeten in fosfolipiden in het bloed) en het functioneren van de hersenen op middelbare leeftijd hebben onderzoekers bloed afgenomen bij 280 gezonde vrijwilligers van 35 tot 55 jaar. Alle personen hadden geen psychiatrische klachten en namen geen visoliesupplementen. Vervolgens werden alle proefpersonen onderworpen aan een uitgebreide test die diverse hersenfuncties beoordeelt. In het bloed werden de gehaltes van de diverse omega-3 vetzuren (alfa-linoleenzuur (ALA), eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) bepaald)

Hierbij werd gevonden dat hogere concentraties DHA in de fosfolipiden in het bloed gepaard ging met betere prestaties in de tests. Er werd geen verband gevonden tussen de hoeveelheid EPA of ALA en het functioneren van de hersenen. Deze resultaten tonen aan dat voldoende inname van DHA ook na de eerste levensjaren belangrijk is voor een goede hersenfunctie.

Matthew F. Muldoon, Christopher M. Ryan, Lei Sheu, Jeffrey K. Yao, Sarah M. Conklin, and Stephen B. Manuck. Serum Phospholipid Docosahexaenonic Acid Is Associated with Cognitive Functioning during Middle Adulthood. J. Nutr. published 24 February 2010

Omega-3 vetzuren effectief in het voorkomen van psychoses bij adolescenten en jongvolwassenen met een sterk verhoogde kans op een psychotische stoornis

In meerdere studies zijn positieve effecten gevonden van het gebruik van omega-3 vetzuren uit visolie bij psychotische stoornissen. In deze studie is gekeken naar de effecten van visolie in een groep jonge personen (13-25 jaar) die een sterk verhoogde kans hadden op het ontwikkelen van een psychotische stoornis. Het ging om personen met milde psychotische klachten, personen die een voorbijgaande periode van milde psychotische symptomen hadden gehad en personen met een sterke voorgeschiedenis van psychoses in de familie, waarbij zij zelf een verminderd niveau van functioneren vertoonden. Het risico om een volledige eerste psychose te ontwikkelen in een periode van 12 maanden is in deze groepen tot wel 40%. Omdat de bijwerkingen van antipsychotica (gewichtstoename, verstoorde bloedsuikerspiegel, vervlakking van emoties) in deze groep jonge patiënten zeer ongewenst zijn, is er een grote behoefte aan een alternatief.

Gedurende het onderzoek gebruikten 41 personen dagelijks visoliecapsules met 1200 mg omega-3 vetzuren, terwijl 40 personen een placebo kregen. Deze capsules werden gedurende 12 weken gebruikt, waarna beide groepen nog 40 weken gevolgd werden. De totale studieduur was dus 1 jaar. Aan het einde van dit jaar was bij 2 van de 41 personen (4.9%) in de visoliegroep een volledige psychotische stoornis opgetreden, terwijl dit in de placebogroep bij 11 van de 40 proefpersonen (27.5%) het geval was. De groep die visolie had gebruikt had minder positieve symptomen, minder negatieve symptomen en functioneerde bovendien beter. Er was geen verschil in bijwerkingen tussen de placebogroep en de visoliegroep.

De onderzoekers concluderen dat het gebruik van visolie de kans op progressie van milde psychotische klachten tot een volledige psychotische stoornis in deze groep jonge patiënten sterk vermindert.

G. Paul Amminger, Miriam R. Schäfer, Konstantinos Papageorgiou, Claudia M. Klier, Sue M. Cotton, Susan M. Harrigan, Andrew Mackinnon, Patrick D. McGorry, and Gregor E. Berger. Long-Chain -3 Fatty Acids for Indicated Prevention of Psychotic Disorders: A Randomized, Placebo-Controlled Trial. Arch Gen Psychiatry, Feb 2010; 67: 146 – 154

Omega-3 vetzuren EPA en DHA: hogere concentraties in het bloed gaan gepaard met een lagere biologische leeftijd bij hartpatiënten

Eerdere studies hebben aangetoond dat een hogere consumptie van de visvetzuren EPA en DHA gepaard gaat met een langere overleving bij hartpatiënten. De onderliggende mechanismen zijn nog niet geheel opgehelderd. Recent is ontdekt dat zogenaamde telomeren, aan de uiteinden van ons DNA, een indicator zijn voor de biologische leeftijd van het lichaam. Hoe korter de telomeren, hoe hoger de biologische leeftijd.

 

In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid EPA en DHA in het bloed van 608 patiënten met stabiele vernauwing van de kransslagaderen. Gedurende 5 of meer jaar werden deze proefpersonen gevolgd, waarbij werd gekeken naar de afname van de lengte van de telomeren van witte bloedcellen in deze periode. Hierbij bleek dat de patiënten met de hoogste concentratie EPA+DHA in het bloed duidelijk minder telomeerlengte verloren tijdens de studie dan personen met de laagste hoeveelheid van deze vetzuren in het bloed.

 

Dit is de eerste keer dat een dergelijke relatie tussen consumptie van de visvetzuren EPA en DHA en afname van de telomeerlengte is aangetoond.

Geen verhoogde kans op bloedingen gevonden bij gebruik van hoge doseringen visolie naast stollingremmers

Visolie wordt vaak ingezet om triglyceriden te verlagen of voor secundaire preventie bij personen met hart- en vaataandoeningen. In deze retrospectieve studie is gekeken naar het optreden van bloedingen bij gebruik van een combinatie van aspirine (gemiddelde dosering 161 +/- 115 mg), clopidogrel (Plavix) (75 mg) met of zonder een hoge dosering visolie (3 +/- 1.25 g). Gedurende een gemiddelde follow-up van 33 maanden trad er 1 ernstige bloeding op in de controlegroep, en geen in de visoliegroep. Kleine bloedingen traden op in 2.3% van de visoliegroep en bij 3.9% in de controlegroep. De onderzoekers concluderen dat het gebruik van visolie naast deze veel gebruikte combinatie van stollingremmers geen hogere kans op bloedingen opleverde.

 

PD Watson, PS Joy, C Nkonde, SE Hessen, and DG Karalis. Comparison of bleeding complications with omega-3 fatty acids + aspirin + clopidogrel--versus--aspirin + clopidogrel in patients with cardiovascular disease. Am J Cardiol, October 15, 2009; 104(8): 1052-4.

Visolie herstelt de gestoorde verwijdering van dode cellen door macrofagen (fagocytose) in atherosclerotische plaques in diermodel voor diabetes

Een gestoorde verwijdering van afgestorven cellen door macrofagen leidt tot de vorming van een grotere necrotische kern en meer ontstekingsactiviteit in atherosclerotische plaques in de vaatwand. Dit wordt in verband gebracht met een hogere kans op complicaties.

Muizen met een erfelijke aanleg voor overgewicht vertonen een gestoorde fagocytose. Bovendien bleken de celwanden van de macrofagen meer verzadigde vetten te bevatten, en minder EPA en DHA dan normale muizen. Normale macrofagen bleken ook een gestoorde functie te gaan vertonen wanneer zij blootgesteld werden aan verzadigde vetten. Door toevoeging van visolie aan de afgenomen cellen, of aan de voeding van de muizen zelf, werd dit negatieve verschijnsel teniet gedaan. Dit geeft aan dat visolie een belangrijke rol kan spelen in de preventie van complicaties van atherosclerose, met name bij personen met diabetes.

Suzhao Li, Yu Sun, Chien-Ping Liang, Edward B. Thorp, Seongah Han, Andreas W. Jehle, Viswanathan Saraswathi, Brian Pridgen, Jenny E. Kanter, Rong Li, Carrie L. Welch, Alyssa H. Hasty, Karin E. Bornfeldt, Jan L. Breslow, Ira Tabas, and Alan R. Tall. Defective Phagocytosis of Apoptotic Cells by Macrophages in Atherosclerotic Lesions of ob/ob Mice and Reversal by a Fish Oil Diet. Circ. Res. published 15 October 2009, 10.1161/CIRCRESAHA.109.199570

Beschermende effecten van omega-3 vetzuren tegen de gevolgen van overbelasting van het hart: positief effect van EPA en DHA, maar niet van ALA

Klinisch onderzoek suggereert dat een hogere inname van omega-3 vetzuren kan beschermen tegen hartfalen. Om na te gaan of deze effecten optreden bij zowel EPA en DHA als ALA (alfa-linoleenzuur uit lijnzaadolie) werd gekeken naar doseringen die overeenkomen met de inname van deze vetzuren bij mensen door gebruik van supplementen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij ratten met een vernauwde aorta, waardoor overbelasting van het hart optreedt.

Bij ratten die geen vetzuren extra kregen toegediend leidde de vernauwing van de aorta tot een verdikking van de spierwand van de linker kamer en een toename van het kamervolume aan het einde van de systole en de diastole. Toediening van ALA had vrijwel geen effect. Toediening van een combinatie van EPA en DHA beschermde echter op dosisafhankelijke wijze tegen de toename van de eindsystolische en –diastolische kamervolumes.

Deze effecten werden toegeschreven aan een hogere concentratie van het ontstekingremmende adiponectine, en aan een verminderde ontstekingsreactie (gemeten aan tromboxaan B2 in de urine en TNF-alfa in het bloed. Om positieve effecten van omega-3 vetzuren op het hart te bereiken is daarom inname van EPA en DHA aan te bevelen. Extra inname van lijnzaadolie als bron van ALA lijkt niet zinvol.

Monika K Duda, Karen M O'shea, Anselm Tintinu, Wenhong Xu, Ramzi J Khairallah, Brian R Barrows, David J Chess, Agnes M Azimzadeh, William S Harris, Victor G Sharov, Hani N Sabbah, and William C Stanley. Fish Oil, But Not Flaxseed Oil, Decreases Inflammation and Prevents Pressure Overload-Induced Cardiac Dysfunction. Cardiovasc Res, November 17, 2008

Nieuw mechanisme ontdekt voor de beschermende werking van visolie tegen boezemfibrilleren

Hoewel recent is aangetoond dat EPA en DHA uit visolie boezemfibrilleren kunnen tegengaan kon het onderliggende werkingsmechanisme tot nu toe niet worden verklaard. In deze studie is daarom gekeken naar de effecten van EPA en DHA op de kalium- en natriumstromen in spiercellen van de boezem van het hart.

Hierbij bleek dat EPA en DHA op een dosisafhankelijke wijze de stromingen van natrium en kalium over de celmembraan verminderen, wat op zijn minst gedeeltelijk de positieve effecten van omega-3 vetzuren bij deze veel voorkomende vorm van hartritmestoornissen kan verklaren.

Gui-Rong Li, Hai-Ying Sun, Xiao-Hua Zhang, Lik-Cheung Cheng, Shui-Wah Chiu, Hung-Fat Tse, and Chu-Pak Lau. Omega-3 polyunsaturated fatty acids inhibit transient outward and ultra-rapid delayed rectifier K+ currents and Na+ current in human atrial myocytes. Cardiovasc Res. published 24 November 2008, 10.1093/cvr/cvn322

Visolie verlaagt hartslag en zuurstofverbruik bij inspanning

Uit eerdere studies is bekend geworden dat omega-3 vetzuren uit het dieet het zuurstofverbruik in de hartspier bij proefdieren verminderen. In deze studie is bij proefpersonen onderzocht of deze effecten ook bij mensen optraden. 16 getrainde wielrenners gebruikten dagelijks 8 gram visolie of een placebo (olijfolie) gedurende 8 weken.

Na deze periode bleek dat zowel de hartslag als het zuurstofverbruik bij inspanning lager waren bij de personen die visolie hadden gebruikt. Visolie had geen effect op het uithoudingsvermogen. Deze resultaten tonen aan dat de vetzuren uit visolie de zurstofbehoefte van het lichaam bij inspanning kunnen verlagen zonder een negatief effect op de prestatie.

Gregory E Peoples, Peter L McLennan, Peter R C Howe, and Herbert Groeller. Fish Oil Reduces Heart Rate and Oxygen Consumption During Exercise. J Cardiovasc Pharmacol, November 19, 2008

Invloed van omega-3 en omega-6 vetzuurconcentraties op depressiviteit en neuroses

In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid omega-3 en omega-6 vetzuren in het bloed van 116 personen die niet gediagnosticeerd waren met psychiatrische klachten. Vervolgens werd met behulp van twee vragenlijsten (de Beck Depression Inventory voor depressiviteit en de NEO Personality Inventory) gekeken naar neurotische symptomen. Hierbij bleek dat een hoger absoluut gehalte aan arachidonzuur of een hoge arachidonzuur:EPA ratio gepaard ging met meer depressieve symptomen, terwijl een laag EPA-gehalte en een hoge arachidonzuur:EPA ratio gepaard gingen met meer neurotische verschijnselen.

Vetzuren blijken dus invloed te hebben op deze klachten, en het vetzuurpatroon dat gepaard gaat met deze klachten (veel AA, laag EPA) is typisch de verhouding die zich ook in de voeding bevindt. Minder omega-6 en meer EPA kunnen daarom mogelijk bijdragen aan het bestrijden of voorkomen van depressieve klachten.

Referenties: Sarah M. Conklin, Stephen B. Manuck, Jeffrey K. Yao, Janine D. Flory, Joseph R. Hibbeln, and Matthew F. Muldoon. High {omega}-6 and Low {omega}-3 Fatty Acids are Associated With Depressive Symptoms and Neuroticism. Psychosom Med. 2007; 69(9): p. 932-934

Visolie voorkomt verlies van botmassa bij muizen die gevoelig zijn voor reuma

Reuma is een aandoening waarbij ontstekingsreacties leiden tot afbraak van gewrichtskraakbeen en beschadiging van het onderliggende bot. Deze aandoening gaat vaak gepaard met een lagere botdichtheid en een verhoogde kans op botbreuken. MRL / lpr muizen hebben een genetisch bepaalde gevoeligheid voor het ontstaan van reuma. In deze studie is gekeken naar de effecten van aanvulling van het dieet van deze muizen met visolie of maïsolie (controlegroep) gedurende 12 maanden.

Na 6, 9 en 12 maanden was de botdichtheid op alle gemeten plaatsen het hoogst bij de muizen die visolie gekregen hadden. Ook bleek de activiteit van de antioxidantenzymen superoxide dysmutase (SOD) en catalase duidelijk hoger in de visoliegroep. De muizen die maïsolie hadden gekregen vertoonden tekenen van gewrichtsontsteking (synovitis): de muizen die visolie hadden gekregen bleken geen gewrichtsontstekingen te hebben. De onderzoekers concludeerden dat visolie een belangrijke aanvulling voor reumapatiënten kan zijn om verlies van botmassa te verminderen. Arunabh Bhattacharya, Mizanur Rahman, Jameela Banu, Richard A. Lawrence, Howard S. McGuff, I.R. Garrett, Michael Fischbach, and Gabriel Fernandes. Inhibition of Osteoporosis in Autoimmune Disease Prone MRL/Mpj-Faslpr Mice by N-3 Fatty Acids. J. Am. Coll. Nutr., 2005; 24: 200 - 209

Visolie vermindert de neiging tot galsteenvorming tijdens gewichtsverlies.

Omdat eerdere publicaties wezen op een verlaging van de cholesterolverzadiging van gal hebben onderzoekers gekeken naar het effect van visolie op de neiging van cholesterol in de gal om stenen te vormen. 35 vrouwen met obesitas (ernstig overgewicht) kregen naast hun dieet (1200 kcal./dag) 1200 mg. ursodeoxycholzuur (een geneesmiddel tegen galstenen), 11,3 gram visvetzuren per dag of een placebogedurende 6 weken. Geen van de vrouwen had galstenen. Na 6 weken bleek in alle groepen behalve de visoliegroep de tijd die nodig was voor cholesterol om stenen te gaan vormen afgenomen te zijn. Alleen de visoliegroep had geen versnelde steenvorming. Gebruik van visolie tijdens (snel) afslanken kan dus helpen de kans op galstenen te verminderen. Nahum Méndez-Sánchez, Verónica González, Patricia Aguayo, Juan M. Sánchez, Miguel A. Tanimoto, Javier Elizondo and Misael Uribe. Fish Oil (n-3) Polyunsaturated Fatty Acids Beneficially Affect Biliary Cholesterol Nucleation Time in Obese Women Losing Weight. Journal of Nutrition. 2001;131:2300-2303

Visolie verhoogt de productie van stikstofmonoxide (NO) in de wand van de aorta

Stikstofmonoxide speelt een belangrijke rol in het normale functioneren van de vaatwand. Het laat het gladde spierweefsel ontspannen, waardoor het bloedvat wijder wordt. Eerdere studies met stukjes van de aorta, de grootste slagader in het lichaam, lieten zien dat toevoeging van visolie leidde tot een verbeterde ontspanning van de vaatwand onder invloed van NO. In dit onderzoek bij ratten werd gekeken of er verschil bestond tussen dieren die 5% maïsolie of 5% visolie in het dieet hadden gekregen. Visolie verhoogde de productie en activiteit van het enzym dat NO produceert duidelijk in de visoliegroep t.o.v. de maïsoliegroep. Ook cyclisch GMP (dat een “second messenger” is in het NO-systeem) nam toe. De productie van schadelijke superoxide-anionen nam niet toe in het aortaweefsel. Dit positieve effect van visolie op de NO-productie verklaart tenminste gedeeltelijk de positieve effecten van visolie op de conditie van de bloedvaten. Diego Lopez, Xavier Orta, Kelly Casos, M. Puy Saiz, Pere Puig-Parellada, Mireia Farriol and M. Teresa Mitjavila. Upregulation of endothelial nitric oxide synthase in rat aorta after ingestion of a fish oil-rich diet. Am J Physiol Heart Circ Physiol (April 1, 2004).

Visolie in combinatie met simvastatine (Zocor) verlaagt triglyceridengehalte in bloed van patiënten met vernauwde kransslagaderen.

Een tweede studie die de combinatie van visolie en cholesterolverlagende medicatie (in dit geval het veelgebruikte Zocor, simvastatine) onderzocht vond eveneens een positief effect. Een onderzoek onder 59 mannen met vernauwde kransslagaderen, die reeds 10-40 mg. simvastatine per dag gebruikten, kregen gedurende 24 weken per dag 2 gram visolieconcentraat of een placebo. Na de studie gebruikten 49 mannen gedurende 24 weken het visoliepreparaat. Op alle tijdstippen lag het triglyceridengehalte en het VLDL-cholesterol van de visoliegroep lager dan dat van de placebogroep. Het triglyceridengehalte daalde 20-30%, en het VLDL-cholesterol 30-40%. Algemeen bloedonderzoek liet gedurende de gehele tijd geen afwijkingen zien, en het preparaat wrd goed verdragen. De onderzoekers concludeerden dat visolie een nuttige aanvulling is op het gebruik van simvastatine. P N Durrington, D Bhatnagar, M I Mackness, J Morgan, K Julier, M A Khan, M France. An omega-3 polyunsaturated fatty acid concentrate administered for one year decreased triglycerides in simvastatin treated patients with coronary heart disease and persisting hypertriglyceridaemia. Heart 2001;85:544-548

Visolie en GLA hebben een positief effect op eczeem bij honden

In dit onderzoek kregen honden naast hun gebruikelijke medicatie (Prednison) voor hun eczeemklachten een combinatie van borago- en visolie of een placebo aan het dieet toegevoegd. De eigenaars hielden de conditie van de huid bij op een lijst. Na ongeveer drie maanden bleek de conditie van de huid (roodheid, jeuk) duidelijk beter te zijn in de groep honden die de essentiële oliën hadden gebruikt. tevens hadden de honden minder prednison nodig. Dit is het eerste onderzoek dat een dergelijk effect van het gebruik van essentiele vetzuren bij honden beschrijft. BENTE K. Saevik, KERSTIN Bergvall, BIRGIT R. Holm, LEENA E. Saijonmaa-Koulumies, AKE Hedhammar, STIG Larsen, and FLEMMING Kristensen. A randomized, controlled study to evaluate the steroid sparing effect of essential fatty acid supplementation in the treatment of canine atopic dermatitis. Vet Dermatol, June 1, 2004; 15(3): 137-145.

Visolie beschermt de functie van bloedvaten bij ratten met een hoog insulinegehalte

Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat visolie de bloeddruk kan verlagen bij sommige ziektebeelden. De wijze waarop dit effect optreedt is echter grotendeels onbekend. Insulineresistentie (een verminderde werking van insuline) is één van de hoofdkenmerken van het metabole syndroom (normale bloedsuikerspiegel met een verhoogd insulinegehalte of een verhoogde bloedsuikerspiegel, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, overgewicht en afwijkingen in de bloedvetten, het “voorstadium” van diabetes type II).

Wanneer ratten een dieet krijgen met veel fructose ontwikkelen zij insulineresistentie en een verhoogde bloeddruk. Toevoeging van visolie aan het fructosedieet liet in deze studie zien dat de bloeddruk terugkeerde naar normale waarden. De stijging in de hoeveelheid insuline in het bloed werd niet voorkomen door toevoeging van visolie, maar de afwijkingen in de bloedvetten werden wel gecorrigeerd. De hoeveelheid van het enzym eNOS, dat verantwoordelijk is voor de productie van het bloedvatverwijdende NO, steeg door toevoeging van visolie. Tegelijkertijd daalde de hoeveelheid radicalen, gemeten aan de hoeveelheid waterstofperoxide, 8-isoprostanen en MCP-1 in het bloed. De onderzoekers concluderen dat visolie bij hyperinsulinemie de bloeddruk laat dalen door het verbeteren van het ontspannen van de vaatwanden en vermindering van de hoeveelheid vrije radicalen. MD Nyby, K Matsumoto, K Yamamoto, K Abedi, P Eslami, G Hernandez, V Smutko, ME Berger, and ML Tuck. Dietary fish oil prevents vascular dysfunction and oxidative stress in hyperinsulinemic rats. Am J Hypertens, February 1, 2005; 18(2 Pt 1): 213-9

Vetzuren uit visolie remmen de effecten van interferon-gamma.

Recent onderzoek heeft echter nog een mogelijke verklaring gevonden. Muizen die geen interferon-gamma kunnen produceren werden blootgesteld aan een infectie met Listeria monocytogenes. De ene groep muizen kreeg een dieet met reuzel als bron van vetten, de andere groep kreeg voer waaraan visolie was toegevoegd. Beide groepen muizen kregen daarna interferon-gamma toegediend. De muizen die geen visolie kregen reageerden snel met het bestrijden van de infectie. De muizen die visolie hadden gekregen reageerden echter veel minder sterk. Dit is de eerste keer dat invloed van een voedingsstof op interferon-gamma is beschreven. Dit mechanisme kan mede bijdrage aan de ontstekingremmende effecten van visolie. R Irons and KL Fritsche. Omega-3 Polyunsaturated Fatty Acids Impair In Vivo Interferon- gamma Responsiveness via Diminished Receptor Signaling. J Infect Dis, February 1, 2005; 191(3): 481-6

Suppletie met een combinatie van visolie en anti-oxidanten vermindert de ontstekingsactiviteit van witte bloedcellen bij mensen met de ziekte van Crohn

De ziekte van Crohn gaat gepaard met een aantal verschijnselen buiten de darm, zoals botontkalking, die beïnvloed kunnen worden door cytokines die geproduceerd worden door circulerende witte bloedcellen. Dat het gebruik van visolie positieve effecten heeft bij de ziekte van Crohn is reeds eerder vastgesteld. Gebruik van visolie door deze groep patiënten vermindert de ziekteactiviteit bij personen met een verhoogde ontstekingsactiviteit. Bij gezonde personen verandert het gebruik van visolie de functie van bepaalde witte bloedcellen (mononucleaire cellen). In deze studie werd gekeken naar de invloed van suppletie met een combinatie van visolie (in totaal 2.7 gram EPA en DHA samen) en anti-oxidanten (vitamine a. C, E en selenium) bij personen met de ziekte van Crohn die een verhoogde ontstekingsactiviteit vertoonden (CRP > 6.9 mg/dl en/of bezinkingssnelheid > 18 mm). In totaal kregen 31 personen deze combinatie, terwijl 31 anderen alleen een placebo kregen. De supplementen werden gedurende 24 weken gebruikt. Na deze periode werd gekeken naar de opname van EPA en DHA in witte bloedcellen, en naar de productie van een aantal cytokines (TNF, interferon en prostaglandine E2) na stimulatie van afgenomen witte bloedcellen. Zoals te verwachten was de toename van EPA en DHA het grootst in de groep die de combinatie van visolie en anti-oxidanten had gebruikt. In deze groep was de hoeveelheid arachidonzuur (grondstof voor prostaglandine E2) in de wand van de witte bloedcellen afgenomen t.o.v. de placebogroep. Bovendien produceerden de witte bloedcellen minder interferon, TNF en prostaglandine E2, wat duidt op een verlaagde neiging tot ontstekingsreacties. Op basis van deze gegevens adviseren de onderzoekers om verdere studies uit te voeren naar de effectiviteit van het gebruik van deze supplementen op de verschijnselen van de ziekte van crohn buiten de darm. Timothy M Trebble, Nigel K Arden, Stephen A Wootton, Philip C Calder, Mark A Mullee, David R Fine and Mike A Stroud. Fish oil and antioxidants alter the composition and function of circulating mononuclear cells in Crohn disease. American Journal of Clinical Nutrition, 2004;80(5), 1137-1144

Specifiek effect van DHA op de ontwikkeling van astrocyten in de hersenen gevonden

Het is al langer bekend dat een hogere consumptie van DHA door de moeder tijdens de zwangerschap, een hoger gehalte aan DHA in de borstvoeding en toevoeging van DHA een positief effect hebben op de ontwikkeling van zuigelingen. Op welke wijze DHA dit effect uitoefent is echter grotendeels onbekend. In deze studie is gekeken naar de effecten van het kweken van astrocyten in een medium waarin steeds één type vetzuur was toegevoegd. Hierbij werd gevonden dat de cellen niet hun volwassen vorm aannamen, maar als onrijpe vormen bleven bestaan. Alleen toevoeging van DHA aan de celkweken leidde tot een normale rijping van dit type cellen. Bovendien werd alleen bij de met DHA behandelde cellen een hoger aantal adrenalinereceptoren gevonden. Toevoeging van isoproterenol (een stimulator van adrenalinereceptoren) leidde daarna tot de vorming van volledig normale volwassen astrocyten. Deze invloed van DHA op de ontwikkeling van astrocyten vormt waarschijnlijk een belangrijke verklaring voor de effecten van DHA op het zenuwstelsel.
Anindita Joardar, Asish K. Sen, and Sumantra Das. Docosahexaenoic acid facilitates cell maturation and beta adrenergic transmission in astrocytes. J. Lipid Res. published 13 December 2005, 10.1194/jlr.M500415-JLR200

Onderzoek toont aan: visoliecapsules bevatten veel minder gifstoffen dan vis

Een hogere consumptie van vis wordt door veel wetenschappers aangeraden in verband met de positieve effecten van de visvetzuren EPA en DHA voor de gezondheid. Het voorkomen van vervuiling in de vis (kwik, PCB, bestrijdingsmiddelen) is echter een bron van zorg. De auteurs van deze studie hebben eerder aangetoond dat de hoeveelheid kwik in visoliecapsules te verwaarlozen is t.o.v. de hoeveelheid die in vis wordt aangetroffen. In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid PCB’s en bestrijdingsmiddelen in visoliesupplementen. Bij alle onderzochte preparaten bleek dat de hoeveelheid van deze stoffen zo laag was dat zij niet met moderne technieken konden worden aangetoond. De onderzoekers concluderen dat gebruik van visoliesupplementen resulteert in een beduidend mindere inname van deze giftige stoffen dan het eten van vis. SF Melanson, EL Lewandrowski, JG Flood, and KB Lewandrowski. Measurement of organochlorines in commercial over-the-counter fish oil preparations: implications for dietary and therapeutic recommendations for omega-3 fatty acids and a review of the literature Arch Pathol Lab Med, January 1, 2005; 129(1): 74-77

Nieuw mechanisme verklaart ontstekingremmende werking van EPA

en geeft tevens een verklaring voor de toename van infarcten door COX-2 remmers In de afgelopen maanden is een aantal nieuwe mechanismen beschreven die de ontstekingremmende werking van het omega-3 vetzuur EPA uit visolie mede kunnen verklaren. De auteurs van dit artikel ontdekten kort geleden een aantal nieuwe stoffen in het bloed van mensen die aspirine en visolie hadden gebruikt, en noemde deze stoffen resolvinen. Deze resolvinen worden in cellen geproduceerd met behulp van enzymen, en hebben een sterke ontstekingremmende werking. De meest actieve vorm wordt resolvine E1 genoemd. Resolvine E1 heeft een aantal sterke effecten op het immuunsysteem, zoals het zeer sterk remmen van ontstekingsreacties in de huid en het buikvlies bij muizen, het verminderen van de migratie van dendritische cellen (antigeenpresenterende cellen) en het remmen van de productie van het ontstekingbevorderende interleukine-12. De auteurs beschrijven een specifieke receptor (tot nu toe bekend als ChemR23), waaraan resolvine E1 zich bindt. Wanneer de receptor door resolvine E1 gestimuleerd wordt, treedt een sterke daling van nuclear factor kappa bèta op, waardoor ontstekingsreacties geremd worden. Een grondstof voor resolvine E1 wordt gevormd door het enzym cyclo-oxygenase 2 (COX-2). Aspirine bevordert de omzetting van EPA via COX-2, terwijl de COX-2 remmers als Vioxx en Celebrex deze omzetting juist remmen. Deze werking leidt daarmee tot het wegvallen van een belangrijk ontstekingremmend mechanisme, wat een mogelijke verklaring vormt voor de toename van hart- en herseninfarcten bij gebruik van COX-2 remmers. Makoto Arita, Francesca Bianchini, Julio Aliberti, Alan Sher, Nan Chiang, Song Hong, Rong Yang, Nicos A. Petasis, and Charles N. Serhan. Stereochemical assignment, antiinflammatory properties, and receptor for the omega-3 lipid mediator resolvin E1. J. Exp. Med. 2005; 201(5): 713-722

Mogelijk onderliggend mechanisme voor bescherming nieren door visolie beschreven

In de afgelopen jaren heeft een aantal studies aangetoond dat het gebruik van hoge doseringen visolie de progressie van IgA-nefropathie kan vertragen. Hoewel in de afgelopen jaren steeds meer onderzoeken met visolie zijn gepubliceerd, is nog steeds onduidelijk hoe de vetzuren uit visolie de nieren kunnen beschermen. Eén van de geopperde mechanismen is een mogelijke invloed van visolie op peroxisome proliferator activated receptors (PPAR’s). Activatie van PPAR’s remt de productie van een aantal ontstekingsbevorderende cytokines. Om na te gaan of visolie mogelijk via dit mechanisme een positieve invloed kan uitoefenen op de progressie van nierbeschadiging (eerder onderzoek heeft aangetoond dat EPA en DHA PPAR activeren) werd aan gekweekte niercellen visolie toegevoegd. Hierbij bleek dat de productie van PPAR-gamma (zowel gemeten aam mRNA als eiwit) toenam, en de productie van ontstekingsmediatoren als NF-kappa-bèta en MCP-1 verminderd werd. Dit mechanisme draagt dus hoogstwaarschijnlijk bij aan de beschermende werking van visolie op de nierfunctie. H Li, XZ Ruan, SH Powis, R Fernando, WY Mon, DC Wheeler, JF Moorhead, and Z Varghese. EPA and DHA reduce LPS-induced inflammation responses in HK-2 cells: Evidence for a PPAR-gamma-dependent mechanism. Kidney Int, March 1, 2005; 67(3): 867-874.

Meer DHA in het plasma gaat gepaard met een verminderde progressie van arteriosclerose bij vrouwen met bestaande vernauwingen in de kransslagaderen

Eerdere onderzoeken hebben uitgewezen dat het eten van vette vis, het gebruik van visoliesupplementen, EPA, DHA en in sommige gevallen alfa-linoleenzuur de kans op complicaties van hartaandoeningen en plotselinge hartdood kan verminderen.

In dit onderzoek is bij 228 vrouwen na de overgang gekeken naar de hoeveelheid DHA in het bloed bij vrouwen met bestaande atherosclerotische vaatvernauwingen in de kransslagader. Aan het begin van de studie en na gemiddeld drie jaar werd via catheterisatie de toestand van de kransslagaderen bepaald. Hierbij bleek dat vrouwen die een concentratie DHA in de fosfolipiden in het plasma hadden die boven het gemiddelde lag, een tragere progressie vertoonden. Dit bleek uit een mindere vernauwing van de kleinste diameter, een geringere mate van totale vernauwing en het ontstaan van minder nieuwe afwijkingen (plaques). Er werd geen relatie gevonden met de concentratie EPA of ALA.

Referenties: Arja T. Erkkila, Nirupa R. Matthan, David M. Herrington, and Alice H. Lichtenstein. Higher plasma docosahexaenoic acid is associated with reduced progression of coronary-artery atherosclerosis in women with established coronary artery disease. J. Lipid Res. published 18 September 2006, 10.1194/jlr.P600005-JLR200

Lage hoeveelheid EPA en DHA in het bloed bij personen met het chronisch vermoeidheidssyndroom gaan gepaard met een lage hoeveelheid zink en een gestoorde T-celactivatie

Er zijn sterke aanwijzingen dat depressies, zeker de ernstiger vormen, gepaard gaan met een lage hoeveelheid van de omega-3 vetzuren EPA en DHA in het lichaam. Het chronisch vermoeidheidssyndroom gaat in veel gevallen gepaard met symptomen van depressiviteit. Deze studie is uitgevoerd om na te gaan of dergelijke tekorten aan omega-3 vetzuren ook voorkomen bij het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS).

Bij 22 personen met CVS en 12 gezonde controlepersonen werd de hoeveelheid meervoudig onverzadigde vetzuren in het serum gemeten. Hierbij bleek dat CVS gepaard ging met een hoger gehalte aan omega-6 vetzuren (linolzuur en arachidonzuur) en enkelvoudig onverzadigde vetzuren zoals oliezuur. De verhouding tussen EPA en AA was duidelijk lager bij personen met CVS, evenals de omega-3 / omega-6 ratio.

De verhouding tussen de totale hoeveelheid omega-3 en omega-6 verzuren bleek gerelateerd te zijn aan de ernst van de klachten: hoe lager de ratio, hoe meer klachten. Lage zinkspiegels en lage hoeveelheden omega-3 vetzuren in het lichaam gingen gepaard met een gestoorde activatie van T-lymfocyten na stimulatie in vitro. De auteurs suggereren dat suppletie met omega-3 vetzuren de klachten bij het chronisch vermoeidheidssyndroom kunnen helpen verbeteren.
Michael Maes, Ivana Mihaylova, and Jean-Claude Leunis. In chronic fatigue syndrome, the decreased levels of omega-3 poly-unsaturated fatty acids are related to lowered serum zinc and defects in T cell activation. Neuro Endocrinol Lett, December 28, 2005; 26(6): .

Inname van vis met het dieet en cognitieve achteruitgang: Hordaland Health Study laat beschermende effecten zien

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de kans op cognitieve achteruitgang en het ontwikkelen van dementie verband houdt met de visconsumptie. In deze studie is gekeken naar de relatie tussen cognitief functioneren en de consumptie van diverse visproducten.

In totaal 2031 proefpersonen in de leeftijd van 70 tot 74 jaar werden onderzocht. Het cognitief functioneren werd bepaald aan de hand van een aantal tests (Kendrick Object Learning Test, Trail Making Test (deel A), aangepaste versies van de Digit Symbol Test, Block Design, Mini-Mental State Examination, en Controlled Oral Word Association Test).

Hierbij werd gevonden dat personen die gemiddeld meer dan 10 gram vis per dag consumeerden, betere testscores behaalden en minder kans hadden op cognitieve problemen. De relatie was dosisafhankelijk: de inname die de meeste bescherming bood was ongeveer 75 gram vis gemiddeld per dag. De sterkste bescherming werd geboden door consumptie van vette vis en onbewerkte magere vis.

Eha Nurk, Christian A Drevon, Helga Refsum, Kari Solvoll, Stein E Vollset, Ottar Nygard, Harald A Nygaard, Knut Engedal, Grethe S Tell, and A David Smith. Cognitive performance among the elderly and dietary fish intake: the Hordaland Health Study. Am J Clin Nutr 2007;86 1470-1478

Inname van vetten met de voeding heeft invloed op de hersenfuncties bij ouderen

Om de invloed van inname van vetten met de voeding op de cognitieve functies van ouderen te bepalen werd in een groep van 2650 personen gekeken naar de inname van verzadigde vetten, onverzadigde vetten en transvetzuren. Na 3 en 6 jaar werden vier tests verricht (East Boston Tests of Immediate and Delayed Recall, de Mini-Mental State Examination, en de Symbol Digit Modalities Test) om de cognitieve functies te testen. Na correctie voor het bestaan van overige risicofactoren bleek dat personen met een hogere inname van verzadigde vetten of van transvetzuren een grotere afname van cognitieve functies vertoonden. Deze relatie was nog sterker wanneer mensen met een lagere score in de tests aan het begin van de studie en mensen die recent hun eetpatroon sterk veranderd hadden werden weggelaten. In de overblijvende groep werd eveneens gezien dat een hogere inname van enkelvoudig onverzadigde vetzuren en van meer onverzadigde t.o.v. verzadigde vetzuren betere cognitieve functies opleverde aan het einde van de studie. Er werd geen verband gevonden tussen de inname van cholesterol, totaal vet of plantaardige of dierlijke vetten. De onderzoekers concluderen dat een lage inname van onverzadigde vetten of een hoge inname van verzadigde vetten of transvetzuren negatieve gevolgen kan hebben voor de cognitieve functies bij overigens gezonde ouderen. M. C. Morris, ScD, D. A. Evans, MD, J. L. Bienias, ScD, C. C. Tangney, PhD and R. S. Wilson, PhD. Dietary fat intake and 6-year cognitive change in an older biracial community population. NEUROLOGY 2004;62:1573-1579

Hogere inname van EPA en DHA verminderen afname van cognitieve vermogens bij ouderen

Twee studies, gepubliceerd in the American Journal of Clinical Nutrition, bieden sterke aanwijzingen dat een hogere consumptie van de vetzuren EPA en DHA uit vis beschermen tegen het afnemen van cognitieve vermogens op latere leeftijd.

In de eerste studie werd gekeken naar de relatie tussen de consumptie van vis en het cognitief functioneren na 5 jaar. Hiertoe werd een groep van 229 deelnemers aan de grote Zutphen studie (in 1990 in leeftijd variërend van 70 tot 89 jaar) op twee tijdstippen getest met behulp van de Mini Mental State Evaluation (MMSE), een vragenlijst waarmee de hogere hersenfuncties kunnen worden getest. Deze test werd na 5 jaar herhaald. 
In 1990 werd ook de visconsumptie vastgelegd aan de hand van een vragenlijst m.b.t. de voedingsgewoonten. Na 5 jaar bleek dat mannen die de hoogste visconsumptie hadden een duidelijk lagere afname van de cognitieve vermogens hadden.

De onderzoekers stelden dat consumptie van 400 mg EPA en DHA (overeenkomend met 6 porties van ongeveer 140 gram magere vis per week of 1 portie vette vis (zoals haring of makreel) van 140 gram per week) gepaard ging met een beter behoud van cognitieve vermogens. Het feit dat er een duidelijke associatie was tussen de inname van vetzuren en mate van bescherming (dose-response relatie) bewijst dat deze vetzuren inderdaad voor dit effect verantwoordelijk zijn.

De tweede studie is uitgevoerd onder deelnemers aan de Atherosclerosis Risk in Communities Study, waarin werd gekeken naar de vetzuursamenstelling in fosfolipiden en cholesterolesters en cognitieve achteruitgang bij personen van 50 tot 65 jaar. Hiertoe werd bij 2251 deelnemers drie maal een combinatie van neuropsychologische tests afgenomen over een periode van 9 jaar.
Hierbij bleek dat de personen die een hogere concentratie EPA en DHA in deze vetdeeltjes hadden, beter scoorden op tests m.b.t. vloeiend spreken, een taak waarbij meerdere hersenonderdelen adequaat samen moeten werken.
De resultaten waren het sterkst bij personen met een hoge bloeddruk of afwijkende bloedlipiden zoals triglyceriden of cholesterol.

Beide onderzoeken geven duidelijk aan dat inname van voldoende EPA en DHA kunnen helpen om de cognitieve functies op hogere leeftijd zo lang mogelijk te behouden.

Boukje Maria van Gelder, Marja Tijhuis, Sandra Kalmijn, and Daan Kromhout. Fish consumption, n–3 fatty acids, and subsequent 5-y cognitive decline in elderly men: the Zutphen Elderly Study. Am J Clin Nutr 2007 85: 1142-1147 May A Beydoun, Jay S Kaufman, Jessie A Satia, Wayne Rosamond, and Aaron R Folsom. Plasma n–3 fatty acids and the risk of cognitive decline in older adults: the Atherosclerosis Risk in Communities Study. Am J Clin Nutr 2007 85: 1103-1111

Hogere gehaltes aan omega-3 vetzuren EPA en DHA beschermen tegen fatale hartinfarcten

In de Cardiovascular Health Study (een groot onderzoek naar risicofactoren voor hart- en vaatziekten onder ouderen) is gekeken naar de invloed van verschillende vetzuren op het risico van fatale en niet-fatale hartinfarcten. 179 personen kregen in de onderzoeksperiode een hartinfarct, 54 van hen overleden hieraan. Bloed van deze personen, dat aan het begin van de studie werd afgenomen, werd vervolgens vergeleken met bloed van controlepersonen. Een hogere concentratie van EPA en DHA samen bleek te resulteren in een duidelijk lagere kans op fatale hartinfarcten. Na correctie voor de overige bekende risicofactoren bleek de kans op een fataal hartinfarct 68% lager te zijn bij een hogere concentratie van deze vetzuren in de fosfolipiden in het bloed. Een hogere concentratie linolzuur bleek in dit onderzoek de kans op een fataal hartinfarct te vergroten. Dit is in tegenspraak met eerdere onderzoeken, die geen of een licht beschermend effect vaststelden. De personen met een hoge concentratie linolzuur bleken lagere concentraties van EPA en DHA in de fosfolipiden te hebben, wat de verklaring was voor het hogere risico. Alfa-linoleenzuur, een plantaardig omega-3 vetzuur uit plantaardige olie (o.a. lijnzaadolie) liet eveneens een beschermend effect zien, hoewel dit duidelijk lager was dan dat van EPA en DHA. Statistisch was dit effect niet significant. Er werd eveneens geen effect gevonden op het risico van niet-fatale hartinfarcten. De onderzoekers stellen dat een bescherming tegen (fatale) ritmestoornissen mogelijk verantwoordelijk is voor de positieve effecten van EPA en DHA. Dit effect is ook in eerdere studies gevonden. De afwezigheid van bescherming tegen niet-fatale hartinfarcten duidt er op dat andere effecten als bijv. vermindering van de bloedstolling hier geen rol hebben gespeeld. Lemaitre LN, King IB, Mozaffarian D, Kuller LH, Tracy RP, Siskovick D. N-3 polyunsaturated fatty acids, fatal ischemic heart disease, and nonfatal myocardial infarction in older adults: the Cardiovascular Health Study. Am J Clin Nutr 2003;77:319-325

Gedrag van pasgeborenen wordt beïnvloed door de hoeveelheid DHA in moedermelk

De hoeveelheid van het vetzuur DHA in de moedermelk varieert met de voeding. In de afgelopen jaren zijn meerdere onderzoeken gepubliceerd waarin de invloed van DHA uit de voeding op de ontwikkeling van het kind beschreven is. In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid DHA in de moedermelk (9 dagen na de bevalling). Tegelijkertijd werd het gedrag van de kinderen van deze vrouwen onderzocht met behulp van een speciale scorelijst (Brazelton Neonatal Behavioral Assessment Scale (NBAS)). Analyse van de resultaten liet zien dat de kinderen die borstvoeding kregen met meer DHA een hogere score in de gebruikte test behaalden, wat er op duidt dat deze kinderen alerter zijn. De verschillen in cognitieve factoren die op latere leeftijd optreden bij inname van meer DHA lijken dus ook al in een eerder stadium op te treden. Dit onderstreept het belang van een voldoende inname van DHA in de zuigelingenperiode.

Gebruik van visolie tijdens de zwangerschap heeft een positief effect op de samenstelling van moedermelk

Moedermelk bevat tal van stoffen die het immuunsysteem van het kind kunnen beïnvloeden, zoals oplosbaar CD14, IgA en cytokines. In dit onderzoek werd nagegaan of een toename van de hoeveelheid omega-3 vetzuren in de moedermelk door het gebruik van visolie invloed heeft op de aanwezigheid van deze immuunfactoren. Voor het onderzoek kregen 83 vrouwen met allergieën 4 gram visolie of een placebo vanaf de twintigste week van de zwangerschap tot de bevalling. Drie dagen na de bevalling werd moedermelk afgenomen voor laboratoriumonderzoek. Gekeken werd naar de hoeveelheid vetzuren, IgA, CD14 en diverse cytokines (IL-5, IL-6, IL-10, TNF-alfa en interferon gamma). De hoeveelheid omega-3 vetzuren in de moedermelk van vrouwen die visolie gebruikt hadden lag duidelijk hoger dan in de placebogroep. De hoeveelheid arachidonzuur was lager dan die in de controlegroep. Vrouwen met een hoog gehalte DHA hadden ook meer IgA in de moedermelk: vrouwen met een hoge hoeveelheid linolzuur hadden een lagere hoeveelheid van dit nuttige antilichaam. Verschillen in CD14, IgA en cytokines warden neit gevonden tussen de twee groepen. Suppletie met visolie had een duidelijk effect op de vetzuursamenstelling van de moedermelk, en de relatie tussen DHA en IgA wijst op een belangrijke functie van dit vetzuur in de normale werking van het immuunsysteem van de slijmvliezen. A Dunstan, J Roper, L Mitoulas, PE Hartmann, K Simmer, and SL Prescott. The effect of supplementation with fish oil during pregnancy on breast milk immunoglobulin A, soluble CD14, cytokine levels and fatty acid composition. Clin Exp Allergy 1 Aug 2004 34(8): p. 1237

EPA uit visolie beschermt de huid tegen beschadiging door zonlicht

Eerdere onderzoeken bij dieren hebben een beschermend effect aangetoond van inname van visolie tegen het ontstaan van huidkanker bij dieren. Nu is in een studie bij mensen gekeken naar hoge doseringen EPA (eicosapentaëenzuur), 4 gram per dag gedurende 3 maanden. Na deze periode was de hoeveelheid EPA in de huid 8x hoger dan normaal bij de groep die EPA toegediend gekregen had. De hoeveelheid UV-licht die nodig was om de huid te laten verkleuren was duidelijk hoger in de EPA-groep. Er werden in dit onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor een verhoogde radicaalschade, dit in tegenstelling tot eerdere onderzoeken. Toch wordt op basis van wat nu bekend is aanbevolen altijd extra anti-oxidanten toe te passen. Lesley E. Rhodes, Hassan Shahbakhti, Richard M. Azurdia, Ralf M.W. Moison, Marie-Jose S.T. Steenwinkel, Marie I. Homburg, Michael P. Dean, F. McArdle, Gerard M.J. Beijersbergen van Henegouwen3, Bernd Epe and Arie A. Vink. Effect of eicosapentaenoic acid, an omega-3 polyunsaturated fatty acid, on UVR-related cancer risk in humans. An assessment of early genotoxic markers. Carcinogenesis, Vol. 24, No. 5, 919-925, May 2003

Duidelijk verschil in effecten van lijnzaadolie en visolie: niet alle omega-3 vetzuren zijn gelijk.

Omega-3 vetzuren kunnen zowel uit plantaardige bron (bijvoorbeeld lijnzaadolie) als uit dierlijke bron (visolie) afkomstig zijn. Plantaardige bronnen bevatten alfa-linoleenzuur (ALA), terwijl visolie eicosapentaëenzuur (EPA) en docosahexaëenzuur (DHA) bevat. ALA kan in het lichaam worden omgezet in EPA en DHA, maar of dit in de praktijk ook in relevante mate gebeurd is onderwerp van discussie. In een recent onderzoek, waarin werd gekeken naar de effecten van toediening van alfa-linoleenzuur of visolie, werd echter een duidelijk verschil gevonden. Na zes maanden bleek de hoeveelheid EPA in het bloed van proefpersonen met een verhoogd triglyceridengehalte gestegen te zijn bij zowel degenen die ALA als EPA en DHA gebruikt hadden. De hoeveelheid DHA bleek ook na deze langdurige iname echter niet te stijgen door gebruik van ALA. Ook een vermindering van de hoeveelheid arachidonzuur, wat een positief effect van visolie is, werd niet gevonden bij gebruik van ALA. Het is daarom niet aan te bevelen om plantaardige bronnen van omega-3 vetzuren te gebruiken als volledige vervanger van visolie, omdat de effecten in het lichaam duidelijk anders zijn. Yvonne E Finnegan, Anne M Minihane, Elizabeth C Leigh-Firbank, Samantha Kew, Gert W Meijer, Reto Muggli, Philip C Calder and Christine M Williams. Plant- and marine-derived n-3 polyunsaturated fatty acids have differential effects on fasting and postprandial blood lipid concentrations and on the susceptibility of LDL to oxidative modification in moderately hyperlipidemic subjects. Am J Clin Nutr 2003;77(4):783-795

Druivenpitextract voorkomt achteruitgang van de antioxidant-capaciteit in het zenuwstelsel bij ratten

Een verhoogde belasting met vrije radicalen leidt tot een leeftijdsgebonden toename in lipidperoxidatie en vermindering van de antioxidantcapaciteit in het zenuwstelsel bij veroudering. Druivenpitextract bevat bioflavonoïden met een sterke antioxidantwerking. In deze studie is gekeken of consumptie van druivenpitextract invloed had op de lipidperoxidatie en antioxidantcapaciteit in het zenuwstelsel van jonge en oudere ratten. Hiertoe werden jonge en oudere ratten in twee groepen verdeeld: de helft van iedere groep kreeg extra druivenpitextract met de voeding toegediend.

Bij de oudere ratten die geen druivenpitextract hadden gekregen werd een hogere mate van lipidperoxidatie en een lagere antioxidantcapaciteit gevonden in oa. het ruggenmerg, de hersenschors en de hippocampus. Bovendien was de activiteit van antioxidantenzymen als glutathion peroxidase, SOD en catalase lager, en werd een lagere hoeveelheid gereduceerd glutathion, vitamine C en vitamine E gevonden. Bij de oudere ratten die wel druivenpitextract hadden gekregen bleken de gevonden waarden gelijk aan die van de jonge ratten. Druivenpitextract is dus een sterke antioxidant, die in het zenuwstelsel door kan dringen en daar een beschermende functie kan uitoefenen. M Balu, P Sangeetha, D Haripriya, and C Panneerselvam. Rejuvenation of antioxidant system in central nervous system of aged rats by grape seed extract. Neurosci Lett, August 5, 2005; 383(3): 295-300

DHA vermindert de schadelijke effecten van diabetes type 1 op de hartspier

Docosahexaeenzuur (DHA) uit visolie vormt een belangrijk onderdeel van celmembranen, en ook van de membranen van mitochondriën, waar de meeste energieproductie in de cel plaatsvindt. Bij ratten met een tekort aan insuline (een model voor diabetes type 1) of insulineresistentie is in dit onderzoek gekeken of inname van extra DHA gevolgen had voor de werking van de mitochondriën. Een tekort aan insuline (zoals bij diabetes type 1) leidde tot duidelijke veranderingen in de hoeveelheden van de diverse vetzuren in de mitochondriale membraan. De hoeveelheid omega-3 vetzuren nam af, terwijl de hoeveelheid omega-6 vetzuren juist licht steeg. Bij een gebrek aan insuline werden negatieve gevolgen voor de energieproductie gevonden: toevoegen van DHA aan het dieet herstelde de normale vetzuurverhoudingen en verhinderde de negatieve effecten op de energieproductie. Bij de ratten met insulineresistentie werd zowel een verlaagde hoeveelheid omega-3 als omega-6 vetzuren aangetroffen, naast een stijging van de hoeveelheid enkelvoudig onverzadigde vetzuren. Deze veranderingen waren minder groot dan bij het ontbreken van insuline, en werden eveneens door inname van extra DHA gecompenseerd. De negatieve effecten op de energiehuishouding werden echter niet direct beïnvloed. Stéphanie Ovide-Bordeaux and Alain Grynberg. Docosahexaenoic acid affects insulin deficiency- and insulin resistance-induced alterations in cardiac mitochondria. Am J Physiol Regul Integr Comp Physiol 286: R519-R527, 2004

DHA onderdrukt ontstekingsactiviteit in bloedvaten: specifieke effecten op de inductie van COX-2

Het enzym cyclo-oxygenase is verantwoordelijk voor de overproductie van prostaglandinen op plaatsen waar een ontstekingsreactie optreedt. In beschadigingen van de vaatwand door arteriosclerose (plaques) wordt een verhoogde activiteit van dit enzym waargenomen.
In deze studie is gekeken naar de effecten van toevoeging van DHA aan endotheelcellen waarin een ontstekingsreactie was opgewekt. Na meer dan 24 uur blootstelling aan DHA bleek dat de interleukine-1 afhankelijke toename van productie en activiteit van COX-2 geremd werd, zonder invloed op COX-1, dat o.a. belangrijk is voor een goede regulatie van de doorbloeding.

Nader onderzoek toonde aan dat dit effect berustte op een vermindering van de cytokine-gestimuleerde productie van zuurstofradicalen en een verminderde ERK 1/2 activatie, door effecten op zowel NADPH oxidase als de activiteit van proteïne kinase C.

Deze studie geeft meer inzicht in de achtergronden van de ontstekingremmende en mogelijk plaque-stabiliserende eigenschappen van DHA.

Referenties: Marika Massaro, Aida Habib, Laura Lubrano, Serena Del Turco, Guido Lazzerini, Todd Bourcier, Babette B. Weksler, and Raffaele De Caterina. The omega-3 fatty acid docosahexaenoate attenuates endothelial cyclooxygenase-2 induction through both NADP(H) oxidase and PKC{varepsilon} inhibition. PNAS. published 3 October 2006, 10.1073/pnas.0510086103

Combinatie van visolie met een cholesterolverlagend middel (atorvastatine, LipitorTM) corrigeert afwijkingen in bloedvetten bij mensen met overgewicht.

Bij mensen met centraal overgewicht (vetophoping rond de middel en rond de buikorganen) wordt vaan een afwijkend gehalte aan bloedvetten en cholesterol gevonden. Dit is één van de factoren die bij deze personen het risico van hart- en vaatziekten vergroot. In dit onderzoek werd aan totaal 52 mannen met obesitas (ernstig overgewicht) en insulineresistentie (onderdelen van het syndroom X, waatoe ook hoge bloeddruk en diabetes behoren) 40 mg. atorvastatine, 4 gram visolie of een combinatie gegeven. De werking van de stoffen bleek elkaar aan te vullen. Atorvastatine verminderde het triglyceridengehalte, totaal cholesterol, LDL-cholesterol, “remnant-like particle” cholesterol, apolipoproteïne B en apolipoproteïne C-III, en verhoogde het HDL-cholesterol. Visolie verminderde, onafhankelijk van atorvastatine, het triglyceridengehalte en verhoogde het HDL-cholesterol. Hierdoor kan het de werking van het medicijn atorvastatine versterken. Naast deze effecten heeft visolie meer positieve effecten, o.a. door het beïnvloeden van de aanmaak van prostaglandinen en verbetering van de endotheelfunctie. Gezien het feit dat het aantal mensen dat de verschijnselen van syndroom X vertoont explosief toeneemt is toepassing van visolie naast dit veelgebruikte cholesterolverlagende middel voor veel mensen aan te bevelen DC Chan, GF Watts, TA Mori, PH Barrett, LJ Beilin, and TG Redgrave. Factorial study of the effects of atorvastatin and fish oil on dyslipidaemia in visceral obesity. Eur J Clin Invest, June 1, 2002; 32(6): 429-36

Beschermende werking van EPA uit visolie bij nieraandoeningen: nieuw werkingsmechanisme

In eerdere onderzoeken is reeds een beschermend effect gevonden van visolie bij ernstige nieraandoeningen als bijvoorbeeld IgA-nefropathie. Veel van deze nieraandoeningen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat het mesangium (“steunweefsel”) in hoeveelheid toeneemt, wat de nierfunctie belemmert. In een onderzoek naar de invloed van EPA op mesangiumcellen werd gevonden dat EPA uit visolie een tot nu toe niet beschreven effect had. Het verminderde de deling van mesangiumcellen onder invloed van PDGF en cycline 1, waardoor ten minste een deel van de werking van visolie bij deze ziektebeelden kan worden verklaard. Hida M, Fujita H, Ishikura K, Omori S, Hoshiya M, Awazu M. Eicosapentaenoic acid inhibits PDGF-induced mitogenesis and cyclin D1 expression via TGF-beta in mesangial cells. J Cell Physiol. 2003 Aug;196(2):293-300

Aanvulling met essentiële vetzuren verbetert eczeem bij honden

Ook bij honden is eczeem een veel voorkomend probleem, dat vaak lastig te behandelen is. In dit onderzoek werd gekeken naar de positieve effecten van het gebruik van een combinatie van borago- en visolie. Alle honden kregen een standaarddieet en prednisontabletten. De dosis prednison werd volgens voorschrift van de dierenarts afgebouwd wanneer de honden minder jeuk hadden. De gehele studie duurde twaalf weken. Na ruim twee maanden ontstond er een verschil tussen de placebogroep en de dieren die de essentiële vetzuren gesuppleerd kregen. De honden die vetzuren gebruikten hadden aan het einde minder jeuk en minder eczeemverschijnselen. De onderzoekers concludeerden dat gebruik van essentiële vetzuren het gebruik van prednison omlaag bracht en de klachten verminderde. Er moet rekening gehouden worden met een langere periode voor het effect van de essentiële vetzuren duidelijk wordt. BK Saevik, K Bergvall, BR Holm, LE Saijonmaa-Koulumies, A Hedhammar, S Larsen, and F Kristensen. A randomized, controlled study to evaluate the steroid sparing effect of essential fatty acid supplementation in the treatment of canine atopic dermatitis. Vet Dermatol, Jun 2004; 15(3): 137-45

/

Nieuw onderzoek toont effecten van B-vitaminen op vroeg stadium van het ontstaan van slagadervernauwing aan

Hoewel reeds lang bekend is dat een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed bijdraagt aan een hogere kans op het ontstaan van hart- en vaatziekten. Onderzoeken naar de effectiviteit van suppletie met B-vitaminen laat echter beperkte of geen positieve effecten zien.

In deze studie werd echter een effect gevonden op de verdikking van de intima en media, een vroeg proces in het ontstaan van adervernauwing. In dit onderzoek gebruikten 506 proefpersonen van 40 tot 89 jaar zonder diabetes of atherosclerose gedurende ruim 3 jaar dagelijks 50 mg. vitamine B6, 400 microgram vitamine B12 en 5 mg. foliumzuur of een placebo.

Bij personen met een homocysteïnegehalte van 9.1 mmol per liter bleek de dikte van de intima en media van de halsslagader duidelijk minder toe te nemen dan in de placebogroep. B-vitaminen hadden geen effect op verkalkingen in bloedvaten, een verschijnsel dat later in het ontstaan van atherosclerose optreedt. Mogelijk speelt het homocysteïnegehalte alleen in de vroege fasen van het ontstaan van atherosclerose een rol, wat een verklaring kan vormen voor de negatieve resultaten van eerdere onderzoeken.

Howard N. Hodis, Wendy J. Mack, Laurie Dustin, Peter R. Mahrer, Stanley P. Azen, Robert Detrano, Jacob Selhub, Petar Alaupovic, Chao-ran Liu, Ci-hua Liu, Juliana Hwang, Alison G. Wilcox, Robert H. Selzer for the BVAIT Research Group. High-Dose B Vitamin Supplementation and Progression of Subclinical Atherosclerosis. A Randomized Controlled Trial. Stroke. published 31 December 2008, 10.1161/STROKEAHA.108.526798

Vitamine B12 en zwangerschap: genetische variaties bij moeder of kind verhogen de kans op aangeboren hartafwijkingen bij een tekort

De bekendste B-vitamine die en beschermende rol speelt tijdens de zwangerschap is foliumzuur. Reeds lange tijd is bekend dat een tekort aan foliumzuur in de eerste maanden van de zwangerschap de kans op het ontstaan van een neuraalbuisdefect (“open rug”) duidelijk vergroot.
In Nederland wordt vrouwen daarom aangeraden extra foliumzuur in te nemen voor de zwangerschap en tijdens de eerste drie maanden. In de VS en Canada wordt extra foliumzuur aan levensmiddelen toegevoegd om tekorten te voorkomen.

Dat B-vitaminen ook een rol lijken te spelen bij hart- en vaatziekten is ook al langer bekend. Zo kunnen tekorten aan vitamine B12 en / of foliumzuur leiden tot een stijging van het homocysteïnegehalte in het bloed, wat leidt tot een hogere kans op vaatproblemen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een verhoogd homocysteïnegehalte bij zwangere vrouwen gepaard gaat met een hogere kans op aangeboren hartafwijkingen bij het kind.

Op basis van deze informatie hebben onderzoekers van de Erasmus universiteit gekeken naar een groep van 230 kinderen met een aangeboren hartafwijking, 251 kinderen zonder hartafwijking en hun ouders. Aan de hand van een vragenlijst werd gekeken naar de inname van voedingsstoffen, en met behulp van bloedonderzoek werd gekeken naar variaties in twee genen: methionine synthase reductase (MTRR) en transcobalamine II (TC). MTRR is een enzym dat een rol speelt in de stofwisseling van homocysteine, terwijl TC het eiwit is dat vitamine B12 in het lichaam vervoert. Genetische variaties kunnen de werkzaamheid van enzymen verminderen. Deze verminderde werking hoeft niet altijd gevolgen te hebben voor het lichaam, maar onder bepaalde omstandigheden (zoals een verminderde beschikbaarheid van een noodzakelijke hulpstof, zogenaamde coënzymen) kunnen er problemen optreden. B-vitaminen zijn vaak dergelijke coënzymen.

Wanneer er sprake is van een genetische variatie in het MTRR (in dit onderzoek de A66G-mutatie) en er maar weinig vitamine B12 beschikbaar is kan MTRR (dat voor zijn werking van deze vitamine afhankelijk is) als het ware in de problemen komen. De combinatie van de genetische variatie en weinig coënzym kan dan gevolgen hebben voor het lichaam. Ditzelfde geldt voor TC, dat vitamine B12 transporteert. Als het vermogen om deze vitamine te vervoeren door een mutatie (in dit onderzoek C776G) is afgenomen terwijl er ook nog eens minder B12 beschikbaar is kan dit voor het lichaam gevolgen hebben. In deze studie werd gekeken of de aanwezigheid van deze variaties bij moeder en / of kind leidde tot een hogere kans op aangeboren hartafwijkingen.

Hierbij bleek dat alleen de aanwezigheid van deze mutaties bij moeder of kind niet leidde tot een hogere kans op aangeboren hartafwijkingen. Bij aanwezigheid van een genetische variatie samen met een lage hoeveelheid vitamine B12 in het bloed van de moeder bleek de kans op een aangeboren hartafwijking aanzienlijk te stijgen. Bij een mutatie in MTRR en een lage hoeveelheid B12 bij de moeder bleek het risico 40% hoger wanneer de moeder de mutatie in het DNA had, en 30% hoger wanneer het kind de drager van de variatie was. De invloed van variaties in TC bleek nog groter: aanwezigheid bij de moeder leidde tot een 120% hogere kans op aangeboren afwijkingen, variaties bij het kind tot een 90% hogere kans.

Dit onderzoek toont niet alleen het belang van voldoende vitamine B12 voor en tijdens de zwangerschap aan, maar onderstreept tegelijkertijd het basisprincipe van orthomoleculaire geneeskunde: het belang van de juiste hoeveelheid voedingsstoffen in relatie tot de unieke biochemische eigenschappen van een individu.

A.C. Verkleij-Hagoort, L.M.J.W. van Driel, J. Lindemans, A. Isaacs, E.A.P. Steegers, W.A. Helbing, A.G. Uitterlinden and R.P.M. Steegers-Theunissen. Genetic and lifestyle factors related to the periconception vitamin B12 status and congenital heart defects: A Dutch case-control study. Molecular Genetics and Metabolism. Published online ahead of print 15 January 2008, doi:10.1016/j.ymgme.2007.12.002

Hoger foliumzuurgehalte gaat gepaard met een hoger homocysteïnegehalte bij personen met een lage B12-spiegel

In een eerdere studie (NHANES 1999-2002) bij personen van 60 jaar en ouder was reeds gevonden dat een combinatie van een hoog foliumzuurgehalte en een lage B12-spiegel gepaard ging met meer cognitieve beperkingen en bloedarmoede. In deze studie is daarom gekeken naar de gecombineerde invloed van foliumzuur en B12 op twee markers voor de B12-status, homocysteïne en methylmalonzuur, bij meer dan 10.000 deelnemers aan de NHANES en NHANES II-studies.

Hierbij viel op dat na correctie voor overige factoren bij personen met een lage vitamine B12-spiegel (<148 pmol/L) zowel homocysteïne als methylmalonzuur verhoogd waren. Wanneer in deze groep gekeken werd naar de hoeveelheid foliumzuur in het bloed werd gevonden dat vanaf een concentratie van 20 nmol/L foliumzuur homocysteïne en methylmalonzuur nog verder stegen.

Dit duidt er op dat toediening van alleen foliumzuur aan personen met een tekort aan vitamine B12 kan leiden tot een slechtere functie van B12-afhankelijke enzymen.

Referenties: Jacob Selhub, Martha Savaria Morris, and Paul F. Jacques. In vitamin B12 deficiency, higher serum folate is associated with increased total homocysteine and methylmalonic acid concentrations. PNAS. 2007; 104(50): p. 19995-20000

B6, B12 en methionine beschermen tegen de schadelijke effecten van fijnstof op het autonome zenuwstelsel

Het inademen van zeer fijne deeltjes (het zogenaamde fijnstof) verhoogt de kans op hart- en vaatziekten en het overlijden hieraan. In een studie naar de wijze waarop dit risico toeneemt en beschermende factoren (zowel genetische factoren als de inname van foliumzuur, vitamine B12 en methionine) werd gedurende 5 jaar gekeken naar de variabiliteit van het hartritme bij 549 oudere mannen.

Deze variabiliteit is een maat voor de werking van het autonome zenuwstelsel, dat een sterke invloed op het hart heeft. Een lagere variabiliteit duidt op een mindere invloed van het zenuwstelsel. Dragers van een mutatie in het gen voor het enzym MTHFR, een enzym dat betrokken is bij het metabolisme van foliumzuur, bleken een lagere variabiliteit van het hartritme te hebben. Wanneer deze personen ook nog eens blootgesteld waren aan fijnstof (deeltjes <2.5 um) in de 48 uur voor de meting bleek de variabiliteit verder af te nemen. Dragers van andere mutaties in het gen voor cytoplasmic serine hydroxymethyltransferase (cSHMT) bleken geen last te hebben van fijnstof, terwijl de mensen met een “normale’ variant van dit gen wel een lagere variabiliteit van de hartslag hadden na inademing van kleine deeltjes.

Een van de opvallendste bevindingen was dat de negatieve effecten van fijnstof teniet werden gedaan door een hogere inname van B6, B12 of methionine. Wanneer de proefpersonen een hoger dan gemiddelde inname van deze stoffen hadden, had het inademen van fijnstof geen negatieve invloed meer op het hartritme. Veel voorkomende variaties in het DNA kunnen de schadelijke effecten van de inademing van fijnstof vergroten.

Een hogere consumptie van stoffen die betrokken zijn bij de methioninestofwisseling (B6, B12 of methionine) beschermt het autonome zenuwstelsel van het hart, mede door de effecten van fijnstof tegen te gaan.

Referenties: Andrea Baccarelli, Patricia A. Cassano, Augusto Litonjua, Sung Kyun Park, Helen Suh, David Sparrow, Pantel Vokonas, and Joel Schwartz. Cardiac Autonomic Dysfunction. Effects From Particulate Air Pollution and Protection by Dietary Methyl Nutrients and Metabolic Polymorphisms. Circulation, Mar 2008; 10.1161/CIRCULATIONAHA.107.726067

Zet foliumzuur en vitamine B12 in bij personen met depressie

Meerdere studies hebben inmiddels aangetoond dat depressiviteit vaak gepaard gaat met een lage foliumzuurspiegel (met name in rode bloedcellen) en een verlaagde hoeveelheid vitamine B12 in het bloed. Deze bevindingen werden zowel gedaan in patiëntenpopulaties als bij de gehele bevolking. Een lage foliumzuurspiegel werd ook gevonden bij alcoholisten met depressieve klachten en personen met terugkerende stemmingsstoornissen die met lithium behandeld werden. Ook werd eerder beschreven dat personen met een lagere foliumzuurspiegel slechter reageerden op behandeling met antidepressiva. Mensen met een hogere hoeveelheid B12 in het bloed reageerden beter op de behandeling van depressiviteit. Foliumzuur en vitamine B12 zijn beiden betrokken bij methyleringsprocessen in het lichaam, o.a. belangrijk voor de aanmaak van bepaalde neurotransmitters. Op basis van de tot nu toe gepubliceerde onderzoeken bevelen de auteurs van dit artikel aan om iedere persoon met depressieve klachten 800 microgram foliumzuur en 1000 microgram vitamine B12 te adviseren. A Coppen and C Bolander-Gouaille. Treatment of depression: time to consider folic acid and vitamin B12. J Psychopharmacol, January 1, 2005; 19(1): 59-65

Vrouwen met een hoger vitamine B12-gehalte in het bloed hebben een lagere kans op chronische humaan papillomavirus-infectie.

Het humaan papilloma-virus is een familie van virussen die o.a. verantwoordelijk zijn voor wratten. Van een aantal soorten is bekend dat zij het risico van baarmoederhalskanker vergroten. Om de relatie tussen vitamine B6, foliumzuur en vitamine B12 nader te bestuderen volgden onderzoekers een groep van 201 jonge vrouwen. Aan het begin van de studie en na 3 en 9 maanden werd de aanwezigheid van HPV-stammen die het risico van baarmoederhalskanker vergroten onderzocht. Vrouwen die de hoogste hoeveelheid vitamine B12 in het bloed hadden (>493 picogram / ml) bleken 40% minder risico te lopen op het ontstaan van chronische HPV-infecties. Voor andere onderzochte stoffen (vitamine B6, foliumzuur en methionine) werd geen relatie gevonden. Rebecca L. Sedjo, Paula Inserra, Martha Abrahamsen, Robin B. Harris, Denise J. Roe, Susie Baldwin and Anna R. Giuliano. Human Papillomavirus Persistence and Nutrients Involved in the Methylation Pathway among a Cohort of Young Women. Cancer Epidemiology Biomarkers & Prevention Vol. 11, 353-359, April 2002

Vitamine B12 in tabletvorm: een volwaardig alternatief voor injecties

Twee recente studies hebben gekeken naar de effectiviteit van vitamine B12 in tabletvorm. Bij een tekort aan vitamine B12 is het nog steeds gangbaar om injecties toe te dienen. Eerdere onderzoeken hadden echter al gewezen op het gebruik van hoge doseringen (1000 microgram) vitamine B12 als alternatief voor injecties. In een kort onderzoek onder ouderen (80 jaar en ouder) bleek na gemiddeld 8 dagen bij 17 van de 20 patiënten het tekort aan B12 al verdwenen te zijn. Bij mensen op hoge leeftijd bestaat een groot risico op een tekort aan B12, voornamelijk door een lage inname met het voedsel (vlees) en een sterk verminderde opname, veroorzaakt door vermindering van de productie van maagzuur. In een ander onderzoek werd aan 40 personen, die al lange tijd via de huisarts werden behandeld met injecties met vitamine B12, tabletten gegeven die de injecties moesten vervangen. Ook na langdurig gebruik (tot 18 maanden) bleek dit voldoende om de hoeveelheid B12 in het bloed op peil te houden en symptomen van een tekort te voorkomen. In beide onderzoeken werd dagelijks 1000 microgram vitamine B12 gegeven in de vorm van cyanocobalamine. Kaltenbach G, Noblet-Dick M, Andres E, Barnier-Figue G, Noel E, Vogel T, Perrin AE, Martin-Hunyadi C, Berthel M, Kuntzmann F. Early response to oral cobalamin therapy in older patients with vitamin B12 deficiency. Ann Med Interne (Paris) 2003 Mar;154(2):91-5 Nyholm E, Turpin P, Swain D, Cunningham B, Daly S, Nightingale P, Fegan C. Oral vitamin B12 can change our practice. Postgrad Med J 2003 Apr;79(930):218-9

Verlaging van de hoeveelheid vitamine B1 in het bloed van patiënten na een maagoperatie.

Het risico van een tekort aan vitamine B1 na een maagverkleinende operatie voor overgewicht is bekend. De invloed van gehele of gedeeltelijke verwijdering van de maag in verband met kanker was echter niet onderzocht. Een onderzoek in Japan keek naar de effecten op de vitamine B1 spiegel van patiënten die een totale maagverwijdering hadden ondergaan (32), een gedeeltelijke verwijdering (54) of een andere operatie (verwijdering van een stuk darm i.v.m. dikke darmtumoren) (30). Na 6 maanden, wanneer de patiënten het normale dagelijkse leven hadden hervat, werd gekeken of er tekorten aan vitaminen B1 bestonden. Bij 7 patiënten met een gedeeltelijke maagresectie en 5 met een totale maagresectie werd een tekort aan vitamine B1 gevonden. Bij respectievelijk 6 van de 7 en 3 van de 5 werd het tekort al binnen 6 maanden na de operatie gevonden. Bij alle patiënten die een maagoperatie hadden ondergaan lag het vitamine B1 gehalte na de operatie lager dan ervoor. Dit effect werd niet gevonden bij de personen die een darmoperatie hadden ondergaan. Het effect is dus specifiek voor de maagoperatie. Eerdere onderzoeken wezen al op het (hogere) risico van een vitamine B12-tekort na een maagverwijdering. Dit wordt veroorzaakt door de verminderde productie van maagzuur, waardoor eiwitgebonden vitamine B12 uit de voeding niet meer kan worden opgenomen. Vrije vitamine B12 uit bijvoorbeeld supplementen kan nog wel worden opgenomen. Op basis van deze gegevens lijkt het gebruik van een multivitaminenpreparaat aan te bevelen voor alle patiënten die een (gedeeltelijke) maagverwijdering hebben ondergaan. K Iwase, J Higaki, HE Yoon, S Mikata, M Miyazaki, and W Kamiike. Reduced thiamine (vitamin B1) levels following gastrectomy for gastric cancer. Gastric Cancer, June 1, 2002; 5(2): 77-82

Vegetariërs en vitamine B12: controle van de serumspiegel van B12 alleen is volstrekt onvoldoende

Vegetariërs en veganisten lopen een verhoogde kans op een vitamine B12-gebrek. Plantaardige bronnen van vitamine B12 zijn er niet: de stoffen die in eenvoudig laboratoriumonderzoek in planten aangetoond kunnen worden blijken voor 80% niet uit actieve vitamine B12 te bestaan. Het meten van de serumspiegel van vitamine B12 is de meest gebruikte test om tekorten op te sporen. Deze voldoet echter niet. Vitamine B12-deficiëntie kan ingedeeld worden in vier stadia. In stadium I en II raken de weefsel- en plasmavoorraden uitgeput, aangegeven door een verlaging van de holotranscobalamine II-concentratie (holo-TC II). In stadium III treedt een stijging op van de concentraties homocysteïne en methylmalonzuur in het bloed, duidend op een biochemisch tekort. In stadium IV treden afwijkingen van de rode bloedcellen op. Toen onderzoekers onder vegetariërs de serumwaarden van homocysteïne en methylmalonzuur bepaalden bleken deze waarden bij meer dan 60% van de proefpersonen verhoogd, duidend op een stadium III- vitamine B12-deficiëntie. Bepaling van homocysteïne en methylmalonzuur is dus aan te bevelen om grote groepen vegetariërs niet onnodig aan een vitamine B12-gebrek te laten lijden. Herrmann W, Geisel J. Vegetarian lifestyle and monitoring of vitamin B-12 status. Clin Chim Acta 2002 Dec;326(1-2):47-59

Tekorten aan B-vitaminen komen vaak voor bij gezonde vrouwen van 60-70 jaar

Eerdere onderzoeken hebben reeds aangetoond dat tekorten aan B-vitaminen bij ouderen frequent voorkomen. In dit onderzoek werd gekeken naar het voorkomen van tekorten bij gezonde, zelfstandig levende, goed opgeleide vrouwen van 60 tot 70 jaar. Deze groep behoort volgens de literatuur niet tot de grootste risicogroep voor tekorten aan vitamine B, die het meest worden aangetroffen bij nog oudere personen, personen met gezondheidsproblemen of mensen die niet zelfstandig wonen. Inname van vitamine werd bepaald aan de hand van een vragenlijst: tekorten werden vastgesteld met behulp van onderzoek naar de activiteit van enzymen, die voor hun werking van de bewuste vitaminen afhankelijk zijn. Op deze wijze wordt dus een functioneel tekort vastgesteld, wat een betere maat is dan alleen de hoeveelheid van de vitamine in het bloed. Ook werd gekeken naar de hoeveelheid foliumzuur, vitamine B12, homocysteïne en methylmalonzuur in het bloed. Een functioneel tekort aan thiamine (vitamine B1), pyridoxine (vitamine B6) en cobalamine (vitamine B12) werd bij een derde van de vrouwen aangetroffen, een verhoogd homocysteïnegehalte bij ruim 17% en een verhoogd methylmalonzuurgehalte bij bijna 10%. De onderzoekers concludeerden dat extra aanvulling van B-vitaminen overwogen moet worden bij grote groepen ouderen, omdat tekorten frequent voorkomen en een negatieve invloed op de gezondheid hebben. Maike Wolters, Silke Hermann and Andreas Hahn. B vitamin status and concentrations of homocysteine and methylmalonic acid in elderly German women. American Journal of Clinical Nutrition 2003;78(4):765-772

Suppletie met choline (in de vorm van fosfatidylcholine) verlaagt de homocysteïnespiegel in het bloed

Een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed is een risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Suppletie met betaïne, vitamine B6, vitamine B12 en foliumzuur kan helpen om het homocysteïnegehalte te verlagen. In deze studie is gekeken naar de effecten van toediening van fosfatidylcholine (de vorm waarin choline in het voedsel voorkomt, o.a. in lecithine) op de nuchtere homocysteïnespiegel en op de stijging van het homocysteïnegehalte na consumptie van het aminozuur methionine (waaruit het lichaam homocysteïne kan vormen). Voor dit onderzoek gebruikten 26 mannen met een licht verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed twee weken lang dagelijks 2,6 gram choline in de vorm van fosfatidylcholine of een placebo. Aan het begin en eind van deze studie kregen de proefpersonen methionine toegediend om de stijging van de homocysteïnespiegel te bepalen. De nuchtere homocysteïnespiegel daalde in de twee weken met gemiddeld 18% ten opzichte van de placebogroep. De stijging van het homocysteïnegehalte na inname van methionine was 15% lager na inname van fosfatidylcholine aan het begin van de studie. Na twee weken was dit verschil 29% t.o.v. de placebogroep. Inname van choline in de vorm van fosfatidylcholine kan helpen om de homocysteïnespiegel te laten dalen en daarmee mogelijk de kans op hart- en vaatziekten te verkleinen. Margreet R Olthof, Elizabeth J Brink, Martijn B Katan, and Petra Verhoef. Choline supplemented as phosphatidylcholine decreases fasting and postmethionine-loading plasma homocysteine concentrations in healthy men. Am J Clin Nutr 2005;82 111-117

Succesvolle behandeling van erythema nodosum met vitamine B12

Erythema nodosum is een huidafwijking waarbij pijnlijke, rode zwellingen op de huid optreden, meestal op de onderbenen. De oorzaak is onbekend. In dit artikel is beschreven hoe bij een 38-jarige vrouw met dit ziektebeeld, dat al langere tijd onsuccesvol werd behandeld, een lage hoeveelheid vitamine B12 in het bloed werd gevonden. Na 4 weken, waarin twee maal per week een injectie met 1000 microgram vitamine B12 werd gegeven, bleken de klachten volledig verdwenen te zijn. Deze relatie was niet eerder beschreven. De auteurs bevelen aan om bij alle patiënten met erythema nodosum de hoeveelheid vitamine B12 in het bloed te controleren.
Ilia Volkov, Inna Rudoy, and Yan Press. Successful Treatment of Chronic Erythema Nodosum with Vitamin B12. J. Am. Board Fam. Pract. 2005; 18(6): p. 567-569

Risico van een tekort aan vitamine B12 bij gebruik van metformine wordt voornamelijk bepaald door de dosering en gebruiksduur van dit medicijn

Metformine is een geneesmiddel dat wordt ingezet bij diabetes type II.
Al langer is bekend dat gebruik van dit middel een tekort aan vitamine B12 kan veroorzaken. Een dergelijk tekort treedt echter niet bij iedereen op. In deze studie is gekeken naar personen met diabetes type II die metformine gebruikten, met en zonder een tekort aan vitamine B12.

Deze twee groepen zijn vervolgens vergeleken. Hieruit bleek dat één van de belangrijkste risicofactoren de duur en de dosering van metformine was. Een één gram hogere dosering per dag ging gepaard met een bijna drie maal hogere kans op het bestaan van een tekort aan vitamine B12. Gebruik van metformine gedurende drie jaren of meer liet een bijna 2 ½ maal grotere kans op een tekort zien t.o.v. personen die dit middel minder dan drie jaar gebruikten.

Het is daarom raadzaam om bij gebruik van metformine regelmatig de hoeveelheid B12 te laten bepalen, en tijdig in te grijpen wanneer een tekort dreigt te ontstaan.

Referenties: Rose Zhao-Wei Ting, MBBS; Cheuk Chun Szeto, MD, FRCP; Michael Ho-Ming Chan, FRCPA, FHKCPath; Kwok Kuen Ma, MBBS; Kai Ming Chow, MRCP. Risk Factors of Vitamin B12 Deficiency in Patients Receiving Metformin. Arch Intern Med. 2006;166:1975-1979

Ook een tekort aan vitamine B12 verhoogt de kans op spina bifida (“open ruggetje”)

Gebruik van extra foliumzuur voor en tijdens de zwangerschap wordt in de meeste landen al aangeraden, omdat een te lage inname van deze voedingsstof de kans op de geboorte van een kind met een neuraalbuisdefect (spina bifida) duidelijk vergroot. In dit onderzoek werd gekeken naar de inname van vitamine B12 en de kans op spina bifida. Hiertoe werd de hoeveelheid vitamine B12 in het bloed van 45 vrouwen die een kind hadden gekregen met spina bifida vergeleken met het bloed van 83 vrouwen die een gezonde baby hadden gekregen. De onderzoekers vonden hierbij dat de hoeveelheid vitamine B12 in het bloed van de moeders van een kind met spina bifida gemiddeld 21% lager was. De vrouwen met de laagste vitamine B12-spiegels in het bloed hadden een ruim drie maal hogere kans op de geboorte van een kind met spina bifida. PM Groenen, IA van Rooij, PG Peer, RH Gooskens, GA Zielhuis, and RP Steegers-Theunissen. Marginal maternal vitamin B12 status increases the risk of offspring with spina bifida. Am J Obstet Gynecol, Jul 2004; 191(1): 11-7

Meer depressies en cognitieve problemen bijmensen met de ziekte van Parkinson en een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed

Een verhoogd homocysteïnegehalte komt vaak voor bij mensen met de ziekte van Parkinson, mede door de effecten van de gebruikte medicatie. In dit onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen het homocysteïnegehalte en geestelijk en lichamelijk functioneren. Er werd geen verschil gevonden in de lichamelijke toestand van de proefpersonen. Cognitieve functietests en onderzoek naar depressies toonde echter aan dat mensen met een verhoogd homocysteïnegehalte of een lagere hoeveelheid vitamine B12 in het bloed meer leden aan depressiviteit en cognitieve functiestoornissen Padraig E. O'Suilleabhain, MB BCh; Victor Sung, BS; Carlos Hernandez, BS; Laura Lacritz, PhD; Richard B. Dewey, Jr, MD; Teodoro Bottiglieri, PhD; Ramon Diaz-Arrastia, MD, PhD. Elevated Plasma Homocysteine Level in Patients With Parkinson Disease; Motor, Affective, and Cognitive Associations. Arch Neurol. 2004;61:865-868.

Lagere hoeveelheden foliumzuur en vitamine B12 gevonden bij mensen met een herseninfarct

Een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed is een risicofactor voor het ontstaan van slagadervernauwing (arteriosclerose). Foliumzuur en vitamine B12 zijn belangrijk voor een normale homocysteïnestofwisseling. In dit onderzoek is gekeken of er verschillen bestonden tussen de hoeveelheid vitamine B12 en foliumzuur in het bloed van mensen die een herseninfarct hadden gekregen en gezonde personen. Bij 66 personen werd binnen 24 uur na het ontstaan van een herseninfarct bloed afgenomen. De hoeveelheid vitamine B12 en foliumzuur werden bepaald, en vergeleken met het bloed van 38 personen zonder risicofactoren voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. In het bloed van de personen die een infarct hadeden doorgemaakt werd een duidelijk lagere hoeveelheid B12 en foliumzuur aangetroffen, zowel direct na het ontstaan van een infarct als in de revalidatiefase. De onderzoekers concludeerden dat een lagere hoeveelheid van deze vitaminen in het bloed de kans op een herseninfarct duidelijk vergrootte. A Kocer, N Ince, CE Canbulat, and M Sargin. Serum vitamin b(12) and folic Acid levels in acute cerebral atherothrombotic infarction. Tohoku J Exp Med, October 1, 2004; 204(2): 155-61

Lagere hoeveelheden foliumzuur en vitamine B12 gevonden bij mensen met een herseninfarct

Slagadervernauwing (arteriosclerose). Foliumzuur en vitamine B12 zijn belangrijk voor een normale homocysteïnestofwisseling. In dit onderzoek is gekeken of er verschillen bestonden tussen de hoeveelheid vitamine B12 en foliumzuur in het bloed van mensen die een herseninfarct hadden gekregen en gezonde personen. Bij 66 personen werd binnen 24 uur na het ontstaan van een herseninfarct bloed afgenomen. De hoeveelheid vitamine B12 en foliumzuur werden bepaald, en vergeleken met het bloed van 38 personen zonder risicofactoren voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. In het bloed van de personen die een infarct hadeden doorgemaakt werd een duidelijk lagere hoeveelheid B12 en foliumzuur aangetroffen, zowel direct na het ontstaan van een infarct als in de revalidatiefase. De onderzoekers concludeerden dat een lagere hoeveelheid van deze vitaminen in het bloed de kans op een herseninfarct duidelijk vergrootte. A Kocer, N Ince, CE Canbulat, and M Sargin. Serum vitamin b(12) and folic Acid levels in acute cerebral atherothrombotic infarction. Tohoku J Exp Med, October 1, 2004; 204(2): 155-61

Huidige aanbevolen dagelijkse inname van vitamine B12 te laag: minimaal 6 microgram per dag is optimaal

De huidige adviezen voor een adequate inname van vitamine B12 zijn 1 of 2 microgram per dag in de meeste landen. In deze studie is gekeken naar de inname van vitamine B12 en de hoeveelheid vitamine B12 en metabole indicatoren (methylmalonzuur en homocysteïne) in het bloed.

Bij 98 postmenopausale vrouwen (leeftijd 41-75 jaar) is gekeken naar de hoeveelheid vitamine B12, holotranscobalamine (het transporteiwit transcobalamine, verzadigd met vitamine B12), de mate van verzadiging van transcobalamine, methylmalonzuur en totaal homocysteïne. De inname van vitamine B12 werd bepaald aan de hand van vragenlijsten.

De inname van vitamine B12 varieerde van 1,2 tot 23,9 microgram per dag. diegenen die B12 als supplement gebruikten hadden hogere hoeveelheden hiervan in het bloed, evenals lagere gehaltes aan homocysteïne en methylmalonzuur. Een inname van 6 microgram per dag of hoger was geassocieerd met een maximale verzadiging van de transporteiwitten en een positief effect op de hoeveelheden methylmalonzuur en homocysteïne.
De huidige adviezen lijken daarmee onvoldoende om een optimale werking van deze vitamine te garanderen.
Mustafa Vakur Bor, Eva Lydeking-Olsen, Jan Møller, and Ebba Nexø. A daily intake of approximately 6 µg vitamin B-12 appears to saturate all the vitamin B-12–related variables in Danish postmenopausal women. Am. J. Clinical Nutrition, Jan 2006; 83: 52 – 58

Homocysteïne, foliumzuur, vitamine B12 en vermindering van cognitieve functies en dementie

Naast de rol bij het ontstaan van arteriosclerose wijzen epidemiologische onderzoeken ook op een mogelijke rol van een verhoogd homocysteïnegehalte bij het ontstaan van dementie. Niet alleen de kans op dementie door beschadiging van bloedvaten (vasculaire dementie), maar ook op de ziekte van Alzheimer lijkt toe te nemen bij een verhoogd homocysteïnegehalte. in dit onderzoek werd daarom gekeken of er een relatie gevonden kon worden tussen de hoeveelheid Homocysteïne, foliumzuur en vitamine B12 in het bloed en de geestelijke toestand. In dit onderzoek werd inderdaad een relatie gevonden. Mensen met de laagste hoeveelheid foliumzuur in het bloed hadden een drie maal hogere kans op milde cognitieve stoornissen, en een bijna 4 maal hogere kans op dementie. Ook een verhoogd homocysteïnegehalte gaf een vier maal hogere kans op dementie. Onderzoek van de hersenen leverde geen verschil op tussen de diverse groepen. Ook deze onderzoekers concludeerden dat er een relatie bestaat tussen de hoeveelheid foliumzuur en homocysteïne in het bloed en de geestelijke conditie van ouderen. Pierluigi Quadri, Claudia Fragiacomo, Rita Pezzati, Enrica Zanda, Gianluigi Forloni, Mauro Tettamanti and Ugo Lucca. Homocysteine, folate, and vitamin B-12 in mild cognitive impairment, Alzheimer disease, and vascular dementia. American Journal of Clinical Nutrition 2004;80(1):114-122

Homocysteïne en depressie

In eerdere onderzoeken is een relatie aangetoond tussen depressiviteit en een laag gehalte aan foliumzuur in het bloed. Foliumzuur is noodzakelijk voor tal van methyleringsprocessen in het lichaam. Er is echter weinig bekend over de rol van andere factoren die methyleringsprocessen beïnvloeden. Vitamine B12 is bijvoorbeeld eveneens noodzakelijk. Een veel voorkomende variatie in het gen voor 5-MTHFR, een enzym uit de foliumzuurstofwisseling, heeft eveneens een grote invloed op het verloop van methyleringsprocessen. Een hoog homocysteïnegehalte in het bloed duidt op een verminderde methylering. In dit onderzoek werd gekeken naar spanningsklachten en depressie bij 5948 personen van middelbare (46-49 jaar) en hogere (70-74 jaar) leeftijd. Tegelijkertijd werd bij proefpersonen het gehalte aan foliumzuur, vitamine B12 en homocysteïne in het bloed bekeken, en werd gekeken naar het voorkomen van de C677T-mutatie in het 5-MTHFR-gen. Een verhoogd homocysteïnegehalte en de mutatie in het 5-MTHFR-gen kwamen duidelijk vaker voor bij mensen met depressieve klachten, maar niet bij spanningsklachten. In dit onderzoek werd een lager foliumzuurgehalte gevonden bij vrouwen van middelbare leeftijd met depressieve symptomen. In geen enkele groep werd een relatie met spanningsklachten gevonden. Ook dit onderzoek wijst op een rol van een gestoorde methylering bij depressiviteit. Ingvar Bjelland, MD; Grethe S. Tell, PhD, MPH; Stein Emil Vollset, MD, DrPH; Helga Refsum, MD; Per Magne Ueland, MD. Folate, Vitamin B12, Homocysteine, and the MTHFR 677CT Polymorphism in Anxiety and Depression. The Hordaland Homocysteine Study. Arch Gen Psychiatry. 2003;60:618-626.

Hoger verlies van botmassa in de heup gevonden bij vrouwen met een lage hoeveelheid vitamine B12 in het bloed

In deze studie is gekeken of er een verband bestaat tussen een lage hoeveelheid vitamine B12 in het bloed en de afname van de botmassa met de leeftijd. Hiervoor werd bij 83 vrouwen, die deelnamen aan een andere studie, de hoeveelheid vitamine B12 in het bloed bepaald. Vervolgens wedr gekeken naar de resultaten van de andere studie, waarin de botdichtheid werd gemeten aan het begin van de studie, en na enkele jaren. De botdichtheid werd zowel in het hielbeen als de heup gemeten. Vrouwen met minder dan 207.2 pmol/liter aan vitamine B12 in het bloed bleken aan het eind van het onderzoek gemiddeld 1,5% botmassa in de heup te hebben verloren, tegen 0,2% bij vrouwen met een hogere serumspiegel. Er werd geen significante relatie gevonden met verlies van botmassa in de hiel. De hier gehanteerde grenswaarde ligt overigens boven de waarde waarop de geneeskunde van een tekort begint te spreken (15-170 pmol/liter). Katie L. Stone, Douglas C. Bauer, Deborah Sellmeyer and Steven R. Cummings. Low Serum Vitamin B-12 Levels Are Associated with Increased Hip Bone Loss in Older Women: A Prospective Study. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism 2004;89(3):1217-1221

Hoge dosering foliumzuur vermindert de bloeddruk en stijfheid van de vaatwanden

Foliumzuur wordt vaak preventief ingezet bij personen met een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed. Verlaging van de stijfheid van de vaatwanden is één van de mogelijke manieren waarop foliumzuursuppletie helpt om hart- en vaatziekten te voorkomen. Om de effecten van een dagelijkse inname van foliumzuur te onderzoeken kregen 41 gezonde mannen met een normale of hoognormale bloeddruk gedurende 3 weken 5 mg foliumzuur of een placebo. Na 4 weken onderbreking werd dit gewisseld, en kregen de mannen die eerst een placebo hadden gebruikt nu foliumzuur toegediend en omgekeerd (cross-over studie). De systolische bloeddruk daalde met gemiddeld 4,7 mm Hg. Tevens nam de compliantie van de vaatwanden toe, wat betekent dat deze “soepeler” werden. Een soepele vaatwand levert een lager risico op van het ontstaan van vaatvernauwingen. Opvallend was dat dit effect ook optrad bij mensen met een normaal homocysteïnegehalte. Ook de aan- of afwezigheid van een variatie van het MTHFR-gen (veel voorkomend bij personen met een verhoogd homocysteïnegehalte). De onderzoekers stellen dat foliumzuur een veilig en effectief supplement is om de souplesse van de vaatwanden te behouden en kan helpen om de systolische bloeddruk te verlagen. Carolyn Williams, Bronwyn A Kingwell, Kevin Burke, Jane McPherson, and Anthony M Dart. Folic acid supplementation for 3 wk reduces pulse pressure and large artery stiffness independent of MTHFR genotype. Am J Clin Nutr 2005;82 26-31

Herseninfarcten bij jonge mensen met de ziekte van Crohn: de rol van een verhoogd homocysteïnegehalte en een tekort aan B-vitaminen

Mensen die lijden aan de ziekte van Crohn hebben een grotere kans op een herseninfarct. Dit wordt algemeen toegeschreven aan een verhoogde stollingsneiging van het bloed die ontstaat door de chronische ontstekingsreactie in het lichaam. Dit artikel beschrijft het verhaal van een 39-jarige vrouw met een groot herseninfarct. Zij was al langer bekend met hypertensie en de ziekte van Crohn. Onderzoek leverde een uitgebreide aderverkalking op in de halsslagaderen. bloedonderzoek leverde tekenen van een ontstekingsreactie op. Het homocysteïnegehalte bleek sterk verhoogd, terwijl de hieveelheid vitamine B1 en B6 in het bloed verlaagd waren. Tevens werd een heterozygoot dragerschap van de C677T-mutatie in het MTHFR-gen gevonden. Deze klinische observatie beschrijft voor de eerste maal de relatie tussen een te hoog homocysteïnegehalte, een verlaagde hoeveelheid B-vitaminen en herseninfarcten bij een persoon leidend aan de ziekte van Crohn. Onderzoek naar de aanwezigheid van deze factoren bij Crohn-patiënten en een tijdige behandeling kan deze ernstige complicaties op een eenvoudige wijze helpen verminderen. S Younes-Mhenni, L Derex, M Berruyer, N Nighoghossian, F Philippeau, M Salzmann, and P Trouillas. Large-artery stroke in a young patient with Crohn's disease. Role of vitamin B(6) deficiency-induced hyperhomocysteinemia. J Neurol Sci, June 15, 2004; 221(1-2): 113-5.

Gebruik van metformine bij diabetes type 2: daling van foliumzuur en vitamine B12 in het bloed

Onderzoek onder 390 personen met diabetes type 2, die reeds met insuline behandeld werden, heeft aangetoond dat reeds na 16 weken gebruik er een daling optreedt van de hoeveelheid foliumzuur en vitamine B12 in het bloed. Tegelijkertijd was er sprake van stijging van het homocysteïnegehalte. Hart- en vaatziekten zijn een bekende complicatie van diabetes type 2. Een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed verhoogt eveneens de kans op hart- en vaatziekten, en dit negatieve effect is zelfs sterker bij mensen met diabetes. Controle en indien gewenst suppletie is bij patiënten met diabetes type 2 wenselijk. M. G. Wulffele, A. Kooy, P. Lehert, D. Bets, J. C. Ogterop, B. Borger Van Der Burg, A. J. M. Donker, and C. D. A. Stehouwer. Effects of short-term treatment with metformin on serum concentrations of homocysteine, folate and vitamin B12 in type 2 diabetes mellitus: a randomized, placebo-controlled trial. J Intern Med, November 1, 2003; 254(5): 455-463

Een verhoogd homocysteïnegehalte en een tekort aan vitamine B6: nieuwe risicofactoren voor het ontstaan van boezemfibrilleren?

Boezemfibrilleren is een aandoening die met name op hogere leeftijd vaak voorkomt. De boezems van het hart, die normaal gesproken net als de kamers een regelmatige pompbeweging maken, verliezen hun regelmatige samentrekking. Hierdoor worden de kamers van het hart minder goed gevuld, en ontstaan vaak een onregelmatige hartslag. Boezemfibrilleren kan ontstaan wanneer één van de hartkleppen lekt. Met name de mitraalklep tusssen de rechter boezem en de rechter kamer kan bij lekkage een overdruk in de boezem veroorzaken, waardoor de wand van de boezem overbelast raakt en boezemfibrilleren ontstaat. Bij een deel van de mensen met deze aandoening is er echter geen sprake van een overbelasting van de boezems. Recente studies hebben aangetoond dat activatie van matrix metalloproteïnases (enzymen die de stoffen tussen de cellen kunnen afbreken, bijvoorbeeld bij een ontstekingsreactie) optreedt bij boezemfibrilleren. Ook is aangetoond dat homocysteïne deze enzymen kan activeren. Op basis van deze gegevens hebben de onderzoekers gekeken naar homocysteïne, B12, foliumzuur en vitamine B6 in het bloed van mensen met deze vorm van boezemfibrilleren. Ook is gekeken naar twee genetische variaties het enzym MTHFR (foliumzuurstofwisseling), waarvan bekend is dat zij vaker voorkomen bij mensen met een verhoogde homocysteïnespiegel. Uit de gegevens bleek dat mensen met de hoogste homocysteïnespiegel een ruim 6x hogere kans hadden op deze vorm van boezemfibrilleren, terwijl mensen met een tekort aan vitamine B6 een drie maal hogere kans hadden. R Marcucci, I Betti, E Cecchi, D Poli, B Giusti, S Fedi, I Lapini, R Abbate, GF Gensini, and D Prisco. Hyperhomocysteinemia and vitamin B6 deficiency: New risk markers for nonvalvular atrial fibrillation? Am Heart J, September 1, 2004; 148(3): 456-61

Bepaling van methylmalonzuur in urine goede maat voor bepaling van functioneel vitamine B12-tekort bij psychiatrische aandoeningen.

Een tekort aan vitamine B12 kan een belangrijke bijdrage leveren aan sommige psychiatrische klachten. Bepaling van de hoeveelheid vitamine B12 in het bloed is echter niet voldoende om een tekort vast te stellen. In de praktijk kunnen twee stoffen gebruikt worden als indicator voor het verloop van methyleringsprocessen in het lichaam: homocysteïne en methylmalonzuur. In dit onderzoek werd gekeken naar de hoeveelheid homocysteïne in het bloed, de hoeveelheid foliumzuur in bloed en in rode bloedcellen, de hoeveelheid vitamine B12 in het bloed en methylmalonzuur in de ochtendurine. Aan het onderzoek namen 17 patiënten met een psychose, 28 personen met een depressie, 16 mensen met dementie en 47 gezonde controlepersonen deel. Bij personen met een psychose of depressie werden hogere gehaltes aan methylmalonzuur in de urine en lagere hoeveelheden vitamine B12 in het bloed gevonden. In alle groepen was er ook een relatie tussen een verhoogde hoeveelheid methylmalonzuur in de urine en een lagere hoeveelheid foliumzuur in de rode bloedcellen. Niet alleen blijkt uit dit onderzoek dat een verstoorde methylering frequent voorkomt bij personen met psychiatrische aandoeningen, maar wordt tevens een eenvoudige methode aangedragen om patiënten te screenen op tekorten aan foliumzuur en vitamine B12, door bepaling van methylmalonzuur in de ochtendurine. Gultepe M, Ozcan O, Avsar K, Cetin M, Ozdemir AS, Gok M. Urine methylmalonic acid measurements for the assessment of cobalamin deficiency related to neuropsychiatric disorders. Clin Biochem. 2003 Jun;36(4):275-82

Aanwijzingen voor positief effect van vitamine B6 bij trillen door het gebruik van lithium

Lithium is een medicament dat wordt omschreven als een stemmingsstabilisator, en wordt toegepast bij (manische) depressiviteit. Eén van de bijwerkingen van het gebruik van lithium is het mogelijke optreden van beven (tremor). In een aantal kleinere onderzoeken werd een positief effect gevonden op de bijwerkingen van andere medicijnen uit de psychiatrie. Met name bij neuroleptica (medicatie tegen psychoses) zijn Parkinson-achtige verschijnselen een bekende en invaliderende bijwerking. Om te kijken of er een verbetering optrad kregen 5 mensen met deze bijwerking van lithium gedurende 4 weken 900-1200 mg. vitamine B6 per dag. Bij vier patiënten trad een zeer sterke verbetering op, tot het verdwijnen van de tremor. Bijwerkingen van deze (hoge) doseringen vitamine B6 werden niet opgemerkt. De onderzoekers menen dat naar aanleiding van deze bevindingen een dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek noodzakelijk is om meer inzicht te krijgen in het nut van deze therapie. In de tussentijd lijkt gebruik van extra vitamine B6 aan te bevelen aan mensen die een tremor als bijwerking van lithium hebben. De in dit onderzoek gebruikte doseringen zijn erg hoog. Individueel zal de minimal effectieve dosis moeten worden bepaald, bij voorkeur door met een lage dosering te starten en te verhogen indien nodig. C Miodownik, E Witztum, and V Lerner. Lithium-induced tremor treated with vitamin B6: a preliminary case series. Int J Psychiatry Med, January 1, 2002; 32(1): 103-8

/

Combinatie van probiotica en vitamine C vermindert het aantal ziektedagen bij jonge kinderen

In deze studie is gekeken naar de effecten van een combinatie van probiotica en 50 mg. vitamine C op het optreden van verkoudheid (bovenste luchtweginfecties) bij kinderen van 3 tot 6 jaar. Hiertoe kregen 57 kinderen gedurende 6 maanden het betreffende preparaat of een placebo. Aan het einde van de studie werd gekeken naar het aantal infecties, de totale duur van de klachten en het aantal dagen dat kinderen van school moesten thuisblijven.

Daarbij bleek dat kinderen die de combinatie van probiotica en vitamine C gebruikt hadden in de zes maanden van het onderzoek 33% minder vaak verkouden waren geworden, de klachten gemiddeld 21 dagen minder lang geduurd hadden en het schoolverzuim door bovenste luchtweginfecties 30% lager was.

I Garaiova,  J Muchová,  Z Nagyová,  D Wang,  J V Li, et al. Probiotics and vitamin C for the prevention of respiratory tract infections in children attending preschool: a randomised controlled pilot study. European Journal of Clinical Nutrition doi:10.1038/ejcn.2014.174

Nieuwe studie bevestigt effectiviteit van vitamine C in het voorkomen van posttraumatische dystrofie (Sudeckse dystrofie)

In eerder onderzoek bleek toediening van extra vitamine C aan mensen met een gebroken pols de kans op het optreden van posttraumatische dystrofie aanzienlijk te verminderen.
In deze studie is gekeken naar de effecten van gebruik van vitamine C na electieve operaties aan de voet of enkel. Over een periode van 2 jaar werden bij 177 personen in totaal 185 ingrepen gedaan zonder verdere interventie.
215 personen (in totaal 235 ingrepen) kregen na de operatie gedurende 45 dagen een gram vitamine C per dag. In de groep die geen vitamine C kreeg trad na 9,6% van de ingrepen dystrofie op: in de groep die vitamine C had gebruikt in 1,7% van de gevallen. Op basis van deze resultaten bevelen de auteurs het preventief gebruik van vitamine C na een operatie aan voet of enkel aan om de kans op het optreden van deze invaliderende vorm van dystrofie te verminderen.

Sylvain GADEYNE, Jean-Luc BESSE, Sophie GALAND-DESME, Jean-Luc LERAT, and Bernard MOYEN. PREVENTIVE EFFECT OF VITAMIN C ON TYPE I COMPLEX REGIONAL PAIN SYNDROME DURING FOOT AND ANKLE SURGERY. J Bone Joint Surg Br Proceedings. 2008; 90-B(SUPP_II): p. 246

Vitamine C is een essentiële anti-oxidant in de endotheelcellen van bloedvaten, ondanks de veel hogere concentratie glutathion

De concentratie glutathion in endotheelcellen is tot tien maal hoger dan de concentratie vitamine C. Dit heeft al diverse malen geleid tot de vraag of de rol van vitamine C als anti-oxidant in deze situatie relevant is. In deze studie is gekeken naar de rol van vitamine C in gekweekte endotheelcellen na blootstelling aan oxidatieve stress.

Bestudering van de cellen toonde aan dat dit celtype actieve transporteiwitten voor gereduceerde en geoxideerde vitamine C hebben, en vitamine C actief concentreerden met behulp van glutathionafhankelijke dehydroascorbinezuurreductases. Zowel glutathion als vitamine C beschermden de cellen tegen de gevolgen van blootstelling aan vrije radicalen, maar voor een vergelijkbaar effect bleek een tien maal hogere concentratie glutathion nodig te zijn ten opzichte van vitamine C.
Een optimale bescherming tegen vrije radicalen was alleen mogelijk wanneer zowel binnen als buiten de cellen een hoeveelheid vitamine C aanwezig was die vergelijkbaar is met die in een gezond lichaam. In de cellen zorgde vitamine C bovendien voor een betere “recycling” van glutathion.

Deze bevindingen tonen aan dat vitamine C van essentieel belang is voor de bescherming van endotheelcellen tegen beschadiging door vrije radicalen.

Viviana Montecinos, Paula Guzman, Valeria Barra, Marcelo Villagran, Carola Munoz-Montesino, Kirsty Sotomayor, Elizabeth Escobar, Alejandro Godoy, Lorena Mardones, Paula Sotomayor, Catherine Guzman, Osman Vasquez, Victoria Gallardo, Brigitte van Zundert, Maria Rosa Bono, Sergio A Onate, Marcelo Bustamante, Juan G Carcamo, Coralia I Rivas, and Juan Carlos Vera. Vitamin C is an essential antioxidant that enhances survival of oxidatively stressed human vascular endothelial cells in the presence of a vast molar excess of glutathione. J. Biol. Chem., April 2, 2007

Vitamine C beschermt tegen achteruitgang van nierfunctie door contrastmiddel

Contrastmiddelen die worden ingespoten in een bloedvat worden gebruikt om de staat van bloedvaten middels röntgenstraling te kunnen beoordelen. Gebruik van dergelijke middelen kan echter leiden tot een vermindering van de nierfunctie, met name bij mensen die al een slechtere nierfunctie hebben. Een verhoging van de blootstelling aan vrije radicalen door contrastmiddel wordt verantwoordelijk gehouden voor dit verschijnsel. In eerdere onderzoeken was al gekeken naar beschermende effecten van N-acetyl-cysteïne, maar andere anti-oxidanten waren nog niet onderzocht. In deze studie werd gekeken naar een mogelijk beschermend effect van vitamine C bij toediening van intraveneus contrast aan personen met een verminderde nierfunctie, die een coronairangiogram (vaatfoto van de kransslagaderen) ondergingen. In total namen 231 personen deel aan het onderzoek. Zij kregen minstens 2 uur voor de ingreep, de avond na de ingreep en de ochtend daarop 3 gram rsp. 2 en 2 gram vitamine C als tablet, of iedere keer placebotabletten. In de dagen na de ingreep werd de nierfunctie gecontroleerd. afname van de nierfunctie werd vastgesteld wanneer de hoeveelheid kreatinine in het serum meer dan 0.5 mg / dl steeg, of wanneer er sprake was van een toename van het kreatininegehalte met 25% of meer. Volgens deze definities trad bi 9% van de personen die vitamine C gebruikt hadden een vermindering van de nierfunctie op, tegen 20% in de placebogroep (risicovermindering door het gebruik van vitamine C 62%, p=0.02). Wanneer de gemiddelde veranderingen van het kreatininegehalte tussen de twee groepen werden vergeleken steeg deze niet-significant in de vitamine C-groep, terwijl de placebogroep wel een significante stijging vertoonde. Toediening van vitamine C aan personen met een verminderde nierfunctie die een angiografie ondergaan kan de nieren beschermen tegen beschadiging door contrastmiddelen. Konstantinos Spargias, Elias Alexopoulos, Stamatis Kyrzopoulos, Panayiotis Iacovis, Darren C. Greenwood, Athanassios Manginas, Vassilis Voudris, Gregory Pavlides, Christopher E. Buller, Dimitrios Kremastinos, and Dennis V. Cokkinos. Ascorbic Acid Prevents Contrast-Mediated Nephropathy in Patients With Renal Dysfunction Undergoing Coronary Angiography or Intervention. Circulation published 18 October 2004

Tekort aan vitamine C leidt tot een gestoorde apoptose in neutrofiele leukocyten: nieuwe functie van vitamine C in ontstekingscellen

Sommige cellen, waaronder neutrofiele leukocyten, hebben een hoge concentratie vitamine C in het celplasma. Dit duidt er op dat deze vitamine een belangrijke rol moet spelen. Om deze rol te onderzoeken maakten onderzoekers gebruik van neutrofiele granulocyten van muizen die een enzym missen dat noodzakelijk is voor de productie van vitamine C (een normale muis produceert, net als vrijwel alle diersoorten behalve o.a. de mens, zelf vitamine C). Deze cellen hadden een normaal uiterlijk, reageerden normaal op activatie, maar ondergingen niet de normale, geprogrammeerde celdood. Bij ontstekingsreacties in het lichaam van de betreffende muizen bleven de neutrofiele leukocyten eveneens langer in leven. Verder onderzoek toonde aan dat macrofagen de neutrofiele cellen eveneens niet herkenden. Het ‘ontsnappen” van de witte bloedcellen aan de geprogrammeerde celdood en vernietiging door macrofagen betekent dat de normale regulatie van een ontstekingsreactie verstoord kan worden, wat kan leiden tot een overmatige ontstekingsreactie. Nader onderzoek toonde aan dat de cellen zonder vitamine C een hogere concentratie HIF-1 hadden, een stof die normaal gesproken verantwoordelijk is voor betere overleving in situaties waarin weinig zuurstof aanwezig is. Tekort aan vitamine C leidde tot een stijging van HIF-1 omdat enzymen die de productie van deze stof reguleren afhankelijk zijn van vitamine C.
Margret C. M. Vissers and Rachel P. Wilkie. Ascorbate deficiency results in impaired neutrophil apoptosis and clearance and is associated with up-regulation of hypoxia-inducible factor 1. Originally published online as doi:10.1189/jlb.0806541 on January 30, 2007

Positieve effecten van hoge doseringen vitamine C bij mensen met diabetes type II

De rol van een verminderde capaciteit van het anti-oxidantsysteem bij het ontstaan van insulineresistentie en diabetes type II wordt steeds duidelijker. In dit onderzoek werd gekeken of het toedienen van hogere doseringen vitamine C een positief effect hebben op personen met diabetes type II. Voor deze studie gebruikten 31 personen eerst een week geen vitamine C, vervolgens vier weken lang één gram vitamine C per dag, gevolgd door vier weken drie gram per dag. Aan het begin van de studie en na beide perioden van vier weken werd bloed afgenomen, en werd gekeken naar de bloedsuikerwaarden, HbA1c de concentratie vitamine C en het vermogen om superoxide- en hydroxylradicalen onschadelijk te maken. Deze radicalen ontstaan in een verhoogde mate bij diabetespatiënten. Toediening van extra vitamine C liet de concentratie hiervan in het bloed duidelijk stijgen. Na gebruik van vitamine C werd een lagere nuchtere bloedsuikerwaarde en een verlaagd HbA1c gevonden. Het vermogen om de genoemde radicalen onschadelijk te maken steeg duidelijk. Beide effecten waren sterker bij een dosering van drie gram per dag ten opzichte van één gram per dag. Volgens de auteurs biedt het gebruik van extra anti-oxidanten een mogelijkheid om de complicaties van diabetes te helpen voorkomen. HS Park and YM Lee. Effect of Vitamin C Supplementation on Blood Sugar and Antioxidative Status in Types II Diabetes Mellitus Patients. Taehan Kanho Hakhoe Chi, Apr 2003; 33(2): 170-8

Ook vitamine C beschermt tegen oxidatie van HDL-cholesterol

HDL-cholesterol, het zogenaamde “goede” cholesterol, verliest zijn beschermende eigenschappen wanneer het oxideert. Eerdere studies hebben gekeken naar de effecten van vitamine E, een in vet oplosbare anti-oxidant, maar de effecten van het wateroplosbare vitamine C waren niet onderzocht. Wanneer HDL-cholesterol in een reageerbuis aan vrije radicalen werd blootgesteld trad oxidatie direct op. Toevoeging van vitamine C remde niet alleen de oxidatie van HDL-cholesterol, maar beschermde ook de anti-oxidanteigenschappen van HDL zelf. Dit eigen anti-oxidanteffect wordt mede verantwoordelijk gehouden voor de beschermende werking van HDL-cholesterol. Deze studie toont aan dat niet alleen vitamine E beschermt tegen oxidatie van HDL-cholesterol, en onderbouwt tevens het advies om anti-oxidanten altijd in combinatie te gebruiken RJ Hillstrom, AK Yacapin-Ammons, and SM Lynch. Vitamin C Inhibits Lipid Oxidation in Human HDL. J. Nutr 2003; 133(10): 3047-3051

Niet eerder ontdekt mechanisme voor “recycling” van vitamine C.

Vitamine C komt in menselijk bloed alleen voor als ascorbinezuur. Wanneer dit als anti-oxidant fungeert wordt vitamine C geoxideerd tot dehydroascorbaat. In het laboratorium werden witte bloedcellen samen met epitheel- en endotheelcellen bij elkaar gebracht. De witte bloedcellen werden geactiveerd, waarna de zogenaamde “respiratory burst” in deze cellen optrad. Dit betekent dat de cellen tot 10 maal meer zuurstof gebruiken dan normaal, om hun functie (aanvallen van bacteriën etc.) te kunnen vervullen. Hierbij ontstaan veel superoxide anionen, agressieve radicalen, die reageren met vitamine C. Epitheelcellen en endotheelcellen bleken het geoxideerde vitamine C (dehydroascorbaat) actief op te nemen en te “recyclen” tot ascorbinezuur. Dit transport bleek plaats te vinden via transporteiwitten voor glucose, en glucose was in staat deze opname te verminderen. De onderzoekers noemden dit een “bystander effect”. Op deze wijze wordt niet alleen dehydroascorbaat sneller teruggevormd naar vitamine C, maar treedt ook extra bescherming op van het omliggende weefsel door een hogere concentratie vitamine C in de cellen. Francisco J. Nualart, Coralia I. Rivas, Viviana P. Montecinos, Alejandro S. Godoy, Victor H. Guaiquil, David W. Golde, and Juan Carlos Vera. Recycling of vitamin C by a bystander effect. J. Biol. Chem published online ahead of print November 14, 2002.

Lage hoeveelheid vitamine C in het bloed verhoogt de kans op zwangerschapsdiabetes bij zwangeren vrouwen

In dit prospectieve onderzoek werd gekeken naar de hoeveelheid vitamine c in het bloed van vrouwen in de dertiende week van de zwangerschap en het ontstaan van zwangerschapsdiabetes. De inname van vitamine C met de voeding werd bepaald aan de hand van vragenlijsten. Van de vrouwen die de zwangerschap volbrachten ontwikkelde 4% zwangerschapsdiabetes. Er bleek een omgekeerd verband te bestaan tussen de hoeveelheid vitamine C in het bloed en de kans op het ontstaan van zwangerschapsdiabetes. De personen met de laagste hoeveelheid vitamine C in het bloed (minder dan 55.9 micromol per liter) hadden een ruim 3 maal hogere kans op diabetes ten opzichte van de vrouwen met de hoogste concentratie vitamine C (>74.6 micromol per liter). Vrouwen die dagelijks minder dan 701 mg vitamine C binnenkregen hadden een 1.8 maal hogere kans op diabetes. Eerdere studies hebben reeds gewezen op een relatie tussen anti-oxidanten en een gestoorde glucosetolerantie. Cuilin Zhang, Michelle A. Williams, Tanya K. Sorensen, Irena B. King, Mark M. Kestin, Mary Lou Thompson, Wendy M. Leisenring, Edward E. Dashow, and David A. Luthy. Maternal Plasma Ascorbic Acid (Vitamin C) and Risk of Gestational Diabetes Mellitus. Epidemiology, September 1, 2004; 15(5): 597-604. De personen met de laagste hoeveelheid vitamine C in het bloed (minder dan 55.9 micromol per liter) hadden een ruim 3 maal hogere kans op diabetes ten opzichte van de vrouwen met de hoogste concentratie vitamine C (>74.6 micromol per liter). Vrouwen die dagelijks minder dan 701 mg vitamine C binnenkregen hadden een 1.8 maal hogere kans op diabetes. Eerdere studies hebben reeds gewezen op een relatie tussen anti-oxidanten en een gestoorde glucosetolerantie. Cuilin Zhang, Michelle A. Williams, Tanya K. Sorensen, Irena B. King, Mark M. Kestin, Mary Lou Thompson, Wendy M. Leisenring, Edward E. Dashow, and David A. Luthy. Maternal Plasma Ascorbic Acid (Vitamin C) and Risk of Gestational Diabetes Mellitus. Epidemiology, September 1, 2004; 15(5): 597-604.

Effect van vitamine C op chloorkanalen bij taaislijmziekte (cystic fibrosis)

In de longen bevindt zich een dun filmpje vloeistof, waarin vitamine C wordt aangetroffen. De hoeveelheid vitamine C daalt wanneer er sprake is van een verhoogde oxidatieve stress, omdat deze vitamine dan zijn functie als antioxidant vervult. Nu is ontdekt dat vitamine C een belangrijke functie heeft bij de regulatie van de uitscheiding van deze vloeistof via een chloorkanaal. Deze kanalen functioneren niet goed (laten onvoldoende chloorionen door) bij mensen met taaislijmziekte, waardoor er te weinig vocht wordt uitgescheiden en het slijm te taai wordt. Toediening van vitamine C bleek echter ook bij deze personen de uitscheiding van chloor (en daarmee van water) te verbeteren. Toediening van extra vitamine C kan hiermee een onderdeel van de behandeling van taaislijmziekte vormen, en klinische studies hiernaar zijn dan ook noodzakelijk. Horst Fischer, Christian Schwarzer and Beate Illek. Vitamin C controls the cystic fibrosis transmembrane conductance regulator chloride channel. PNAS 2004;101(10):3691-3696

Dagelijks gebruik omega-3, oliezuur uit olijfolie, foliumzuur, vitamine E en vitamine B6 vergroot pijnvrije loopafstand bij mannen met claudicatio intermittens (etalagebenen

Omega-3 vetzuren uit vis, oliezuur uit olijfolie, foliumzuur, vitamine E en vitamine B6 zijn stoffen die in de aandacht staan vanwege hun vermogen om hart- en vaatziekten te voorkomen. In deze studie werd gekeken naar de effecten van het gebruik van deze stoffen op de klachten die werden veroorzaakt door perifeer vaatlijden. Hiertoe kregen 60 mannen met deze klachten gedurende één jaar dagelijks óf een zuiveldrank met daarin eicosapentaeenzuur (EPA), docosahexaeenzuur (DHA), oliezuur, foliumzuur en de vitaminen A, B-6, D en E, óf eenzelfde hoeveelheid magere melk met vitamine A en D. Na 3, 6, 9 en 12 maanden werden alle proefpersonen onderzocht. De groep die het supplement gebruikte vertoonde een daling van de totale hoeveelheid cholesterol en apolipoproteïne B. Daarnaast daalde de hoeveelheid homocysteïne bij personen die aan het begin van de studie een hoog gehalte van deze stof in het bloed hadden. De afstand die de proefpersonen konden lopen voordat pijnklachten optraden nam toe, evenals de verhouding in de bloeddruk tussen de arm en het been (een maat voor de mate van vernauwing), wat er op duidt dat de doorbloeding verbeterde. Toevoegen van deze stoffen aan het dagelijkse dieet kan helpen om de klachten te verbeteren en risicofactoren voor hart- en vaatziekten te verminderen. JJ Carrero, E Lopez-Huertas, LM Salmeron, L Baro, and E Ros. Daily Supplementation with (n-3) PUFAs, Oleic Acid, Folic Acid, and Vitamins B-6 and E Increases Pain-Free Walking Distance and Improves Risk Factors in Men with Peripheral Vascular Disease. J Nutr 1 Jun 2005 135(6): p. 1393.

 

Beschermend effect van vitamine C op de hersenen mede te verklaren door remming van de aanmaak van prostaglandine E2

De anti-oxidantwerking van vitamine C wordt verantwoordelijk gehouden voor beschreven beschermende effecten tegen beschadiging van hersenweefsel na traumatische beschadiging, doorbloedingsstoornissen of de ziekte van Alzheimer. In al deze situaties spelen prostaglandinen echter ook een belangrijke rol bij het ontstaan van weefselbeschadiging. Hier werd gekeken naar de effecten van vitamine C en acetylsalicyzuur (aspirine) op gekweekte gliacellen. Deze cellen werden eerst blootgesteld aan lipopolysacchariden om een ontstekingsreactie op te wekken. Vervolgens werd bepaald of er een verandering was in de productie van het ontstekingsbevorderende prostaglandine E2. Zowel vitamine C als aspirine remde de vorming van prostaglandine E2, een effect dat versterkt werd wanneer beide stoffen aan de celkweek werden toegevoegd. De onderzoekers vonden dat de activiteit van het enzym cyclo-oxygenase 2 (COX-2) werd verminderd, wat de verminderde PgE2-productie verklaarde. Op deze wijze kan vitamine C helpen hersenweefsel te beschermen tegen beschadiging. Bernd L Fiebich,, Klaus Lieb, Norbert Kammerer and Michael Hüll. Synergistic inhibitory effect of ascorbic acid and acetylsalicylic acid on prostaglandin E2 release in primary rat microglia. Journal of Neurochemistry, Vol. 86, No. 1, 2003 173-178

/

Gebrek aan vitamine D verhoogt de kans op leeftijdgebonden maculadegeneratie bij erfelijk verhoogd risico

Leeftijdgebonden maculadegeneratie (AMD) ontstaat door beschadiging van het netvlies door UV-straling. Bij deze aandoening wordt de gele vlek (macula lutea), het meest gebruikte deel van het netvlies beschadigd, waardoor het gezichtsvermogen achteruit gaat. In eerdere studies is gebleken dat een combinatie van antioxidanten dit ziektebeeld kan helpen vertragen, waarbij vooral luteïne een belangrijke rol speelt. In nieuw onderzoek is nu gekeken naar de relatie tussen de vitamine D-spiegel en de kans op het optreden van leeftijdgebonden maculadegeneratie bij vrouwen na de overgang met een erfelijk verhoogd risico op het optreden van AMD. In vergelijking met personen die minimaal 50 nmol/L vitamine D in het bloed hadden bleken lagere waarden gepaard te gaan met een beduidend hogere kans op het ontwikkelen van AMD: voor de twee onderzochte genetische variaties bleek de kans ruim zes maal hoger te zijn als de vitamine D-spiegel minder was dan 30 nmol/L. Het bereiken en behouden van een goede vitamine D-spiegel lijkt daarmee van groot belang om in deze groep de kans op het ontstaan van AMD te verkleinen.

Millen AE, Meyers KJ, Liu Z, et al. Association Between Vitamin D Status and Age-Related Macular Degeneration by Genetic Risk. JAMA Ophthalmol. Published online August 27, 2015

Nieuwe studie bevestigt rol van vitamine D in het voorkomen van luchtweginfecties bij kinderen

Een te lage hoeveelheid vitamine D in het bloed wordt al langer in verband gebracht met een hogere kans op luchtweginfecties. In deze studie is gekeken naar de effecten van het toedienen van extra vitamine D gedurende de wintermaanden aan schoolkinderen in Mongolië. Aan het begin van de studie bleek dat er sprake was van een duidelijk tekort aan vitamine D: de gemiddelde serumspiegel van de kinderen was slechts 17 nmol per liter. Gedurende het onderzoek kregen 143 kinderen dagelijks extra vitamine D3 (300 IU, 7.5 µg per dag), 104 kinderen dienden als controlegroep. Na correctie voor overige risicofactoren bleek dat de groep die extra vitamine D gekregen had, de helft minder luchtweginfecties had doorgemaakt ten opzichte van de controlegroep. Deze studie toont aan dat een tekort aan vitamine D bij verder gezonde kinderen inderdaad leidt tot een hogere kans op het optreden van (luchtweg)infecties.

Carlos A. Camargo Jr, Davaasambuu Ganmaa, A. Lindsay Frazier, Franca F. Kirchberg, Jennifer J. Stuart, Ken Kleinman, Nyamjav Sumberzul, and Janet W. Rich-Edwards. Randomized Trial of Vitamin D Supplementation and Risk of Acute Respiratory Tract Infection in Mongolia. Pediatrics, Aug 2012; 10.1542/peds.2011-3029

Meer vitamine D in het bloed; lagere kans op myomen (“vleesbomen”) in baarmoeder

Myomen (in de volksmond vaak “vleesbomen” genoemd) zijn goedaardige tumoren van glad spierweefsel in de wand van de baarmoeder. Hoewel zij goedaardig zijn kunnen zij tot veel klachten leiden, zoals pijn en toegenomen bloedverlies tijdens de menstruatie. Laboratoriumonderzoek heeft eerder aangetoond dat vitamine D een beschermend effect kan hebben op het ontstaan van deze myomen, maar onderzoek bij mensen is tot nu toe niet uitgevoerd.

Om na te gaan of ook bij mensen een verband te vinden is werd bij 1036 vrouwen van 35 tot 49 jaar de hoeveelheid vitamine D in het bloed bepaald. Vervolgens werd met behulp van een echo gekeken naar de aanwezigheid van myomen in de baarmoeder. Hierbij werd gevonden dat vrouwen die meer dan 50 nmol/L vitamine D in het bloed hadden 32% minder vaak myomen hadden. Ook bleek dat vrouwen die één uur of meer per dag buiten in de zon kwamen 40% minder kans op myomen hadden. Dit versterkt het verband tussen vitamine D (dat in de huid wordt gevormd onder invloed van zonlicht) en het voorkomen van myomen.

Recentere inzichten laten zien dat hogere waarden voor vitamine D (minimaal 75 nmol/L) wenselijk zijn om aandoeningen te voorkomen. Er is in deze studie helaas niet gekeken of een dergelijke spiegel de kans nog verder zou kunnen verkleinen.

Baird, Donna Day; Hill, Michael C.; Schectman, Joel M.; Hollis, Bruce W. Vitamin D and the Risk of Uterine Fibroids. Epidemiology 2013:24(3):447-453

Mechanisme ontdekt dat verklaart hoe vitamine D de groei van kankercellen kan remmen

In de afgelopen jaren zijn veel studies gepubliceerd waarin werd gevonden dat vitamine D de kans op het ontstaan van verschillende vormen van kanker kan verkleinen. Omdat vitamine D vele effecten heeft op het lichaam is nog niet geheel duidelijk hoe deze vitamine een remmende invloed heeft op het ontstaan van kwaadaardige cellen.

In een nieuwe studie is nu ontdekt dat vitamine D via zijn receptor de vorming en activiteit van het eiwit cMYC remt en de afbraak hiervan verhoogt. Tegelijkertijd stimuleert de actieve vorm van vitamine D de vorming van het eiwit MXD1. De twee eiwitten spelen een belangrijke rol in de regulatie van vele processen in de cel. cMYC stimuleert de transcriptie van vele genen, waaronder genen die betrokken zijn bij de celdeling. Bij kanker is er sprake van een ongecontroleerde celdeling. MXD1 is de antagonist van cMYC: dit eiwit remt juist de activatie van genen.=
Wanneer vitamine D werd toegevoegd aan gekweekte cellen bleek de hoeveelheid en activiteit van cMYC te dalen, terwijl die van MXD1 juist toenam. Hetzelfde werd gezien wanneer de actieve vorm van vitamine D op de huid van muizen werd aangebracht.

Dit is de eerste keer dat een directe invloed van vitamine D op dit belangrijke regelmechanisme van de celgroei wordt beschreven. Het kan mede verklaren waarom vitamine D een remmend effect heeft op de groei van tumorcellen.

Reyhaneh Salehi-Tabara, Loan Nguyen-Yamamoto, Luz E. Tavera-Mendoza, Thomas Quail, Vassil Dimitrov, Beum-Soo An, Leon Glass, David Goltzman, John H. White. Vitamin D receptor as a master regulator of the c-MYC/MXD1 network. PNAS 2012;109(46):18827–18832

Lagere vitamine D-spiegel leidt tot een hogere kans op het ontwikkelen van diabetes type I

Diabetes type I is een auto-immuunaandoening, waarbij het eigen immuunsysteem de cellen aanvalt die verantwoordelijk zijn voor de productie van insuline. De gevoeligheid voor het ontstaan van diabetes type I is erfelijk bepaald. Niet iedereen met de erfelijke gevoeligheid voor dit ziektebeeld ontwikkelt daadwerkelijk suikerziekte. Dit is mede afhankelijk van andere, vaak onbekende factoren. In een nieuw onderzoek lijkt een tekort aan vitamine D als één van die factoren aan te wijzen.

In de administratie van het Amerikaanse leger is gekeken naar het optreden van diabetes type I bij soldaten. Ingevroren bloed van deze soldaten is vervolgens vergeleken met bloed van anderen die geen diabetes type I hadden ontwikkeld. Hierbij werd gevonden dat bloed van de diabetespatiënten vaak lagere hoeveelheden vitamine D bevatte dan het bloed van de controlepersonen. 

In vergelijking hadden personen met een vitamine D-spiegel van 43-59 nmol/L 2.5x meer kans om diabetes type I te ontwikkelen. Personen die minder dan 43 nmol/L in het bloed hadden bleken zelfs 3.5x meer risico te lopen. Het voorkomen van een tekort aan vitamine D kan dus bijdragen aan een lagere kans op het ontwikkelen van diabetes type I.

E. D. Gorham, C. F. Garland, A. A. Burgi, S. B. Mohr, K. Zeng, H. Hofflich, J. J. Kim, C. Ricordi. Lower prediagnostic serum 25-hydroxyvitamin D concentration is associated with higher risk of insulin-requiring diabetes: a nested case–control study. Diabetologia December 2012;55(12):3224-3227

Veel meer tekorten aan vitamine D bij gebruikers van prednison

Bij gebruik van corticosteroïden zoals prednison treedt beduidend vaker botontkalking op. Vitamine D is van groot belang om botontkalking te voorkomen. In de literatuur waren tot nu toe echter geen onderzoeken verscheen naar een eventuele relatie tussen het gebruik van prednison en de hoeveelheid vitamine D in het bloed.

In een nieuwe studie is gekeken onder 22.650 deelnemers aan de National Health and Nutrition Examination Survey (NHANES) naar een eventuele relatie tussen de vitamine D-spiegel en het gebruik van corticosteroïden. Van deze proefpersonen hadden 181 mensen in de afgelopen 30 dagen deze medicatie gebruikt. Van deze personen had 11% een vitamine D-spiegel lager dan 25 nmol/liter, wat een ernstig tekort is. Onder de deelnemers die geen corticosteroïden hadden gebruikt was dit 5%. Ook na correctie voor andere factoren die de vitamine D-spiegel kunnen beïnvloeden bleef de kans op een ernstig tekort ruim twee maal groter bij personen die corticosteroïden hadden gebruikt. 

De onderzoekers geven aan dat waakzaamheid geboden is bij personen die dergelijke medicatie gebruiken, en adviseren de vitamine D-spiegel bij gebruik van corticosteroïden altijd te controleren.

Referenties: Amy L. Skversky, Juhi Kumar, Matthew K. Abramowitz, Frederick J. Kaskel, and Michal L. Melamed. Association of Glucocorticoid Use and Low 25-Hydroxyvitamin D Levels: Results from the National Health and Nutrition Examination Survey (NHANES): 2001–2006. J. Clin. Endocrinol. Metab., Sep 2011; 10.1210/jc.2011-1600

Veel tekorten aan vitamine D bij nieuw vastgestelde SLE: duidelijke relatie met ziekteactiviteit

Nadat in eerdere onderzoeken een verband tussen vitamine D en de auto-immuunziekte SLE (systemische lupus erythematodes) werd aangetoond, hebben onderzoekers nu gekeken naar het voorkomen van tekorten aan deze vitamine bij vrouwen met nieuw vastgestelde SLE. Ook keken zij hierbij naar de ziekteactiviteit.

 

Veertig vrouwen waarbij deze aandoening werd vastgesteld (gemiddelde leeftijd 25 jaar) werden onderzocht. De hoeveelheid 25-OH vitamine D werd bepaald in het bloed, waarbij bleek dat tekorten zeer vaak voorkwamen. Bij 12.5% was de vitamine D-spiegel lager dan 31.25 nmol/L, bij 62.5% was deze 31.25 – 62.5 nmol per liter en bij 17.5% was dit 62.5-99 nmol/L. De onderzoekers hanteerden 100 nmol/L als ondergrens voor een adequate vitamine D-spiegel, een waarde die ook in Nederland vaak gebruikt wordt wanneer er sprake is van vitamine D-gerelateerde aandoeningen zoals auto-immuunziekten. 92.5% van de onderzochte vrouwen had dus een tekort aan vitamine D. Hierbij werd gevonden dat een ernstiger tekort aan vitamine D gepaard ging met een hogere ziekteactiviteit (hogere waarden van leverenzymen in het bloed, lagere hemoglobine- en albuminespiegels en meer antilichamen tegen dubbelstrengs DNA). De onderzoekers adviseren om bij iedere diagnose van SLE de hoeveelheid vitamine D te bepalen en tekorten direct te behandelen.

 

ZS Bonakdar, L Jahanshahifar, F Jahanshahifar, and A Gholamrezaei. Vitamin D deficiency and its association with disease activity in new cases of systemic lupus erythematosus. Lupus, June 16, 2011;

 

Hogere vitamine D-spiegels gaan gepaard met beter functioneren van bloedvaten bij gezonde personen

Onderzoek heeft aangetoond dat hogere vitamine D-spiegels gepaard gaan met een lagere kans op hart- en vaatziekten. Het onderliggend mechanisme is echter nog niet opgehelderd. In deze studie is daarom gekeken naar de relatie tussen de hoeveelheid 25-OH-vitamine D in het bloed en de vaatfunctie.

 

Bij 554 proefpersonen werd de hoeveelheid vitamine D in het bloed bepaald, waarna de functie van de bloedvaten werd onderzocht. Hierbij werd gekeken naar de endotheelfunctie, de functie van kleine bloedvaatjes en de elasticiteit van de vaatwanden. Hierbij bleek dat hogere vitamine D-spiegels, ook na correctie voor andere bekende risicofactoren van hart- en vaatziekten, gepaard gingen met een betere functie van het endotheel en de kleine bloedvaatjes. Ook was er sprake van meer elasticiteit in de wand van de slagaderen. Bovendien bleek dat toediening van extra vitamine D aan personen met een tekort leidde tot een verbetering van de vaatfunctie en een daling van de gemiddelde bloeddruk.

 

Ibhar Al Mheid, Riyaz Patel, Jonathan Murrow, Alanna Morris, Ayaz Rahman, Lucy Fike, Nino Kavtaradze, Irina Uphoff, Craig Hooper, Vin Tangpricha, R. Wayne Alexander, Kenneth Brigham, and Arshed A. Quyyumi. Vitamin D Status Is Associated With Arterial Stiffness and Vascular Dysfunction in Healthy Humans. J. Am. Coll. Cardiol. 2011;  58(2): p. 186-192

Lagere vitamine D-spiegel in het bloed gaat gepaard met een slechtere prognose bij hartfalen

Eerdere onderzoeken hebben een verband gesuggereerd tussen de vitamine D-status en hartfalen. Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen hebben nu gekeken naar de vitamine D-spiegels bij personen met hartfalen en de kans op ziekenhuisopname en overlijden. Ook werd gekeken naar de activiteit van het renine-angiotensine-systeem (RAS) en markers voor ontstekingsactiviteit.

 

In deze studie werden 548 personen met hartfalen (gemiddelde ejectiefractie 30%) gedurende gemiddeld 18 maanden gevolgd. Naast de hoeveelheid 25-OH-vitamine D werd eveneens gekeken naar de plasma renine activiteit (maat voor activatie van RAS), interleukine 6 en C-reactive protein (CRP) als markers voor ontstekingsactiviteit en pro-BNP, een marker voor hartfalen. Lagere vitamine D-spiegels werden aangetroffen bij vrouwen, personen op hogere leeftijd en bij personen met hogere pro-BNP spiegels en gingen gepaard met een hogere PRA en hogere CRP-waarden. Er was bovendien een duidelijke relatie tussen de hoeveelheid vitamine D en de kans op ziekenhuisopname of overlijden. De kans op overlijden of ziekenhuisopname gecombineerd was 9% hoger voor iedere 10 nmol/L lagere vitamine D spiegel: de kans op overlijden (ongeacht de oorzaak) was 10% hoger voor iedere 10 nmol/L lagere waarde. De onderzoekers stellen dat de hogere ontstekingsactiviteit en de activatie van het RAS hierbij een belangrijke rol spelen. 

 

Licette C.Y. Liu, Adriaan A. Voors, Dirk J. van Veldhuisen, Eveline van der Veer, Anne M. Belonje, Mariusz K. Szymanski, Herman H.W. Sillje, Wiek H. van Gilst, Tiny Jaarsma, and Rudolf A. de Boer. Vitamin D status and outcomes in heart failure patients. Eur J Heart Fail. 2011;  13(6): p. 619-625

Tekort aan vitamine D bij de geboorte leidt tot veel hogere kans op infectie met het RS-virus

Het respiratoir syncytiëel virus of RS-virus is de meest voorkomende veroorzaker van infecties van de onderste luchtwegen bij zuigelingen en peuters en is een van de belangrijkste redenen voor ziekenhuisopnames in deze leeftijdsgroep. In de afgelopen jaren zijn belangrijke functies van vitamine D in het immuunsysteem ontdekt, onder andere in de strijd tegen infecties. In eerdere studies waren aanwijzingen gevonden dat vitamine D zou kunnen beschermen tegen infecties met het RS-virus.

 

Om na te gaan of er een verband bestaat tussen de hoeveelheid vitamine D in het bloed van de pasgeborene (gemeten in bloed uit de navelstreng) en de kans op een RSV-infectie in het eerste levensjaar onderzochten wetenschappers van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht 156 kinderen.

 

Bij 27% van de pasgeborenen werd een tekort aan vitamine D gevonden (< 50 nmol/L), bij 27% was deze waarde onvoldoende (50-74 nmol/L) en slechts 46% had voldoende vitamine D in het bloed (>= 75 nmol/L). Kinderen waarvan de moeder tijdens de zwangerschap extra vitamine D had geslikt hadden duidelijk meer vitamine D in het bloed. Van de onderzochte zuigelingen trad bij 18% een RSV-infectie op. De kans op een dergelijke infectie was bij kinderen die geboren waren met minder dan 50 nmol/L vitamine D in het bloed, zes maal hoger dan bij kinderen met voldoende vitamine D. De onderzoekers stellen dat suppletie met vitamine D een goede strategie is om de kans op een RSV-infectie bij kinderen te verkleinen.

 

Mirjam E. Belderbos, Michiel L. Houben, Berry Wilbrink, Eef Lentjes, Eltje M. Bloemen, Jan L. L. Kimpen, Maroeska Rovers, and Louis Bont. Cord Blood Vitamin D Deficiency is Associated With Respiratory Syncytial Virus Bronchiolitis. Pediatrics. published 9 May 2011, 10.1542/peds.2010-3054

 

Ernstige vitamine D-tekorten gevonden bij Afro-Amerikaanse jongeren met astma

De rol van vitamine D bij tal van ontstekingsgerelateerde aandoeningen wordt steeds duidelijker. Ook bij astma is een duidelijke invloed van vitamine D in de literatuur beschreven. Een donkere huidskleur is een risicofactor voor het optreden van een tekort aan vitamine D. Om na te gaan of een verschil in de hoeveelheid vitamine D in het bloed bestaat bij Afro-Amerikaanse jongeren met en zonder astma is gekeken naar een groep van deze jongeren in de leeftijd van 6 tot 20 jaar met en zonder astma. Hierbij bleek dat 86% van de jongeren met astma een insufficiënte serumspiegel hadden (<75 nmol/L), tegen 19% in de gezonde controlegroep. Ernstige tekorten (<50 nmol/L) kwamen voor bij 54% van de jongeren met astma: bij gezonde leeftijdgenoten werd dit slechts bij 5% aangetroffen.

 

Op basis van deze gegevens adviseren de onderzoekers om bij Afro-Amerikaanse jongeren, en zeker bij jongeren met astma, standaard de hoeveelheid vitamine D te bepalen om problemen te helpen voorkomen.

 

RJ Freishtat, SF Iqbal, DK Pillai, CJ Klein, LM Ryan, AS Benton, and SJ Teach. High prevalence of vitamin D deficiency among inner-city African American youth with asthma in Washington DC. J Pediatr, June 1, 2010; 156(6): 948-52

 

Gestoorde opname van vitamine D na maagverkleining

Bij ernstig overgewicht kan een operatie waarbij de maag wordt verkleind een uitkomst bieden. Bij een dergelijke ingreep wordt een groot deel van de maag weggenomen en direct aangesloten op de dunne darm. Na een dergelijke ingreep kan door de veranderde spijsvertering snel een tekort aan vitamine B12 ontstaan: hierover is in de literatuur uitgebreid gepubliceerd. In deze studie is gekeken naar de effecten van deze behandeling op de opname van vitamine D.

Hiertoe kregen 14 vrouwen met ernstig overgewicht voor de operatie en op dag 1, 2, 3 en 14 na de operatie 50.000 IU vitamine D, waarna de concentratie in het bloed werd bepaald. Hierbij bleek dat de maximale concentratie in het bloed 14 dagen na de ingreep ruim een kwart lager was dan voor de operatie, waarbij bij sommige personen nog veel lagere waarden werden gevonden. Bovendien merkten de onderzoekers op dat er sterke aanwijzingen zijn dat de opname op langere termijn nog verder afneemt.

Bij personen met overgewicht wordt (nog) vaker dan gemiddeld een tekort aan vitamine D gevonden. Door bewegingsbeperking kan de zonblootstelling in deze groep bovendien ernstig beperkt zijn, waardoor nog eerder tekorten optreden. Omdat suppletie in dergelijke situaties de enige wijze kan zijn om een tekort san vitamine D op te heffen of te voorkomen is het van groot belang om rekening te houden met deze verminderde opname. Controle van de hoeveelheid vitamine D in het bloed en aanpassing van de dosering waar nodig is in deze groep daarom van groot belang.

Edo Aarts, Lenneke van Groningen, Ronald Horst, Darryl Telting, Adriaan van Sorge, Ignace Janssen, and Hans de Boer. Vitamin D Absorption: Consequences of Gastric Bypass Surgery. Eur. J. Endocrinol. published 21 February 2011, 10.1530/EJE-10-1126

Hoge dosering vitamine D veilig en effectief bij ouderen

De wetenschappelijke belangstelling voor vitamine D is enorm. Hogere inname adviezen zijn, of worden, op dit moment vastgesteld. Internationaal wordt een inname van 50 µg (2000 IU) vitamine D-3 per dag als veilig gezien. In deze studie kregen 45 ouderen in een verpleeghuis gedurende een jaar dagelijks 5000 IU (125 µg) vitamine D3 in een speciaal gebakken broodje, waarin tevens 320 mg calcium was verwerkt. Deze groep ouderen krijgt weinig tot geen blootstelling aan direct zonlicht, wat een tekort aan vitamine D zeer waarschijnlijk maakt. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een serumspiegel van >75 nmol/liter bij ouderen de kans op een botbreuk verlaagt.

Aan het begin van de studie was de gemiddelde serumspiegel van vitamine D (als 25-OH-vitamine D) gemiddeld 28.5 ± 10.8 nmol/liter. Na 12 maanden was dit gestegen tot 125.6 ± 38.8 nmol/liter. 92% van de proefpersonen had een serumspiegel van meer dan 74 nmol/liter. De spiegel van het bijschildklierhormoon daalde. Er werd geen stijging van de calciumspiegel in het bloed gevonden en er traden geen gevallen van een te hoge calciumspiegel (hypercalciaemie) op. De uitscheiding van calcium met de urine steeg. Na 12 maanden bleek de botdichtheid in de lumbale wervelkolom en de heup significant toegenomen te zijn.

In deze groep van personen die blootstelling aan direct zonlicht helaas ontberen is toediening van een hogere dosis vitamine D dan gebruikelijk daarmee niet alleen veilig, maar ook effectief in het verbeteren van de botdichtheid. Deze hoge doseringen zijn noodzakelijk om in deze populatie de gewenste serumspiegel van vitamine D te bereiken.

Veronica Mocanu, Paul A Stitt, Anca Roxana Costan, Otilia Voroniuc, Eusebie Zbranca, Veronica Luca and Reinhold Vieth. Long-term effects of giving nursing home residents bread fortified with 125 µg (5000 IU) vitamin D3  per daily serving. Am J Clin Nutr (February 25, 2009)

Optimale bloedspiegel van vitamine D: hogere concentraties nodig voor een optimaal effect

Nieuwe inzichten over het belang van vitamine D voor de gezondheid hebben in de afgelopen jaren geleid tot een stroom van publicaties over deze stof. In onderzoeken wordt meestal gekeken naar de hoeveelheid 25-OH-vitamine D in het plasma. De actieve vorm van vitamine D, 1,25-dihydroxy-vitamine D, wordt door vele weefsels uit 25-OH-vitamine D gevormd.

In deze studie is gekeken naar de relatie tussen de hoeveelheid 25-OH-vitamine D en het actieve 1,25-dihydroxy-vitamine D in het plasma bij 315 gezonde postmenopausale vrouwen. Hierbij bleek dat bij proefpersonen met een 25-OH-vitamine D spiegel van minder dan 25 nmol/L (aangeduid als een mild tekort) duidelijk minder van het actieve 1,25-dihydroxy-vitamine D in het bloed hadden dan vrouwen met een concentratie 25-OH-vitamine D > 80 nmol/L.

Dit duidt er op dat voor een optimale vorming van actief 1,25-dihydroxy-vitamine D een hogere bloedspiegel van 25-OH-vitamine D noodzakelijker is dan tot nu toe gedacht, en dat een ondergrens van 80 nmol/L aangehouden kan worden.

Referenties: Lars Rejnmark, Peter Vestergaard, Lene Heickendorff, and Leif Mosekilde. Plasma 1,25(OH)2D levels decrease in postmenopausal women with hypovitaminosis D. Eur. J. Endocrinol., Apr 2008; 158: 571 – 576

Tekorten aan foliumzuur en vitamine B12 bij ouderen met depressie

Gelukkig komt er steeds meer aandacht voor de rol die foliumzuur en vitamine B12 spelen bij depressiviteit. In deze studie uit Korea werd bij 732 personen van 65 jaar en ouder gekeken naar de relatie depressiviteit en de hoeveelheid foliumzuur en vitamine B12 in het bloed.

De 631 ouderen zonder depressiviteit werden vervolgens gedurende twee tot drie jaar gevolgd. Hierbij werd gevonden dat personen met een lage hoeveelheid foliumzuur en/of vitamine B12 in het bloed, evenals de personen met een verhoogd homocysteïnegehalte, een grotere kans hadden om gedurende het onderzoek depressieve klachten te ontwikkelen. Bij personen die een depressie ontwikkelden was bovendien vaak sprake van een afname van vitamine B12 en een stijging van het homocysteïnegehalte in het bloed gedurende het onderzoek.

Een lage foliumzuur- en/of B12-spiegel in het bloed en een verhoogd homocysteïne-gehalte zijn volgens dit onderzoek risicofactoren voor het optreden van depressiviteit bij ouderen.

Referenties: Jae-Min Kim, Robert Stewart, Sung-Wan Kim, Su-Jin Yang, Il-Seon Shin, Jin-Sang Yoon. Predictive value of folate, vitamin B12 and homocysteine levels in late-life depression. The British Journal of Psychiatry. 2008; 192(4): p. 268-274

Invloed van vitamine K en vitamine D op indicatoren voor ontstekingsreacties in het lichaam

Reeds langer is uit in vitro onderzoeken bekend dat vitamine K en vitamine D invloed hebben op ontstekingsreacties. Om na te gaan of dit effect ook bij mensen aantoonbaar is, werd bij 1391 deelnemers aan de Framingham offspring study gekeken naar de bloedspiegel en de inname van vitamine K en de bloedspiegel van vitamine D (als 25-OH-vitamine D), alsmede naar biochemische indicatoren voor ontstekingsreacties. Een hogere inname en bloedspiegel van vitamine K bleek gepaard te gaan met een lagere concentratie van diverse biomarkers voor ontsteking. Ondergecarboxyleerd osteocalcine (een maat voor een lage vitamine K-status) bleek gepaard te gaan met een hogere concentratie van C-reactive protein, een maat voor ontstekingsactiviteit.

Hoewel geen constante relatie tussen ontstekingsfactoren en vitamine D werd gevonden bleek een lage vitamine D-spiegel wel gepaard te gaan met een hogere concentratie isoprostanen in de urine, een teken van een grotere belasting aan vrije radicalen. Met name de duidelijke rol van vitamine K bij ontstekingen verdient volgens de onderzoekers verdere aandacht.

Referenties: M. Kyla Shea, Sarah L. Booth, Joseph M. Massaro, Paul F. Jacques, Ralph B. D'Agostino, Sr, Bess Dawson-Hughes, Jose M. Ordovas, Christopher J. O'Donnell, Sekar Kathiresan, John F. Keaney, Jr, Ramachandran S. Vasan, and Emelia J. Benjamin. Vitamin K and Vitamin D Status: Associations with Inflammatory Markers in the Framingham Offspring Study. Am. J. Epidemiol. published 15 November 2007

Vitamine D2 (ergocalciferol) en D3 (cholecalciferol) worden algemeen gezien als gelijkwaardig in effect voor de mens. Enkele studies wijzen op een groter effect van vitamine D3, maar deze studies betroffen een kortere termijn. In dit onderzoek is gekeken

Recente studies hebben een effect aangetoond van vitamine D op de aanmaak van renine, één van de stoffen die verantwoordelijk is voor de regulatie van de bloeddruk in het lichaam. Wanneer muizen bekeken worden die de vitamine D receptor missen (en daarmee de effecten van vitamine D in het lichaam ontberen) wordt een hogere activiteit van het renine-angiotensine-systeem gevonden. Als gevolg hiervan wordt bij deze muizen een vergroting van de hartspier gevonden, die ontstaat door overbelasting van het hart. Onderzoek van het hartweefsel toonde ook aan dat in de hartspier zelf de hoeveelheid renine aanzienlijk hoger was dan bij normale muizen. Naast de invloed van vitamine D op de calciumstofwisseling en het immuunsysteem is hiermee een derde belangrijke functie van deze vitamine duidelijk geworden. Andere studies hebben aangetoond dat een tekort aan vitamine D, met name bij ouderen, niet bepaald zeldzaam is: de Nederlandse overheid adviseert deze groep zelfs standaard extra vitamine D in te nemen. In het licht van deze belangrijke functie in de regulatie van de bloeddruk krijgt dit advies extra waarde. Wei Xiang, Juan Kong, Songcang Chen, Li-Ping Cao, Guilin Qiao, Wei Zheng, Wenhua Liu, Xinmin Li, David G. Gardner, and Yan Chun Li. Cardiac Hypertrophy in Vitamin D Receptor Knockout Mice: Role of the Systemic and Cardiac Renin-Angiotensin Systems. AJP: Endo published 14 September 2004, 10.1152/ajpendo.00224.2004

De steeds verder toenemende aandacht voor vitamine D wordt duidelijk uit het grote aantal studies dat op dit moment rond deze stof verschijnt. In deze studie is gekeken naar de relatie tussen tandvleesontsteking (gingivitis) en de hoeveelheid vitamine D i

Vitamine D2 (ergocalciferol) en D3 (cholecalciferol) worden algemeen gezien als gelijkwaardig in effect voor de mens. Enkele studies wijzen op een groter effect van vitamine D3, maar deze studies betroffen een kortere termijn. In dit onderzoek is gekeken naar de waarden van vitamine d in het bloed bij vrouwen van 65 tot 77 jaar, die op eigen initiatief vitaminen gebruikten. In deze vitaminen was vitamine D als D2 of D3 aanwezig. Gedurende de winter en de zomer werd de hoeveelheid vitamine D in het bloed bepaald bij alle deelneemsters aan dit onderzoek. In de zomer werd er geen verschil gevonden tussen de vrouwen die geen vitamine D, D2 of D3 gebruikten. In de zomer is het lichaam in staat meer vitamine D aan te maken door de hogere blootstelling van de huid aan zonlicht. In de winter echter was de hoeveelheid vitamine d in het bloed het hoogst in de D2-gebruiksters, minder hoog in de D3-groep en het laagst in niet-supplementgebruiksters. Een tekort aan vitamine d kwam bijna 4x zo vaak voor bij de vrouwen die geen vitamine D-supplement slikten. De onderzoekers concludeerden dat vitamine D2 en D3 gelijkwaardig waren in hun vermogen om de bloedspiegel van vitamine D te laten stijgen. PB Rapuri, JC Gallagher, and G Haynatzki. Effect of vitamins D2 and D3 supplement use on serum 25OHD concentration in elderly women in summer and winter. Calcif Tissue Int, Feb 2004; 74(2): 150-6

Vitamine D en ontstekingsreacties: ook een invloed op de kans op tandvleesontsteking gevonden

De steeds verder toenemende aandacht voor vitamine D wordt duidelijk uit het grote aantal studies dat op dit moment rond deze stof verschijnt. In deze studie is gekeken naar de relatie tussen tandvleesontsteking (gingivitis) en de hoeveelheid vitamine D in het bloed. Hieruit bleek dat de mensen met de hoogste hoeveelheid vitamine D in het bloed 20% minder kans hadden op tandvleesontsteking t.o.v. de mensen die de laagste serumspiegel van deze vitamine hadden. Thomas Dietrich, Martha Nunn, Bess Dawson-Hughes, and Heike A. Bischoff-Ferrari. Association between serum concentrations of 25-hydroxyvitamin D and gingival inflammation. Am. J. Clin. Nutr. 2005; 82(3): p. 575-580

Vitamine D en intracellulaire infecties als tuberculose: speelt een tekort een rol bij gevoeligheid voor infectie?

Het evolutionair gezien oudste deel van het immuunsysteem, het zogenaamde aspecifieke immuunsysteem, speelt een belangrijke rol bij infecties waarbij de veroorzaker zich “verschuilt” in andere cellen. Een bekend voorbeeld van een dergelijke infectie is tuberculose. Bij de reactie van het immuunsysteem tegen dergelijke micro-organismen leidt activatie van de zogenaamde Toll-like receptors (TLR’s) tot een directe antibacteriële activiteit. Bij mensen blijkt deze activatie van TLR te leiden tot een verhoogde expressie van vitamine D-receptoren en van het enzym vitamine D-1-hydroxylase, dat 25-OH-vitamine D omzet in de actieve vorm 1,25-diOH-vitamine D. Deze activatie leidt (klaarblijkelijk onder invloed van vitamine D) tot de productie van cathelicidine, een antimicrobieel eiwit dat helpt om de infectie te bestrijden. In het bloed van negroïde Amerikanen, een groep waarvan bekend is dat zij gevoeliger zijn voor tuberculose-infecties, werd een lage hoeveelheid vitamine D gevonden. daarnaast bleek het immuunsysteem minder goed in staat om de productie van cathelicidine op gang te brengen. De onderzoekers stellen dat er een verband bestaat tussen TLR’s en vitamine D, en suggereren dat variaties in de concentratie en vorming van vitamine D een rol kunnen spelen bij de gevoeligheid voor intracellulaire infecties als tuberculose.
Philip T. Liu, Steffen Stenger, Huiying Li, Linda Wenzel, Belinda H. Tan, Stephan R. Krutzik, Maria Teresa Ochoa, Jurgen Schauber, Kent Wu, Christoph Meinken, Diane L. Kamen, Manfred Wagner, Robert Bals, Andreas Steinmeyer, Ulrich Zugel, Richard L. Gallo, David Eisenberg, Martin Hewison, Bruce W. Hollis, John S. Adams, Barry R. Bloom, and Robert L. Modlin. Toll-Like Receptor Triggering of a Vitamin D-Mediated Human Antimicrobial Response. Science. 2006; 311(5768): p. 1770-1773

Vitamine D en de vitamine D receptor zijn essentieel voor het herstel van het slijmvlies van de dikke darm na beschadiging

Al eerder was ontdekt dat vitamine D de ontwikkeling van darmontsteking bij muizen die het gen voor IL-10 misten kon voorkomen. Om het belang van vitamine D verder na te gaan werd gekeken naar de effecten van afwezigheid van de vitamine D-receptor in muizen. Deze dieren bleken buitengewoon gevoelig voor het ontstaan van darmontstekingen. T

oediening van een chemische stof die ontsteking opwekte leidde bij een lage dosering al tot soms fatale darmontstekingen, waar gezonde muizen slechts geringe klachten hadden. Bovendien trad geen spontane genezing van de ontsteking op bij muizen zonder VDR-receptor, waar de normale muizen binnen 5 dagen begonnen te herstellen. Toediening van de actieve vorm van vitamine D aan normale muizen gaf bovendien vermindering van de opgewekte ontstekingsreactie. Deze studie toont aan dat vitamine D noodzakelijk is om de reactie van het immuunsysteem op beschadiging van de darm te reguleren en herstel mogelijk te maken.

Monica Froicu and Margherita T Cantorna. Vitamin D and the vitamin D receptor are critical

Vitamine D bij multiple sclerose: zeer hoge doseringen veilig

Vitamine D kan door zijn invloed op het immuunsysteem een remmende invloed hebben op ontstekingsreacties bij bepaalde auto-immuunziekten zoals o.a. multiple sclerose (MS). Hierbij kan het noodzakelijk zijn om hoge doseringen vitamine D3 te gebruiken. De veiligheid hiervan, met name het gevaar van een te hoog calciumgehalte in het bloed, is ondanks eerdere studies echter nog niet geheel duidelijk. In dit onderzoek kregen 12 personen met actieve MS gedurende 28 weken dagelijks 1200 mg calcium, samen met een oplopende dosering vitamine D. De eerste twee weken werd alleen calcium gegeven. Vervolgens werd gedurende twee weken 1 maal per week een dosis van 700 microgram vitamine D (overeenkomend met een dosering van 100 ug = 4000 IU per dag) gebruikt, om een overgevoeligheid voor vitamine D uit te sluiten. Vervolgens werd gedurende steeds 6 weken een oplopende dosering van 1400, 2800, 5600 en 7000 ug/week (overeenkomend met 8000, 16000, 32000 en 40000 IU per dag) vitamine D gebruikt. Aan het begin van de studie was de gemiddelde vitamine D-spiegel 78 ± 35 nmol/L, en steeg tot een gemiddelde van 386 ± 157 nmol/L. De calciumconcentratie in het serum steeg niet, evenmin als de uitscheiding van calcium met de urine. De enige verandering die (in slechts een van de twee statistische berekeningen) significant bleek was een daling van het parathyreoidhormoon (wat overigens kan betekenen dat bij een aantal personen een relatief tekort aan vitamine D is opgeheven-red.). Gedurende het onderzoek trad er geen verbetering van de klachten of het beloop van de aandoening op. Opvallend was echter dat het aantal actieve laesies per patiënt op een gadolinium-MRI scan daalde van 1.75 aan het begin van de studie tot 0.83 aan het eind. De onderzoekers concludeerden dat gebruik van vitamine D in veel hogere doseringen dan tot nu toe gedacht werd, veilig is bij MS. Dit legt de weg open voor verdere studies naar de effecten van hoge doseringen van vitamine D bij MS.

Samantha M Kimball, Melanie R Ursell, Paul O'Connor, and Reinhold Vieth. Safety of vitamin D3 in adults with multiple sclerosis. Am. J. Clinical Nutrition. 2007; 86(3): p. 645-651

Verlies van botmassa tijdens verblijf op een intensive care-afdeling en vitamine D

Wanneer iemand langdurig in een kritieke gezondheidstoestand wordt verpleegd op een intensive care-afdeling treedt een sterk verlies van botmassa op. Eerdere studies hebben gewezen op een te laag gehalte aan vitamine D als belangrijke factor bij het optreden hiervan. Om de effecten van vitamine D in de praktijk te onderzoeken werden 22 patiënten gevolgd bij een langduriger opname op een intensive care-afdeling. Diverse waarden in het bloed werden bepaald op het moment van opname: markers voor vitamine D, ontstekingsactiviteit in het lichaam, botafbraak en de hoeveelheid calcium. Vervolgens kregen de patiënten dagelijks een lage (200 IU) of hoge (500 IU) dosering vitamine D toegediend, om na te kunnen gaan of dit voldoende was om de negatieve gevolgen voor de botmassa te beperken. Er werd alleen bij de hoge dosis vitamine D een zeer beperkt effect gevonden op de markers voor botafbraak. De hoeveelheid van de actieve vorm van vitamine D in het bloed (1,25-dihydroxycalciferol) steeg echter ook in de groep die de hoogste dosering vitamine D kreeg toegediend niet. Naarmate de opname langer duurde bleef de botafbraak stijgen (tot wel 15 maal hoger dan normaal). De onderzoekers concludeerden dat er bij deze patiëntengroep niet alleen een functioneel tekort aan vitamine D bestaat, maar dat de huidige aanbevelingen voor suppletie absoluut onvoldoende zijn om botafbraak bij zeer ernstig zieke patiënten te verminderen. Greet Van den Berghe, David Van Roosbroeck, Philippe Vanhove, Pieter J. Wouters, Lutgart De Pourcq and Roger Bouillon. Bone Turnover in Prolonged Critical Illness: Effect of Vitamin D. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism Vol. 88, No. 10 4623-4632

Transporteiwit van vitamine D heeft een sterk stimulerend effect op ontstekingsreacties: 1,25-dihydroxy-vitamine D remt dit effect volledig

Het transporteiwit van vitamine D in het bloed (Vitamin D binding protein, DBP) is een multifunctioneel plasmaeiwit dat eveneens G-actine kan binden en transporteren. Daarnaast versterkt het de chemotactische werking van C5a, de geactiveerde vorm van complementfactor 5.
Chemotaxis is het proces waarbij verschillende ontstekingsfactoren de toevoer van ontstekingscellen naar een bepaald gebied bevorderen. Dit ontstekingsbevorderende effect was onafhankelijk van het feit of DBP was verzadigd met vitamine D (als 25-hydroxy-vitamine D) en/of G-actine.
De actieve vorm van vitamine D, 1,25-dihydroxy-vitamine D, bleek echter in staat te zijn om dit stimulerende effect op te heffen wanneer deze vorm van vitamine D aan DBP gebonden was. Dit is één van de ontstekingremmende effecten van vitamine D die nog niet eerder zijn beschreven.
AB Shah, SJ Dimartino, G Trujillo, and RR Kew. Selective inhibition of the C5a chemotactic cofactor function of the Vitamin D binding protein by 1,25(OH)(2) Vitamin D(3). Mol Immunol, Mar 2006; 43(8): 1109-15

Tekorten aan vitamine D gevonden bij groot deel van pubers in de VS

Een gebrek aan vitamine D is in diverse delen van de wereld beschreven bij ouderen en volwassenen. Gegevens over het voorkomen van tekorten bij overigens gezonde tieners ontbraken tot nu toe echter. Een onderzoek onder Amerikaanse tieners leerde dat bijna een kwart van hen (24,1 %) een vitamine D-tekort heeft, waarvan bij 4,6 % sprake was van een ernstig tekort. Onder kinderen met een donkere huidkleur en in de winter werden de meeste tekorten aangetroffen, maar ook op andere momenten en onder mensen met een lichte huidskleur kwamen tekorten duidelijk vaker voor dan tot nu toe werd aangenomen. Catherine M. Gordon, Kerrin C. DePeter, Henry A. Feldman, Estherann Grace, and S. Jean Emans. Prevalence of Vitamin D Deficiency Among Healthy Adolescents. Arch Pediatr Adolesc Med 2004 158(6): p. 531-537

Tekort aan vitamine D gevonden bij overgrote deel van reumapatiënten

In verband met de toenemende aandacht voor de rol van vitamine D bij het onderdrukken van ontstekingsreacties hebben artsen gekeken naar de hoeveelheid vitamine D in het bloed van 55 patiënten die een bezoek brachten aan een polikliniek voor reumatologie in Nieuw Zeeland. Hierbij werd gevonden dat 78% van hen een tekort aan vitamine D had (ondergrens 50 nanomol/liter): bij 22 % bleek een ernstig tekort (minder dan 25 nanomol per liter) aan deze vitamine te bestaan. Opvallend is dat dit onderzoek aan het begin van de winter is uitgevoerd. Vitamine D wordt aangemaakt onder invloed van zonlicht, en de voorraden in het lichaam zijn het grootst na de zomer en het laagst aan het einde van de winter. Het is daarom waarschijnlijk dat aan het eind van de winter de tekorten nog ernstiger zijn. De onderzoekers geven aan dat de gevonden tekorten een negatief effect zullen hebben op de ontstekingsreacties bij reuma. G Chiu. Vitamin D deficiency among patients attending a central New Zealand rheumatology outpatient clinic. N Z Med J, November 11, 2005; 118(1225): U1727

Suppletie met vitamine D verbetert het cytokinenprofiel bij personen met hartfalen

De rol van vitamine D bij tal van ontstekingsreacties staat sterk in de belangstelling. Eén van de aandoeningen waarbij pro-inflammatoire cytokines een rol spelen is hartfalen (decompensatio cordis). In dit onderzoek kregen personen met hartfalen dagelijks 50 ug vitamine D (2000 IU) plus 500 mg. calcium of een placebo plus 500 mg calcium. Aan het begin van de studie en na 9 maanden werd gekeken naar de cytokinen in het bloed. Deelnemers werden in totaal 15 maanden gevolgd om de overleving in beide groepen te bestuderen. Hierbij bleek dat suppletie met vitamine D een aantal duidelijke effecten had. Het ontstekingremmende cytokine interleukine 10 steeg in de vitamine D-groep. De hoeveelheid tumour necrosis factor alfa (TNF-alfa), een pro-inflammatoir cytokine, steeg in de placebogroep, maar bleef gelijk in de vitamine D-groep. Er werd geen verschil in overleving gevonden tussen beide groepen. De onderzoekers concludeerden dat vitamine D-suppletie in staat is om de pro-inflammatoire toestand bij hartfalen te verminderen.
Stefanie S Schleithoff, Armin Zittermann, Gero Tenderich, Heiner K Berthold, Peter Stehle, and Reiner Koerfer. Vitamin D supplementation improves cytokine profiles in patients with congestive heart failure: a double-blind, randomized, placebo-controlled trial. Am. J. Clin. Nutr. 2006; 83(4): p. 754-759

Review: Grote tekorten aan vitamine D

Vitamine D staat in het afgelopen jaar in het middelpunt van de belangstelling. Meerdere onderzoeken hebben niet alleen nieuwe functies van deze vitamine (o.a. in het immuunsysteem) aan het licht gebracht, maar hebben tevens aangetoond dat tekorten veel vaker voorkomen dan tot nu toe werd aangenomen. In dit artikel is gekeken naar de resultaten van studies die tussen 1994 en april 2004 zijn gepubliceerd. Vervolgens werd in diverse groepen personen gekeken naar de hoeveelheid 25(OH)-vitamine D in het bloed. Bij mensen waarbij reeds botontkalking was vastgesteld varieerde het aantal personen met een tekort aan vitamine D van 12,5 tot 76% (hierbij moet aangetekend worden dat de gehanteerde grens voor een tekort (minder dan 12 ng/ml) erg laag is: wetenschappers gaan er nu van uit dat 30 ng/ml een ondergrens is voor een optimale vitamine D-status). Personen die een botbreuk hebben gehad vertoonden in 50-70% van de gevallen een tekort wanneer de ondergrens op 15 ng/ml werd gesteld. Bij vrouwen na de overgang werd bij 1,6% een tekort gevonden bij zelfstandig wonende vrouwen, terwijl vrouwen die in een verpleegtehuis of andere instelling verbleven in maar liefst 60% van de gevallen een hoeveelheid vitamine D in het bloed hadden die lager was dan 20 ng/ml. Vrouwen die minder aan direct zonlicht werden blootgesteld, weinig vitamine D innamen of in een verpleegtehuis verbleven hadden de meeste tekorten. S. Gaugris, R.P. Heaney, S. Boonen, H. Kurth, J.D. Bentkover, and S.S. Sen. Vitamin D inadequacy among post-menopausal women: a systematic review. QJM. 2005; 98(9): p. 667-676

Positieve effecten van vitamine D en vitamine K op de wanden van bloedvaten bij vrouwen na de overgang

Het eiwit MGP (matrix GLA protein) remt de verkalking van vaatwanden. De vorming van dit eiwit is afhankelijk van vitamine D. Vitamine K is noodzakelijk voor de productie van bepaalde onderdelen van MGP. 181 postmenopausale vrouwen gebruikten voor dit onderzoek een placebo, een preparaat met mineralen en vitamine D of dit zelfde preparaat aangevuld met vitamine K. Na drie jaar konden bij 108 vrouwen de resultaten worden vastgesteld. Hierbij bleek dat bij de vrouwen die zowel vitamine D als vitamine K hadden gebruikt de elasticiteit van de wand van de halsslagader onveranderd was gebleven: in de andere groepen was deze juist afgenomen. De groep die alleen de mineralen met vitamine D had genomen had, evenals de placebogroep, geen positieve effecten ervaren. De onderzoekers concludeerden dat inname van een supplement met vitamine K1 en vitamine D positieve effecten had op de vaatwand. NB: mensen die antistollingsmiddelen gebruiken uit de groep van de coumarinederivaten (Sintrom, marcoumar) mogen geen extra vitamine K innemen!

Nieuw licht op effect van vitamine D op ontstekingsreacties: remming van nuclear factor kappa bèta via I kappa B alpha

In een recente publicatie van deze onderzoeksgroep is reeds beschreven hoe vitamine D in staat is om de productie van TNF-alfa (een sterk ontstekingsbevorderende stof) door het lichaam te verminderen. In dit vervolgonderzoek is gekeken naar de wijze waarop vitamine D dit effect uitoefent.

Gekweekte macrofagen werden blootgesteld aan 1,25-dihydroxy-vitamine D of een synthetische analoog (1,24-dihydroxy-vitamine D), en vervolgens geactiveerd met lipopolysaccharide. Hierop werd de activiteit van nuclear factor kappa bèta (een belangrijke activator van TNF-alfa) gemeten, evenals de hoeveelheid mRNA en eiwit van NF B-p65 en I B , een sterke remmer van NF B.

Beide vormen van vitamine D reduceerden de hoeveelheid TNF-alfa met 60%. Ook de activiteit van nuclear factor kappa bèta nam sterk af. Tegelijkertijd steeg de hoeveelheid I B (zowel mRNA als eiwit) sterk, omdat vitamine d de halfwaardetijd van deze stof in het bloed verlengde van 110 tot 190 minuten. Ook werd de fosforylering (inactivatie) van I B geremd. Vitamine D blijkt de activiteit van nuclear factor kappa bèta dus te reduceren via I B .
Omdat nuclear factor kappa bèta een belangrijke transcriptiefactor voor ontstekingsmediatoren is werpt dit onderzoek meer licht op de activiteit van vitamine D bij de regulatie van ontstekingsreacties.
Merav Cohen-Lahav, Shraga Shany, David Tobvin, Cidio Chaimovitz, and Amos Douvdevani. Vitamin D decreases NF-kB activity by increasing I-kappa B-alpha levels. Nephrol. Dial. Transplant., Feb 2006; 10.1093/ndt/gfi254

Mogelijke nieuwe verklaring voor de effecten van vitamine D bij auto-immuunziekten

Recente onderzoeken wijzen op een belangrijke functie van vitamine D in het immuunsysteem. Steeds meer aanwijzingen worden gevonden voor een rol van deze vitamine bij het verminderen of voorkomen van ongewenste reacties van het immuunsysteem. Zo is recent aangetoond dat een hogere inname van vitamine D de kans op het ontstaan van de auto-immuunziekte multiple sclerose sterk verminderde. Hoe deze vitamine zo’n sterke invloed kan hebben is echter nog grotendeels onbekend. Bij onderzoek naar MS wordt vaak gebruik gemaakt van muizen, die een opgewekte ontstekingsreactie in het immuunsysteem hebben die sterk overeenkomt met de beschadiging bij MS. Bij deze muizen werd enkele uren na toediening van vitamine D3 als 1,25 dihydroxy-vitamine D of een placebo gekeken naar de genen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie. De ontstekingsverschijnselen waren in beide groepen gelijk. De muizen die een placebo hadden gekregen toonden een verhoogde activiteit van genen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie, terwijl de groep die vitamine D gekregen had een normale activiteit van deze genen vertoonde. Genen die de betrokken immuuncellen laten afsterven (om zo de ontstekingsreactie te verminderen) waren echter juist actiever, en ook andere tests lieten zien dat er een verhoogde geprogrammeerde celdood (apoptose) van de betrokken witte bloedcellen plaatsvond. Deze effecten van vitamine D dragen bij aan een vermindering van ongewenste ontstekingsreacties zoals auto-immuunziekten. Karen M Spach, Laura B Pedersen, Faye E Nashold, Tsuyoshi Kayo, Brian S Yandell, Tomas A Prolla, and Colleen E Hayes. Gene expression analysis suggests that 1,25-dihydroxyvitamin D3 reverses experimental autoimmune encephalomyelitis by stimulating inflammatory cell apoptosis. Physiol. Genomics published 11 May 2004

Meer dan de helft van de postmenopausale vrouwen met botontkalking in Noord- Amerika heeft een tekort aan vitamine D

In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid 250hydroxy-vitamine D in het bloed van vrouwen die behandeld werden voor botontkalking. In totaal namen 1536 vrouwen deel aan deze studie. De gemiddelde leeftijd van de deelneemsters was 71 jaar. De resultaten van dit onderzoek zijn bijna schrikbarend.

Wanneer de grenswaarde voor een voldoende hoeveelheid vitamine D op 30 ng/ml werd gesteld bleek maar liefst 52% van de vrouwen een tekort aan vitamine D te hebben: 36% had een hoeveelheid van minder dan 25 ng/ml, en bij 18 van de vrouwen met een tekort werd zelfs een waarde van minder dan 20 ng/ml gevonden. Vrouwen die per dag minimaal 4000 IU vitamine D per dag innamen hadden een duidelijk lagere kans op het ontwikkelen van een vitamine D-tekort, maar deze hoeveelheid is zeker niet genoeg voor iedereen. Het grote aantal vrouwen met een tekort aan vitamine D onderstreept het belang van voorlichting aan artsen en patiënten over het belang van voldoende inname van vitamine D. Michael F. Holick, Ethel S. Siris, Neil Binkley, Mary K. Beard, Aliya Khan, Jennifer T. Katzer, Richard A. Petruschke, Erluo Chen, and Anne E. de Papp. Prevalence of Vitamin D Inadequacy among Postmenopausal North American Women Receiving Osteoporosis Therapy. J. Clin. Endocrinol. Metab. 2005; 90(6): p. 3215-3224

Lagere hoeveelheid vitamine D in het bloed van de moeder verhoogt de kans op preëclampsie

Hoewel eerdere studies al een mogelijk belangrijke rol voor vitamine D in het voorkomen van preëclampsie suggereerden is klinisch onderzoek tot nu toe niet uitgevoerd. Daarom is in deze studie gekeken naar de hoeveelheid vitamine D in het bloed van zwangere vrouwen en de kans op het optreden van preëclampsie. Tevens werd gekeken naar de hoeveelheid vitamine D in het bloed van de baby kort na de geboorte. Om na te gaan of er in de praktijk ook een relatie werd gevonden werd in het bloed van 55 vrouwen die in hun eerste zwangerschap preëclampsie kregen en 219 aanstaande moeders zonder preëclampsie. Hierbij bleek dat vrouwen die preëclampsie ontwikkelden een lagere vitamine D-spiegel in het bloed hadden dan de gezonde zwangeren (45.4 nmol/liter tegen 53.1 nmol/liter). Er was een duidelijk verband tussen de kans op preëclampsie en de vitamine D-spiegel: na correctie voor overige risicofactoren bleek een 5 nmol/liter lagere vitamine D-spiegel de kans op het ontwikkelen van preëclampsie ruim te verdubbelen. De onderzoekers raden aan om studies naar suppletie van vitamine D vroeg in de zwangerschap te verrichten om te proberen de kans op preëclampsie te verminderen.

Lisa M. Bodnar, Janet M. Catov, Hyagriv N. Simhan, Michael F. Holick, Robert W. Powers, and James M. Roberts. Maternal Vitamin D Deficiency Increases the Risk of Preeclampsia. J. Clin. Endocrinol. Metab. 2007; 92(9): p. 3517-3522

Lage hoeveelheid vitamine D in het bloed geeft een hogere kans op kanker bij mannen

Vitamine D heeft eigenschappen die het lichaam helpen beschermen tegen kanker, met name tegen kwaadaardige aandoeningen van het maag-darmkanaal. In deze studie is (in tegenstelling tot veel andere studies) niet gekeken naar de blootstelling aan UV-licht als bepalende factor voor de hoeveelheid vitamine D, maar is een model opgezet om deze waarde te schatten aan de hand van inname van vitamine D, huidpigmentatie, overgewicht, woonplaats en activiteit buitenshuis. De relatie tussen deze waarden en de 25-OH-vitamine D spiegel in het bloed werd bepaald bij meer dan 1900 onderzochte personen: de gevonden formule is toegepast op 47.800 mannen die deelnamen aan de Health Professionals Follow-Up Study. Van 1986 tot 2000 werden 4286 nieuwe gevallen van kanker gevonden in de onderzoeksgroep, waarbij gelokaliseerde prostaatkanker en huidkanker anders dan melanoom werden uitgesloten. In totaal overleden 2025 personen aan kanker. Uit de gevonden waarden bleek dat een stijging van de hoeveelheid 25-OH-vitamine D in het bloed gepaard ging met een 17% lagere kans op alle vormen van kanker, en een 29% lagere kans op overlijden hieraan. De kans op overlijden aan kanker van het maagdarmkanaal werd zelfs 45% lager. Lagere spiegels van vitamine D in het bloed gingen gepaard met een hogere kans op kanker en een hogere kans op overlijden hieraan. De hoeveelheid vitamine D die als supplement gegeven dient te worden om een stijging van 25 mmol/l te bereiken is minimaal 1500 IU vitamine D per dag en daarmee beduidend hoger dan de huidige aanbevolen inname.
Edward Giovannucci, Yan Liu, Eric B. Rimm, Bruce W. Hollis, Charles S. Fuchs, Meir J. Stampfer, and Walter C. Willett. Prospective Study of Predictors of Vitamin D Status and Cancer Incidence and Mortality in Men. J. Natl. Cancer Inst. 2006; 98(7): p. 451-459

Lage hoeveelheden vitamine D in het bloed gevonden ondanks ruime blootstelling aan zonlicht

Blootstelling van de huid aan UV-licht is noodzakelijk voor de productie van vitamine D. Een te lage blootstelling aan zonlicht wordt gezien als een belangrijke reden voor het optreden van tekorten aan deze belangrijke vitamine. Toch zijn er gevallen bekend van personen met een lage hoeveelheid vitamine D in het bloed ondanks een ruime zonblootstelling.

Eén van de mogelijke verklaringen hiervoor kan zijn dat de gebruikte test niet voldoende betrouwbaar was, waardoor onterecht een lage uitslag kon worden verkregen. Om na te gaan of andere methoden een andere uitslag zouden geven werd met behulp van HPLC (High Pressure Liquid Chromatography), een uiterst gevoelige bepalingsmethode, gekeken naar de hoeveelheid vitamine D in het bloed van 93 jonge proefpersonen (gemiddelde leeftijd 24 jaar). Allen woonden op het zonnige eiland Honolulu, gelegen op de 21e breedtegraad.
Zij rapporteerden een gemiddelde zonblootstelling van bijna 29 uur per week. De gemiddelde concentratie van vitamine D in het bloed was 31.6 ng/ml. Wanneer een waarde van minder dan 30 ng/ml werd gehanteerd als de ondergrens van normaal, had maar liefst 51% van de proefpersonen een tekort aan vitamine D ondanks de hoeveelheid zonlicht.
De hoogste concentratie die werd gevonden was 62 ng/ml.

De onderzoekers concluderen dat individuele variaties bestaan in de “gevoeligheid” voor UV-licht die ondanks voldoende zonlicht kunnen leiden tot het bestaan van tekorten aan vitamine D.

N. Binkley, R. Novotny, D. Krueger, T. Kawahara, Y. G. Daida, G. Lensmeyer, B. W. Hollis, and M. K. Drezner. Low Vitamin D Status Despite Abundant Sun Exposure. Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, doi:10.1210/jc.2006-2250. This version published online on April 10, 2007

Huidige aanbevelingen voor behandeling van vitamine D-gebrek bij volwassenen met taaislijmziekte onvoldoende: grote tekorten blijven bestaan bij aanbevolen doseringen.

Taaislijmziekte (cystic fibrosis) is een erfelijke aandoening, waarbij de uitscheiding van vocht naar de slijmvliezen is beperkt. Dit leidt niet alleen tot longproblemen, maar kan tevens de afgifte van spijsverteringsenzymen door de alvleesklier ernstig belemmeren. De gestoorde opname van o.a. vetten die hierbij optreedt, kan leiden tot een tekort aan vetoplosbare vitaminen, waaronder vitamine D. De huidige richtlijnen voor controle van de hoeveelheid vitamine D gaan uit van een minimale concentratie van 30 ng/ml vitamine D. Bij een tekort wordt eerst gedurende 2 maanden suppletie met een totale dosis van 400.000 IU vitamine D geadviseerd. Wanneer hierna nog steeds een tekort bestaat wordt een tweede kuur gegeven waarin gedurende twee maanden in totaal 800.000 IU vitamine D wordt toegediend. In dit onderzoek werd bij 134 personen met taaislijmziekte gekeken naar de hoeveelheid vitamine D in het bloed. Maar liefst 109 personen (81,3%) bleek een tekort aan vitamine D te hebben. Zij kregen allen de eerste behandeling: 66 personen maakten deze ook af. Bij slechts 5 van hen bleek het tekort opgeheven te zijn. Bij de 33 personen die de tweede kuur eveneens volbrachten bleek dat bij allen nog steeds een tekort bestond. De onderzoekers merken op dat deze richtlijnen, die niet eerder in de praktijk waren onderzocht, voor een grote groep CF-patiënten duidelijk onvoldoende is. Michael P. Boyle, Michelle L. Noschese, Sharon L. Watts, Marsha E. Davis, Shane E. Stenner, and Noah Lechtzin. Failure of High-Dose Ergocalciferol to Correct Vitamin D Deficiency in Adults with Cystic Fibrosis. Am. J. Respir. Crit. Care Med. 2005; 172(2): p. 212-217

Hogere vitamine D-spiegels laten een sterk beschermend effect tegen darmkanker zien

In een grote studie is bij 16818 deelnemers aan de Third National Health and Nutrition Examination Survey in de VS gekeken naar de hoeveelheid vitamine D (gemeten als 25-OH-vitamine D) in het bloed en de kans op het ontwikkelen van kanker. De deelnemers werden gevolgd vanaf 1988 tot 1994 (afhankelijk van het moment waarop zij aan de studie gingen deelnemen) tot 2000.

In totaal werden 536 gevallen van kanker geconstateerd. Er werd geen invloed op de totale sterfte aan kanker gevonden, onafhankelijk van andere factoren als geslacht, ras, leeftijd etc. De kans op darmkanker was echer 72% lager bij personen die meer dan 80 nmol /L vitamine D in het bloed hadden ten opzichte van personen die de laagste hoeveelheid (<50 nmol/L) in het bloed hadden.

D. Michal Freedman, Anne C. Looker, Shih-Chen Chang, and Barry I. Graubard. Prospective Study of Serum Vitamin D and Cancer Mortality in the United States. J Natl Cancer Inst, Oct 2007; 10.1093/jnci/djm204

Hogere inname van vitamine D gaat gepaard met een lagere kans op kwaadaardige tumoren van de alvleesklier

Van vitamine D is al langer bekend dat het in staat is om het ontstaan van kwaadaardige tumoren te remmen. Recent is ontdekt dat weefsel uit de alvleesklier (zowel gezond weefsel als kwaadaardig weefsel) in sterke mate het enzym 1-alfa-hydroxylase produceert.
Dit enzym zet het inactieve 25-hydroxy-vitamine D om in de actieve vorm, 1,25-dihydroxy-vitamine D.

In dit onderzoek is gekeken naar de inname van vitamine D, vitamine A en calcium en de kans op het ontwikkelen van alvleesklierkanker. De relatie werd onderzocht in twee groepen: de deelnemers aan de Health Professionals Follow-up Study (46.771 mannen, in 1986 tussen 40 en 75 jaar oud) en de deelnemers aan de Nurses' Health Study (75.427 vrouwen in de leeftijd van 38 tot 65 jaar in 1984).
De deelnemers werden gevolgd tot aan het jaar 2000. De personen werden ingedeeld aan de hand van de inname van vitamine D. De indeling was: inname van <150 IU per dag, 150-299 IU per dag, 300-449 IU per dag, 450-599 IU per dag en ¡Ý 600 IU per dag.

Ten opzichte van de groep met de laagste inname had de groep die 150-299 IU per dag aan vitamine D innam een 22% lagere kans om een pancreascarcinoom te ontwikkelen. De overige groepen hadden een 41-44% lagere kans op deze vorm van kanker. Na correctie voor de effecten van vitamine D werd geen effect gevonden van de inname van vitamine A of calcium. Referenties: Halcyon G. Skinner, Dominique S. Michaud, Edward Giovannucci, Walter C. Willett, Graham A. Colditz, and Charles S. Fuchs. Vitamin D Intake and the Risk for Pancre

Hogere inname van calcium en vitamine D vermindert de kans op premenstrueel syndroom (PMS)

Al eerder zijn studies gepubliceerd waarin beschreven werd dat de hoeveelheid calcium en vitamine D in het bloed van vrouwen met PMS lager is dan bij gezonde vrouwen. Ook is eerder beschreven dat extra inname van calcium de symptomen van PMS enigszins kan verminderen. De invloed van inname van deze voedingsstoffen op het ontstaan van PMS-klachten was echter niet eerder onderzocht.

In deze studie werd gekeken naar gezonde premenopausale vrouwen zonder PMS, die deelnamen aan de Nurses Cohort Study vanaf 1999. Vrouwen die in de loop van 10 jaar PMS-klachten ontwikkelden (1057 personen) werden vergeleken met 1968 vrouwen die geen PMS-klachten ontwikkeld hadden. De inname van calcium en vitamine D werd geschat aan de hand van een vragenlijst in 1991, 1995 en 1999.

Hieruit kwam naar voren dat de vrouwen met de hoogste inname van vitamine D (mediane inname 706 IU per dag) 41% minder kans hadden op het ontwikkelen van PMS dan vrouwen met de laagste inname (mediane inname 112 IU per dag). Ook voor calcium werd een dergelijk effect gevonden: vrouwen met de hoogste inname (mediane inname 1283 mg. per dag) hadden 30% minder kans op PMS in vergelijking met vrouwen met de laagste inname van calcium (mediane inname 529 mg. per dag). De onderzoekers concludeerden dat inname van extra calcium en vitamine D (eveneens in verband gebracht met een lagere kans op botontkalking en een aantal vormen van kanker) ook aan jongere vrouwen kan worden aanbevolen dan tot nu toe gebruikelijk is. Elizabeth R. Bertone-Johnson, ScD; Susan E. Hankinson, ScD; Adrianne Bendich, PhD; Susan R. Johnson, MD; Walter C. Willett, MD, DrPH; JoAnn E. Manson, MD, DrPH. Calcium and Vitamin D Intake and Risk of Incident Premenstrual Syndrome. Arch Intern Med. 2005;165:1246-1252.

Grote kans op tekort aan vitamine D bij personen die een niertransplantatie hebben ondergaan

Botproblemen, met name osteoporose, vormen een veel voorkomend probleem na een niertransplantatie. Omdat de nieren mede verantwoordelijk zijn voor de omzetting van vitamine D naar de actieve vorm is er veel onderzoek gedaan naar de hoeveelheid van deze actieve vorm (1,25-dihydroxy-cholecalciferol) in het bloed. Omdat de hoeveelheid van deze stof ook bij gezonde personen met een aangetoond tekort aan vitamine D vaak normaal is werd in dit onderzoek gekeken naar de voorloper van de actieve vorm, 25-hydroxy-vitamine D. De reden hiervoor is de nog maar korte tijd bekende omzetting van 25-hydroxy-vitamine D in 1,25-dihydroxy-vitamine D buiten de nier. Deze omzetting blijkt met name een grote rol te spelen bij regulatie van de celdeling (o.a. beschermend tegen prostaat- en darmkanker) en in het immuunsysteem (regulatie van ontstekingsreacties). Daarnaast dienen veel mensen na een niertransplantatie zonlicht te vermijden, wat de kans op een tekort aan vitamine D verhoogt. De hoeveelheid vitamine D in het bloed bij de personen die een niertransplantatie hadden ondergaan bleek slechts 50% te zijn van de hoeveelheid in het bloed van gezonde controlepersonen. De onderzoekers bevelen daarom suppletie met vitamine D aan voor iedereen die een niertransplantatie heeft ondergaan, om de kans op andere aandoeningen waaraan een tekort aan vitamine D bijdraagt te verminderen Kerstin Querings, Matthias Girndt, Jurgen Geisel, Thomas Georg, Wolfgang Tilgen, and Jorg Reichrath. 25-Hydroxyvitamin D deficiency in renal transplant recipients. J. Clin. Endocrinol. Metab. published 22 November 2005 10.1210/jc.2005-0547

Genetisch bepaalde variaties in de vitamine D-receptor beïnvloeden de kans op het ontstaan van astma en allergieën

De toenemende kennis van het DNA van de mens maakt het mogelijk om na te gaan of bepaalde genetische variaties vaker voorkomen bij mensen met bepaalde aandoeningen. Onderzoek naar genetische associaties met astma heeft tot nu toe 17 genetische variaties aangetoond die vaker bij astmapatiënten voorkomen. Tot de betrokken genen behoort ook het gen voor de vitamine D-receptor op chromosoom 12. Via deze vitamine D-receptor oefent vitamine D zijn effect op cellen uit. Vele cellen hebben een receptor voor vitamine D, waaronder de cellen van het immuunsysteem. Vitamine D heeft daardoor duidelijke effecten op het immuunsysteem, met name op de T-helper cellen. Verstoringen van de regulatie van de functie van T-helper cellen door variaties in de vitamine D-receptor zijn bijvoorbeeld gevonden bij de ziekte van Crohn en tuberculose. In deze studie vonden de onderzoekers in totaal zes varianten van de vitamine D-receptor in een Canadese familie waar bij veel leden astma voorkwam. Ook werden vier variaties gevonden die een duidelijke relatie hadden met atopische klachten (allergie, eczeem). Deze resultaten tonen aan dat genetische variaties in de vitamine D-receptor een risicofactor vormen voor het ontstaan van astma en allergische klachten. Audrey H. Poon, Catherine Laprise, Mathieu Lemire, Alexandre Montpetit, Donna Sinnett, Erwin Schurr and Thomas J. Hudson. Association of Vitamin D Receptor Genetic Variants with Susceptibility to Asthma and Atopy. American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine Vol 170. pp. 967-973, (2004)

Frequente tekorten aan vitamine D gevonden bij vrouwen met fibromyalgie

In deze studie werd bij veertig premenopausale vrouwen en 37 controlepersonen gekeken naar de botdichtheid. Tevens werd gekeken naar de hoeveelheid calcium, vitamine D, de enzymen alkalisch fosfatase en gamma-glutamyltransferase en bijschildklierhormoon in het bloed. Bij de vrouwen met fibromyalgie werden weinig aanwijzingen voor een verhoogd risico van botontkalking gevonden. De gemeten botdichtheid was alleen in de onderarm iets lager bij vrouwen met fibromyalgie. Wat wel opviel was dat zeventien van de 40 vrouwen een te lag gehalte aan vitamine D in het bloed hadden, tegen 7 vrouwen in de controlegroep. Bij drie fibromyalgiepatiënten was de hoeveelheid bijschildklierhormoon in het bloed verhoogd, wat duidt op een duidelijk functioneel vitamine D-gebrek. Voorkomen of opheffen van vitamine D-tekorten ka een belangrijk onderdeel vormen van de suppletie bij fibromyalgie. A. W. Al-Allaf, P. A. Mole, C. R. Paterson, and T. Pullar. Bone health in patients with fibromyalgia. Rheumatology Advance Access published June 16, 2003

Duidelijke invloed van vitamine D op de longfunctie

Er zijn vele factoren bekend die een invloed op de longfunctie hebben, zoals lengte, leeftijd, geslacht, roken en ras. Toch kunnen al deze variabelen niet alle verschillen in longfunctie verklaren. In dit onderzoek is nagegaan of er een relatie aan te tonen is tussen de hoeveelheid vitamine D (in de vorm van 25-hydroxy-cholecalciferol) in het bloed en de longfunctie.

Hiervoor werd gebruik gemaakt van de gegevens van de Third National Health and Nutrition Examination Survey, gehouden van 1988 tot 1994. Van 14.091 personen van 20 jaar, waarbij een longfunctietest was afgenomen en de hoeveelheid vitamine D in het bloed is bepaald, werden de gegevens onderzocht. Na correctie voor de overige bekende variabelen bleek er een duidelijke relatie te bestaan tussen vitamine D en de longfunctie.

De personen met de hoogste hoeveelheid vitamine D in het bloed (gemiddeld 85.7 nmol/l) hadden een hoger geforceerd expiratoir volume in één seconde (FEV1) en een hogere functionele capaciteit dan de groep met de laagste hoeveelheid vitamine D (gemiddeld 40.4 nmol/l). In dit onderzoek is niet gekeken naar de effecten van suppletie met vitamine D. Op basis van de hier genoemde gegevens lijkt dit echter wel degelijk aan te bevelen bij problemen als bijv. astma. De waarde voor vitamine D in de groep met het “laagste” gehalte is relatief nog hoog: in vele andere studies worden lagere waarden gevonden, ook bij jonge mensen. Peter N. Black and Robert Scragg. Relationship Between Serum 25-Hydroxyvitamin D and Pulmonary Function in the Third National Health and Nutrition Examination Survey. Chest. 2005; 128(6):3792-3798

Dragen afwijkingen in de stofwisseling van vitamine D bij aan het ontstaan van psoriasis?

Caspase-14 is een enzyme dat een belangrijke rol speelt bij de groei en rijping van hoorncellen in de huid. In de huid van personen met psoriasis is eerder een verminderde activiteit van caspase-14 gevonden, die gepaard ging met een versnelde deling en verminderde rijping van de hoorncellen (wat uiteindelijk leidt tot de bekende verschijnselen bij psoriasis). Gebruik van een crème met vitamine D3 leidde bij personen met psoriasis tot een toename van de hoeveelheid caspase-14 in de huid en een normalere deling van de hoorncellen. In deze studie is in gekweekte hoorncellen gekeken naar de effecten van de toediening van vitamine D3 op caspase-14. Toediening van de actieve vorm van vitamine D3, 1,25-dihydroxycholecalciferol, verhoogde inderdaad direct de hoeveelheid caspase-14, terwijl vitamine A-zuur (een chemische variant van vitamine A) de activiteit van dit enzym juist verminderde. Wanneer zowel vitamine D als vitamine A-zuur werden toegediend aan de celkweken werd het positieve effect van vitamine D zelfs teniet gedaan. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat een goede functie van caspase-14, die afhankelijk is van vitamine D, noodzakelijk is voor een normale deling van hoorncellen in de huid. Dit wijst er op dat tekorten aan vitamine D, of erfelijke varieties in de stofwisseling van vitamine D, een negatieve bijdrage kunnen leveren aan de klachten van psoriasis. Saskia Lippens*, Mark Kockx, Geertrui Denecker*, Michiel Knaapen, An Verheyen, Ruben Christiaen*, Erwin Tschachler, Peter Vandenabeele* and Wim Declercq* Vitamin D3 Induces Caspase-14 Expression in Psoriatic Lesions and Enhances Caspase-14 Processing in Organotypic Skin Culture. Am. J. Pathol., Sep 2004; 165: 833 - 841

De actieve vorm van vitamine D3 onderdrukt de activatie van macrofagen door interferon gamma

In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat vitamine D niet alleen belangrijk is voor het skelet en het calciumevenwicht in het lichaam, maar tevens een belangrijke rol speelt in de regulatie van het immuunsysteem. de actieve vorm van vitamine D, 1,25-dihydroxy-cholecalciferol, onderdrukt ontstekingsreacties zowel in vitro als in vivo. In dit onderzoek is gevonden dat vitamine D een specifiek effect heeft op geactiveerde macrofagen. Wanneer macrofagen via interferon-alfa worden gestimuleerd produceren zij zelf 1,25-dihydroxy-cholecalciferol, waardoor een negatieve feedback optreedt. Op deze wijze wordt het ontstekingsproces “in de hand gehouden”. Voldoende vitamine D in het lichaam lijkt daarmee een belangrijke factor te zijn in de regulatie van ontstekingsreacties. Dit nieuw ontdekte mechanisme biedt verdere inzichten in de wijze waarop vitamine D in het immuunsysteem actief is.
Laura Helming, Jens Bose, Jan Ehrchen, Stefanie Schiebe, Thomas Frahm, Robert Geffers, Michael Probst-Kepper, Rudi Balling, and Andreas Lengeling. 1{alpha},25-dihydroxyvitamin D3 is a potent suppressor of interferon-{gamma} mediated macrophage activation. Blood published 23 August 2005

Calcium en vitamine D stimuleren de genezing van fracturen in de bovenarm

Osteoporose (botontkalking) leidt tot een verhoogde kans op botbreuken. Een aantal soorten botbreuken komt vaak voor: de collesfractuur (pols), collumfractuur (gebroken heup_ en de subcapitale humerusfractuur (bovenarm). Deze breuken ontstaan vrijwel altijd na een val. De subcapitale humerusfractuur wordt behandeld met rust en een draagband, omdat immobilisatie niet mogelijk is. Deze fractuur leent zich daarom uitstekend om de invloed bam stoffen op de botgenezing te onderzoeken, zonder effecten van gips of andere immobilisaties. Dertig vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 78 jaar, die in het ziekenhuis kwamen met een subcapitale humerusfractuur en osteoporose, maar die geen medicijnen tegen botontkalking, calcium of vitamine D gebruikten, kregen 800 IU vitamine D3 en 1000 mg. calcium of een placebo. Na zes weken bleek dat de botvorming in de bovenarm duidelijk hoger was in de D3 + calciumgroep, wat duidt op een betere genezing van de breuk. Opvallend was dat bij 37% van de vrouwen aan het begin van het onderzoek een vitamine D-tekort aanwezig was. A. M. Doetsch, J. Faber, N. Lynnerup, I. Watjen, H. Bliddal, and B. Danneskiold-Samsoe. The Effect of Calcium and Vitamin D(3) Supplementation on the Healing of the Proximal Humerus Fracture: A Randomized Placebo-Controlled Study. Calcif Tissue Int, May 27, 2004

Botstofwisseling bij oudere vrouwen die een totale heupprothese nodig hebben: veel tekorten aan vitamine D gevonden

Bij ernstige artrose van het heupgewricht is het vervangen van de heup door een totale heupprothese vaak de beste oplossing. In het verleden werd vaak aangenomen dat oudere vrouwen die in verband met artrose een heupprothese kregen minder botontkalking hadden.
Tot een recent onderzoek aantoonde dat ook deze groep vaak osteoporose en een tekort aan vitamine D had.

Bij het plaatsen van een heupprothese kan een tekort aan vitamine D de genezing van het botweefsel vertragen en de kans op complicaties in de vorm van loszitten of loslaten van de prothese door botveranderingen vergroten. In deze studie is gekeken naar het voorkomen van tekorten aan vitamine D bij dertig oudere vrouwen (gemiddelde leeftijd 74 jaar) die i.v.m. artrose een heupprothese kregen. Bij 6 patiënten (20%) werd een lage vitamine D-spiegel gevonden, en bij 18 personen (60%) bleek er zelfs sprake van een ernstig tekort. Bij in totaal 6 vrouwen was er sprake van hyperparathyreoïdie als gevolg van een tekort aan vitamine D.

Deze kleine studie toont aan dat bij een meerderheid van de oudere vrouwen die een heupplastiek ondergaan, botstofwisselingsstoornissen bestaan op basis van een tekort aan vitamine D die de genezing bemoeilijken en de kans op falen van de ingreep verhogen.

Referenties: P. Sirtori, C. Sosio, and G. Fraschini. Bone mineral metabolism in elderly women with osteoarthritis undergoing total hip arthroplasty. J Bone Joint Surg Br Proceedings, Oct 2006; 88-B: 424.

Veel tekorten aan vitamine D bij personen met SLE

Bij de autoimmuunziekte SLE kunnen om verschillende redenen ernstige tekorten aan vitamine D ontstaan. In de eerste plaats moeten patiënten met SLE de huid bedekken en zonblootstelling vermijden, omdat UV-licht tot ontsteking van de huid kan leiden. Daarnaast is bekend dat het gebruik van bepaalde medicijnen (hoge dosering corticosteroïden, hydroxychloroquine) de stofwisseling van vitamine D kunnen belemmeren.

In deze studie is gekeken naar de hoeveelheid vitamine D (als 25-OH-vitamine D) in het bloed van personen met SLE, evenals de hoeveelheid bijschildklierhormoon (PTH). Een stijging van PTH betekent een te snelle functie van de bijschildklieren ten gevolge van een tekort aan vitamine D (secundaire hyperparathyreoïdie). Maar liefts 81.9% van de deelnemers had een tekort aan vitamine D (gedefinieerd als 25-OH-vitamine D < 75 nmol/l), en 38% had een secundaire hyperparathyreoïdie. Het gebruik van hydroxychloroquine kan hier mede aan hebben bijgedragen.

De onderzoekers concluderen dat tekorten aan vitamine D, in tegenstelling tot eerdere onderzoeken, frequent voorkomen bij personen met SLE

V. Torrente Segarra and J. Carbonell Abello. 25-OH VITAMIN D INSUFFICENCY AND SECONDARY HYPERPARATHIROIDISM IN SYSTEMIC LUPUS ERITHEMATOSUS. Ann Rheum Dis. 2007; 66(Suppl_2): p. 485-a

Tekort aan vitamine D gaat gepaard met een lagere verbetering van het dagelijks functioneren na totale heup- of knieprothese

In deze Nederlandse studie is gekeken naar de hoeveelheid vitamine D (gemeten als 25-OH-vitamine D) in het serum en verbetering na het plaatsen van een totale heup- of knieprothese. In totaal namen 161 personen deel aan deze studie, met een gemiddelde leeftijd van ongeveer 70 jaar. Voor de operatie werd de hoeveelheid vitamine D in het serum bepaald. Deelnemers werden ingedeeld aan de hand van de uitslag: ernstig deficiënt (< 12.5 nmol/l), deficiënt (12.5-25 nmol/l), onvoldoende (25-50 nmol/l) en geen tekort (> 50 nmol/l). Een visuele schaal voor pijn en algeheel welbevinden en een vragenlijst werden gebruikt om het niveau van het dagelijks functioneren vast te stellen voor en 4 maanden na de operatie.

Uit de analyse van de gegevens bleek dat lagere concentraties vitamine D in het serum voor de operatie gepaard ging met een lager niveau van functioneren voor de operatie, en met een lagere score voor algeheel welbevinden (visuele schaal) na de ingreep. Personen met een ernstig tekort vertoonden zelfs een vermindering van dit niveau. Ook was de verbetering van de pijnscore hoger bij personen zonder tekort aan vitamine D. Opvallend was dat slechts 10% van de deelnemers een serumspiegel van meer dan 50 nmol/l vitamine D had.

De onderzoekers raden aan om bij mensen die een totale heup- of knieprothese ontvangen voor de ingreep de hoeveelheid vitamine D te bepalen

S. Vreugdenhil, M. Huisman, J.M.W. Hazes, H. van Paassen, and E.M. Colin. SEVERE VITAMIN D DEFICIENCY IN OSTEOARTHRITIC PATIENTS IS ASSOCIATED WITH LESS IMPROVEMENT IN DAILY FUNCTIONING AFTER TOTAL KNEE AND HIP ARTHROPLASTY. Ann Rheum Dis. 2007; 66(Suppl_2): p. 60

Nieuwe functie van vitamine D ontdekt: noodzakelijk voor een goede barrièrefunctie van het darmslijmvlies

Er zijn in de afgelopen tijd aanwijzingen gevonden dat een tekort aan vitamine D kan leiden tot een hogere kans op inflammatoire darmaandoeningen als de ziekte van Crohn. Om dit effect te verduidelijken werd bij muizen een ontsteking van de darm opgewekt. Een gedeelte van de muizen miste het gen voor de vitamine D-receptor.

Daar waar de normale muizen vrijwel geen klachten ontwikkelden kregen de muizen zonder vitamine D-receptor ernstige ontstekingsverschijnselen van de darm. Nader onderzoek liet zien dat deze dieren een uitgebreide ontsteking van het darmslijmvlies en een gestoorde genezing hiervan vertoonden. De “tight junction” eiwitten die de slijmvliescellen nauw met elkaar verbinden werden meer gevormd wanneer vitamine D aan gekweekte slijmvliescellen werden toegevoegd. Ook werd de migratie van slijmvliescellen (noodzakelijk voor genezing van een beschadigd slijmvlies) bevorderd door vitamine D.

De onderzoekers concludeerden dat een tekort aan vitamine D kan leiden tot een hogere gevoeligheid voor het optreden van darmontstekingen en een gestoorde genezing van het slijmvlies bij beschadiging.

Juan Kong, Zhongyi Zhang, Mark W Musch, Gang Ning, Jun Sun, John Hart, Marc Bissonnette, and Yan Chun Li. Novel Role of the Vitamin D Receptor in Maintaining the Integrity of the Intestinal Mucosal Barrier. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol, Oct 2007; 10.1152/ajpgi.00398.2007

/

Vitamine E versterkt de positieve effecten van visolie bij konijnen met een hoog vet / cholesteroldieet.

Wanneer konijnen een dieet krijgen met een een hoog gehalte aan vetten en cholesterol ontwikkelen zij sneller atherosclerose (slagadervernauwing) dan wanneer een standaard-dieet wordt gegeven. Dit zogenaamde “atherogene” dieet veroorzaakt een stijging van het gehalte aan peroxides (schadelijke, geoxideerde vetzuren) en vetten in het bloed, en verlaagt de hoeveelheid glutathion (een van de belangrijkste antioxidanten in het lichaam) en de enzymen die deze antioxidant verwerken (glutathion reductase, glutathion peroxidase en catalase). Wanneer konijnen naast dit dieet visolie toegediend kregen verminderde het ontstaan van atherosclerose, en verhoogde de spiegels van glutathion, glutathion reductase en glutathion peroxidase. Echter, het plasmagehalte van de schadelijke lipidperoxiden steeg, wat verklaard kan worden door de extreme oxidatiegevoeligheid van zeer meervoudig onverzadige vetzuren als EPA en DHA uit visolie. Wanneer echter naast visolie ook vitamine E gegeven werd daalde het gehalte aan lipidperoxiden, en steeg de activiteit van glutathion peroxidase verder. Het belang van het gebruik van voldoende vitamine E naast visolie wordt hiermee onderstreept. In verband met de onderlinge versterking van de positieve werking en de bescherming tegen de vorming van lipidperoxiden dient visolie niet zonder extra vitamine E gebruikt te worden. HC Hsu, YT Lee, and MF Chen. Effects of fish oil and vitamin E on the antioxidant defense system in diet-induced hypercholesterolemic rabbits. Prostaglandins Other Lipid Mediat, September 1, 2001; 66(2): 99-108.

Vitamine E vermindert productie van cyclo-oxygenase in gliacellen: bescherming van zenuwweefsel.

Het enzym cyclo-oxygenase, o.a. verantwoordelijk voor de productie van het ontstekingsbevorderende prostaglandine E2, speelt een belangrijke rol in het verloop van ontstekingsreacties na weefselbeschadiging. Toevoeging van vitamine E (alfa-tocoferol) aan gekweekte gliacellen van muizen resulteerde in een duidelijk lagere productie van cyclo-oxygenase na het stimuleren van een ontstekingsreactie. Verder onderzoek liet zien dat een remming van het enzym proteïne fosfatase 2A verantwoordelijk lijkt te zijn voor deze vermindering van cyclo-oxygenaseproductie. De onderzoekers concludeerden dat alfa-tocoferol de hersenen kan beschermen tegen weefselbeschadiging door acute en chronische ontstekingsreacties. Egger T, Schuligoi R, Wintersperger A, Amann R, Malle E, Sattler W. Vitamin E (alphaTocopherol) attenuates cyclooxygenase-2 transcription and synthesis in immortalized murine BV-2 microglia. Biochem J 2002 Nov 13

Vitamine E beschermt tegen zenuwbeschadiging door chemotherapie

Toepassing van chemotherapie kan tot een aantal bijwerkingen leiden. Eén van deze bijwerkingen is beschadiging van zenuwen, neuropathie genaamd. De klachten die bij neuropathie optreden zijn met name gevoelsstoornissen en prikkelingen. In dit onderzoek is onder 31 vrouwen die behandeld werden met cisplatin, paclitaxel of een combinatie van beide geneesmiddelen gekeken of inname van vitamine E als supplement (600 mg per dag) de kans op deze bijwerking verminderde. Zestien vrouwen gebruikten gedurende de chemotherapie en 3 maanden daarna vitamine E, 15 vrouwen vormden de controlegroep. Aan het eind van de studie bleek dat bij 25% van de vrouwen die vitamine E gebruikt hadden neuropathie te zijn opgetreden. In de controlegroep was dit maar liefst 73%. Dit betekent dat de kans om neuropathie te ontwikkelen in de vitamine E-groep 66% kleiner was dan in de controlegroep. Vitamine E kan een belangrijk hulpmiddel zijn om deze invaliderende bijwerking van chemotherapie te voorkomen.  A. Argyriou, E. Chroni, A. Koutras, J. Ellul, S. Papapetropoulos, G. Katsoulas, G. Iconomou, and H. P. Kalofonos. Vitamin E for prophylaxis against chemotherapy-induced neuropathy: A randomized controlled trial. Neurology. 2005; 64(1): p. 26-31

Nieuw mechanisme ontdekt voor de preventieve en therapeutische effecten van vitamine E op prostaatkanker

Insulin-like growth factor binding protein-3 (IGFBP-3) is een eiwit waarvan bekend is dat het de groei van prostaatkankercellen remt en apoptose (geprogrammeerde celdood) bevordert. Het is al langer bekend dat d-alfa-tocoferol (vitamine E) ook de celgroei remt en apoptose bevordert. Het onderliggende mechanisme is echter niet bekend.

Toediening van vitamine E succinaat aan prostaatkankercellen leidde tot een verhoging van mRNA voor IGFBP-3 en van de concentratie van dit eiwit zelf. Dit leidde tot een vermindering van celtoename en een toename van apoptose. Wanneer het effect op IGFBP-3 werd geblokkeerd nam het beschermende effect van vitamine E duidelijk af.

De effecten van vitamine E op prostaatkankercellen zijn op zijn minst gedeeltelijk te verklaren door de effecten op IGFBP-3.

Yi Yin, Jing Ni, Ming Chen, Matthew A. DiMaggio, Yinglu Guo, and Shuyuan Yeh. The Therapeutic and Preventive Effect of RRR--Vitamin E Succinate on Prostate Cancer via Induction of Insulin-Like Growth Factor Binding Protein-3. Clin. Cancer Res., Apr 2007; 13: 2271 – 2280